A L G E M E E X
Advertentie-
IV i e r \v s-
OPROEPING
ZONDAG
LA N D 55 O W BLA I>.
J. WINKEL,
Nationale Militie.
Ao 1SS6.
30 ste Ja argan».
TE SCHAGEN,
Laan, Wijk D, No. 5.
Prijs per jaar 3.-—. Franco per post 3,6.0
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Gemeente Scha gen»
Bekendmakingen.
Onderwijs.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
brengen ter kennis van de ingezetenen:
1. dat het toelaten van nieuwe leerlingen,
op de openbare lagere school aldaar, zal geschie
den op dbn eersten Mei a. s.. en alsdan
kunnen worden toegelaten de kinderen
geboren in het jaar 1880
2. dat de ouders, die hunne kinderen wenschen
toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der
School, den Heer Kloeke, kennis moeten geven,
v ór 15 Maart e. k., met overlegging van
geboorte- en vaccinebewijzen der nieuwe leer
lingen
3. dat verzoeken om kosteloos onderwijs voor
de nieuwe leerlingen, moeten worden gedaan
ter gemeentesecretarie, mede vóór 15
Maart e. k.;
4. dat de ouders die verzuimen bedoelde
kennisgeving en verzoek vóór 15 Maart
De Groote Speculatie.
1.)
I.
e. k. te doen, er hunne kinderen aan blootstellen,
dat deze met 1 Mei a. s. niet ter schole
kunnen worden toegelaten, wegens het ontbre
ken van de noodige schoolbanken, welke hij
het toenemen van het aantal scholieren moeten
worden bijgemaakt.
Schagen, den 19en Februari 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd;
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
eerste
van. dea Militieraad.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Gezien art. 86, 87 en 88 der wet op de
Nationale Militie.
Gelet op eeue Missive van den Heer Militie
Commissaris in liet 3de district van Noord
Holland
Brengen ter kennis van de belanghebbenden t
Dat de eerste zitting van den Militieraad zal
worden gehouden ten Raadhuize te Alkmaar,,
op Dinsdag den 9den Maart eerstkomende, dea
morgens ten 11 ure..
Dat voor den Militieraad moet verschijnen
lo, de vrijwilliger voor de Militie;
2o. de lotoling die vrijstelling verlangt wegena
ziekelijke gesteldheid of gebreken of gemis vau
de gevorderde lengte;
3o. Hij die voor een loteling als plaatsver
vanger of nummervervvisselaar verlangt op to
treden.
Schagen, den 26en Februari 1886.
Burgemeester en Wethouders voornoemd»
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS,
Wordt Vervolgd,
SCIIAGEIt
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentiën in het
eerstuilkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
UITGEVER
0 li It t V T.
Advertentiën van één tot vijf regels ƒ0.75
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wof
den naar plaatsruimte berekend.
Novelle van KARL BECK
Op een nevolachtigen wintermorgen zat in het Caf<?
to Berlijn, een jong man in gepeins verzonken, ter
wijl een tevreden lachje om zijne lippen speelde.
De kaplaarzen, de nauwsluitendo broek, evenals de
grijze jas van duffel, rijk voorzien van grooto zakken,
dedon op het eerste gezicht den plattelandsbewoner
herkennen. Het uiterlijk voorkomen van den jongen
man was zeer innemend, zijn gestalte forsch en
regelmatig, zijn gelaat edel en schoon, kortom, hij
was een knap jougmensch, met oen frisch, blozend
gelaat.
Met welgevallen had hij zijn glas wijn gedronken
en zat nu in diep nadenken verzonken. Werktuigelijk
greep hij naar het ledige glas. Ja zoo I" mom
pelde hij in zich zeiven, zijne vergissing bemerkende»
en maakte zich nn gereed zijn gelag te betalen.
Van dit oogenblik maakte een andere gast, een
bejaard heer, die reeds een paar malen beproefd had
de aandacht van den jongen man tot zich to trokken,
gebruik, om met hem een gesprek aan te knoopon.
Spoedig was hij met zijn nog tamelijk gevulde flesch
bij de hand; hij vulde hot leJige glas van den
landman en zeide met vriendelijk gelaat„Sta mij
toe, dat ik u nog een glas wijn aanbieddo wijn
is goed, een echt merkje!"
