raïIscH~BlöI».
Algemeen
Advertentie-
DOADERDAG
Nieuws-
Landbouwblad.
25 FEBRUARI.
m mi.
Ao 1886.
30ste
Jaargang.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertcntiën in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Onderwijs.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
brengen ter kennis van de ingezetenen
1. dat het toelaten van nieuwe leerlingen,
op de openbare lagere sehool aldaar, zal geschie
den op den eersten Mei a. s.. en alsdan
kunnen worden toegelaten de kinderen
geboren in het jaar 1880
3. dat verzoeken om kosteloos onderwijs voor
de nieuwe leerlingen, moeten worden gedaan
ter gemeentesecretarie, mede vóór 15
Maart e. k.;
4. dat de ouders die verzuimen bedoelde
kennisgeving en verzoek vóór 15 Maart
e. k. te doen, er hunne kinderen aan blootstellen,
dat deze met 1 Mei a. s. niet ter schole
kunnen worden toegelaten, wegens het ontbre
ken van de noodige schoolbanken, welke bij
het toenemen van het aantal scholieren moeten
«eiieii,
van A. Lütetsburg.
J. WIIVK.EL,
TE SCHAGEN,
Laan, Wijk D, No. 5.
worden bijgemaakt.
Schagen, den 19en Februari 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
»Een nationale Feestdag
is het opschrift van een artikel, yan het Utrecht-
sche Prov. en Sted. Dagbl. waarvan het
tweede gedeelte voorkomt in het no. van Zon
dag 21 Februari 1 hetwelk men ons ter
kennismaking toezond.
In dat art. doet de Redactie van het Utreoht-
sche Dagblad aan geheel het Nederlandsche
Volk het voorstel om den geboortedag van
H. K. H. prinses Wilhehnina der Nederlanden,
31 Aug., te wijden tot een algemeenen nati-
onalen feestdag.
Als volbloed Oranje-gezind onderschrijven
wij dan ook met warmte de door den grijzen
dichter Nicolaas Beets, daarneder geschreven
dichtregelen
i/ „Oranje boven blijft de kreet,
In nood en dood, in lief en leed
Geen andre ga daar boven,
Dan waar wij God mee loven."
en juichen dan ook ten zeerste bovenbedoeld
Prijs per jaar f 3.-Franco per post f 3.GO
Aizonderlijke nummers f 0.05.
1
plan toe.
Gelijk een ieder zich zeker wel zal herin
neren, zijn er in het verstreken jaar ook reeds
pogingen gedaan om dien 31 Augustus tot
eenen nationalen feestdag te maken, en is
ook op verscheidene plaatsen in ons land die
dag op feestelijke wijze herdacht. Doch het
moet niet een feest zijn voor enkele, maar
voor alle plaatsen in ons Land, groot en
klein.
Al hebben wij ook in het publieke leven
verschillende menigen en staan wij, zonen
van hetzelfde Vaderland, in de verdediging
dier inzichten, ook dikwijls tegen elkander
in de verknochtheid aan ons geliefd
Oranje Iluis en in het geven van bewijzen
daarvan, kunnen en willen wij immers samen
gaan en willen wij niet voor elkander achter
blijven. En dat kunnen wij gerustelijk doen
zonder aan onze beginselen ontrouw te zijn.
De band die Oranje en Nederland zoo nauw
te zamen bindt en welke door de geschiede
nis van zoovele eeuwen gewettigd en gebie
dend is, zal voorzeker versterkt worden wan
neer wij onze nationale feestdagen in eere
houden.
Terecht zegt, dunkt ons, dienaangaande de
Red. v. h. IJ. D. nog dat ,/zulk een feest,
jaarlijks te zamen gevierd, ons nader tot el
EINDE.
s«ha«eii
Ingezonden stukken één dag vroeger.
2. dat de ouders, die hunne kinderen wenschen
toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der
School, den Heer Kloeke, kennis moeten geven,
vóór 15 Maart e. k., met overlegging van
geboorte- en vaccinebewijzen der nieuwe leer
lingen;
12.)