„Gij zjjt wel goed
De oogen van dien ouden hoer straaldon van
blijdi-chap. dat het hem eindelijk gelukt was, zijn
doel te bereiken. Vertrouwelijk kwam hij naast den
jongen man zitten, en de hand op diens schoudor
leggende, zcide hjj.
„Ik heb u reeds een geruime poos gadegeslagen,
omdat ik gaarne met u eens gepraat had. Bij een
goed glas wijn is een aangenaam onderhoud niet te
versmaden, Maar gij waart zoo zeer in uwe gedach
ten verdiept, dat ik u niet wilde storen. Uwo
gedachten schenen van zeer aangonamen aard te zijn,
tenminste gedurig zweefdo er een glimlach om uwo
lippen. Gij hebt zeker goede zaken gemaakt? Ja,ja,
hot graan is tegenwoordig hoog in prijs. Niet waar
gij zijt landbouwer? Mon kan liet zion aan uw gezond
voorkomen. Wij arme stadskinderen zion er daaron-
tegen beklagenswaardig uit. Zelfs onze jongoliodon
hebben niets jeugdigs over zicb; het is, alsof zij reeds
oud en grijs tor werold kwamen. Daarom is hot mijn
vurigsto wensch, mij eenmaal op het platteland te
kunnen terugtrekken, natuurlijk op mijn eigen grond
Ik zou slechts eon klein buiten verlangen, mijn
wenschen zjjn boscheiden. Woot gij zoo'n buitenplaatsjo,
zoo recht romantisch, ergens iu Bileziö of in hot
Ilarz-gebergto. Wol is waar ontbroken daar
do watorpartijon, en geen uitzicht is boeiend, zouder
water. Ach, ik houd zoo bjjzoador vau boeiend o
voor de
uitzichten 1 Daarom zou ik ten slotte toch wel een
buitentje aan de Oostzoe zoeken. Daar zou mon dan,
wanneer men gelukkig is, nog barnsteen kunnen vinden?
Ja, wanneer het geluk maar mee is 1"
Bij deze laatste woorden, dio hij op oen melancho-
lischen toon uitsprak, werd eensklaps de woordenstroom
van den praatgragen heer gestaakt. Met terneder-
goslagcn oogen greep hij naar zijn glas, en nam oen
tong. Toen zuchtte hij zwaar eu keek zijn buurman
weemoedig aan.
Deze zeide: „het is waar, men moet het geluk op
zijne zijde hebben, anders brengt mon het niet ver
in de wereld! Dat weet ik het bosto!"
„Wat? Klaagt gij ook al? Nu, wanneer vrouw
Fortuna ook u niet toelacht, dan moet zij al eeno
bijzondere slechte smaak bobben. Ja, die loopt, even
als alle andere vrouwen, diegenon na, die zich het
minst om haar bekommeren.4
„Er zou wel een wonder gebeuren," antwoordde de
jonge man, „wanneer ik het geluk moest ontmooton.
Voor'shands evenwel moot ik blijde zijn, dat ik
hondord en twintig gulden inkomen, en vrije woning
heb."
„Hondord en twintig gulden In do drie maanden
Nu, op het land kan dat wel."
„O, waar denkt gij aan," viol do ceconoom hem
in de rede, „niet per drie maanden maar in de
twaalf maanden 1 Dat is juist voldoende voor
kleeding en tabak; komt mon nu eens in do stad,
eu wil men eene flesck wijn drinken, dan moet men
al zes weken vooruit iets overgaren. „Neen mijnheer,
hot is bijna geen leven, wanneer mon zoo afhankelijk
is, eu nauwelijks het noodzakelijkste kan bekomen.
Dan smaakt hot brood bitter."
„Ja, ja, gij hebt wel gelijk; maar laten wij nog
een glaasje nemen. August, geef spoedig nog een
flesch van dit merk
Hij schonk in. Do jongo man liet zich niot bijzon-
dor lang noodon. Do wijn deed zijne uitwerking, en
de knappe buitenman werd spraakzaam.