Fentje Anna en Willem begaven zich haastig
huiswaarts, zonder een woord te spreken. Zij hadden
elkander niets te zeggen, het was alles bepaald en
afgedaan en do een wilde voor den ander niet aan
het besluit tornen, dat vrijwillig genomen was.
Fentje Anna schreed voorwaarts, maar het was
haar, als zouden hare voeten haar elk oogenblik den
dienst ontzeggen. Zij wilde zich niet zwak toonen en
toch was zij het zoo zeer, dat zij na een uur gaans
bijna niet meer kon. Maar zij zag in de verte het
licht van haar huis en dat gaf haar nieuwe kracht.
„Gij kunt niet meer,4 zeide Willem eindelijk. „Kom
.ik zal u ondersteunen. Gij ziet er bovendien niet goed
uit on het leven bij Hilkewine heeft u geen goed
gedaan."
Zij antwoordde niets, maar zij nam zijn arm on do
hare beefde niet.
Zij jringen zoo verder tot aan huis. Voor do deur
bloef Willem staan.
„Wilt gij niot binnenkomen vroeg zij verwonderd.
„Neen, ik dank u. Ik heb in Emden in het hee»
ronlogement logies besteld. Maar morgen kom ik nog
eens hier. De zaak met do scheiding gaat niet zoo
gemakkelijk, als wij ons verbeeld hebben, en en
zoolang moot ik voor u zorgen. Maar hier kunt
gij niot blijven, want morgen komt de nieuwe eige
naar. Gij weet toch, dat moei Hilkewine haar
vermogen vormaakt heeft aan een vriend uit haar
jeugd
„De menschen zeggen het," antwoordde zij zacht.
rGij kunt mode binnengaan, dan behoeft gij morgen
niet torug te komen, en ik heb het liever, dan
verneem ik maar dadelijk, wat ervan worden moet."
„Zijt gij niot to vermoeid?"
„O, niet zoo erg."
Hjj trad binnen. Zij gingen samen naar do keuken,
waar eon heldor vuur op den haard brandde. Do meid
bad de tafol gedekt.
«Daar, gaat zitten," zeido Fontjo Anna, torwjjl zij
voor hem do leuningstoel dichter bij hot vuur trok.
„llobt gij eigenlijk wel eens overlegd, waarheen
fiij «u zult gaan vrpeg Willem, nadat ook zjj had
0 UI! AIV T.
UITGEVER:
plaats genomen.
„Neen, ik dacht niet, dat ik zoo spoedig van hier
voort zou moeten gaan.4
„Gij zoudt wel naar Imko Maijer kunnen gaan,
bad ik gedacht. Dat zij tsd mij een verre bloedverwauto
is, dat zal voor u toch zoker geon belotsel zijn, want
zij woot van mij zoo goed als niets; ik heb haar
eenmaal in mijn leven gezien. Ik heb nauwkeurig
uitgerekend, hoeveel mij toekomt van uw erfdeel,
en ik denk dat gij mij wel zoover zult kennen, dat ik
niet meer neem, dan hetgeen mij toekomt. Die zaak
laat zich regelen. Schrijver's plaats zal wel is waar
niet zoo groot blijven als ik mijn plaats op den
Buitendijk weder in orde breng, maar gij zult genoeg
overhouden om te leven, en ik ook. Eon weinig
hypotheekschuld zult gij wel hebben maar, wat
hindert dat. Of er komt nog een man voor u, die een
weinigje geld heeft, of gij kont mij goed genoeg, om
to weten, dat ik ten allen tijde u met raad en daad
zal bijstaan, zoodra gij dit van mij verlangt. Ik meen
evenwel, Fentje Anna," en zijne stem, die tot nu
hard en streng had geklonken, kreeg eensklaps
een zachtere klank, „dat wjj ook tenminste vrienden
kunnen blijvon. Yader Schrijver heeft zich vergist,
toen hij meende, dat wij voor elkander passen, en
het met elkander heelon zonden, maar daarom behoeven
wij toch niot als vijanden tegenover elkander te staan.
Ziedaar, sla nu toe !4
Ilij stak haar zijn breedc hand toe, in verwachting,
dat zij zou toeslaan. Maar zjj zat daar, als uit
steen gehouwen; elke druppel bloed was uit baar
gelaat geweken. De slag was te zwaar. Nu oerst
gevoelde zij, dat zelfs in de bitterste uren van den
laatstcn tijd, het goloof aan zijne liefde haar had
staande gehouden, dat zjj zich had vastgeklemd aan
een onbestemde hoop, die nu eveuwel onbarmhartig
baar werd ontnomen. Wanneer hij ook nog maar
één vonkje in zich gehad had van do liefde, die in
haar hart voor hem bestond, hjj zou niet aldus
gesproken hebben.
Toon hij echter zag, dat zij zich van hem afwendde,
toon ovormeestorde hem do toorn. Zij wilde dus niet
eens zjjn vriendschap! Wat had hij toch gedaan, dat
hij haar zulk een afkeer inboozemde?
„Gij wilt niet Uw hart is gevoelloozor, dan ik
dacht", voegde hij haar too. „Nu, mijnentwege, ga uw
wog. Ik donk, dat gij nog eenmaal dit uur, gelijk
zoovele anderen in uw loven, bitter zult berouwen.
Goedon nacht
Reeds was hij bij de deur, roods had hij ziju hand
op de kliuk geiegd.
Advertentiën Van één tot vijf regels ƒ0.75
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
„Willemriop zij op angstigeu toon uit. „Ga niet
in toorn van mijIk wil het immers beproeven, ik
meende alleen, dat het moeielijk zou zijn
Snikken verstikte haar stem.
Willem [stond stil, aarzelend, verbaasd. Wat was
dat Die stem
Hij ging weder naar Fentje Anna toe, hij zag haar
vragend aan. Zij kwam hem nu zoo geheel andors voor.
„Gij doet mij in de ziel leed Fentje Anna. Ik ga
niet in toorn van u. Maar gij behoeft niet to beproe
ven, mij vriendschap te bewijzen, wanneer gij die
niet voor mij gevoelt, Kom, ween nietIk kan het
niet hebben, dat gij mij zoo aanziet. Hoe hebt gij
toch altijd zoo slecht van mij kunnen donken, terwijl
ik niets dan zorg voor u heb gehad, zoover ik mij hor-
inneron kan. Wanneer het u zoo zwaar valt mij een
vriendelijk woord to gunnen, nu, laat het dan zoo
blijven."
Hij had hare Lauden gegrepen en trok die van
haar bleek, betraand gelaat. Bij zijne wcorden dio
zoo eerlijk, zoo waar on oprecht klonken, kromp zij
ineen.
„Willem, dat meocdo ik niet," stamelde zij. „Ik,
ik o, mijn God, hoe zal ik het uitdrukken Ik
kan toch niet bevriend met u zijn en u lief
hebben."
De sterke man, die nooit in den storm des levens
had gesidderd, die ongeschokt bleef, toen al het geluk
wat hij van de wereld verlangd hadt, hem den rug
toekeerde, gevoelde zich nu koortsachtig. Iiij zag op
tot do jongo vrouw, die hij zoo vurig had liefgehad,
dio hij nog lief hud en wier liefde hjj nu won,
in bet oogeubllik dat hij haar voor altijd meende to
verliezen.
„Fentje Anna, is het waar, hebt gij mij lief
vroeg hij ernstig. „Het was hard, u to laten gaan,
maar het zou harder zijn, wanneer gij mjj uit mede
lijden of om welke andere reden ook, hoop gaaf'tdio
niet to vervullen zou zijn."
„Willem, ik weet niet of gij mij nog lief kunt
hebben," antwoordde zij snikkend. „Maar ik bid u,
beproef het met mij. Ik kan mij huigen, ik wil het
altijd doen, maar laat mjj niet vergaan."
Don volgenden dag koevdo Fentje Anna met haar
echtgenoot Vaar Schrijver's plaats terug, om daar
mede alle geruchten te verstrooien, die in don
laatsten tijd in omloop waren gekomen. Men zag
hot immers, hoe lief zij Willem had, waut hot was
hom toch golukt, hare liefde te winnen.