Ziet gij, waarde heer," begon hij, „het is op het
land zeer gonoegelijk, wanneer men zijn eigon meestor
is en hetgeon men van de goedo moeder aarde wint,
het zijne kan noemen. Maar dienen om het dagolijksch
brood te verdionon, zich to moeten laten hovolon, door
iemand dio hc-t waarachtig niet boter verstaat, dan ik
zelf, van iemand wiens grootvader misschien
doch noen, laten wij niet onrechtvaardig zijn en
morren, het wordt immers daardoor toch niet
anders."
„Noen, neen, vertol maar verderHot zwaar
boladen gomoed wil zich wel eens in woorden ont
lasten. Spreek vrij uit, het verheugt mij, dat ook gjj
niet tovrodon zijt of ik wildo eigenlijk zeggen, hot
is mij een troost, dat ik nu ook andere voortreffelijke
monsehen zie, dio door het geluk miskend worden.
Dio troost goeft wel is waar niet veel, maar het is
toch oen troost, Gij kunt mij gerust vertrouwon, en
wanneor ik in staat mocht zijn, u van dienst to wozon,
dan zal mij dat een waar genoegen verschaffen. Ik
boot lteimanu, beu agent en woon Mariastraat 66
mot Paschen trek ik naar het Ziethonplein. Doch gij
waart juist met uw verhaal bezig. Dus frisqh op.
Willen wij ook tegelijk wat eten, be?"
„Ik dauk u. Gaarne wil ik u mijno lotgevallen
mededeelonveol gewichtigs is er evenwel niet bij.
Ik ben van goede familie, heb beide ouders zeer
vroeg verloren, en daar ik geen vermogen bezat,
was het reeds een groot geluk voor mij, dat een
verro neef zich eenigermate over mij ontfermde, on
mij op zijne kosten in deu landbouw liet opvoeden.
Later bezorgde bij mij eene betrekking, alhoewel hjj
hoog eu laag beloofd had, dat ik eene van zijno
eigene plaatsen zou mogen belieeron. Maar de rijkej
voorname man schaamde zich over zijn armen bloed
verwant."
#Ja, ja, zoo zijn de rijke lieden
„Mijn principaal is een hoogmoedig, onvriondelijk;
man, die van niet iet is geworden, en die er overigens
vermaak in vindt een jongmonsch van goede familie
te plagen. Gij zult hem wel kennen, het is mijnheer
Frank, vroeger kamerdienaar tegenwoordig eige-.
naar van hot riddergoed Grootkleienburg, Sedorfc
anderhalf jaar ben ik bij hem."
„Wat, mijnheer Frank? Zou ik dien niet kennen
Nu wie kent dien woekeraar niet Maar hij is glad
genoeg, om zich niot te laten vangen. Hot moest
doet hij zaken met jonge militairen, dio hij werkelijk
op raadselachtige wijze weet te lokken. Hoeft hij zei
eerBt maar onder handen, dan plukt hij zo geheel en
al en laat zo dan loopeu. Dus mijnheer Frank
mot bet norsche gelaat en den langen baardPah
wat blaast bij zich op, wat neemt hij eon air aan
Haha! En toch ruikt een fijne neus op vijftig schreden
afstand reeds zijne tegenwoordigheid. Het zou hem
waarlijk geen kwaad doon, wanneer hij naar een
parfumerie-winkel ging. Velen beweren zelfs, dat
zijne voorvaderen afstammen van Abraham, Izaak
en Jacob, omdat bij bij iedere gelegenheid, dio zich
voordoet, op die monsehen schimpt on raast. Haha 1"
„Gij toekent hem nu juist niot mot vleiende
kleuren, maar het portret is sprekend
„En bohandelt hij u slocht, omdat gij arm zijt
Nn, hij moest liever bedenken, dat bij het is wel
al eon laugen tijd goledou ook eenmaal in grove
kloeron liep, on een knecht was. Dus bij dien zijt
gij Dan moot gij zien, ergous anders to komen
„Ja, dat is gemakkelijk te zoggen; maar hot is nu
nog al moeielijk, cono betrekking to krijgen- De mijno
gaat nog voor zeer goed door. Ten slotte blijtt
dionen toch dienen; afhankelijk is mon altijd,"
„Och wat, mon kan ook zelfstandig worden!"
„Daartoe behoort geld, en dat heb ik juist niet!"
„Maar daarentegen hebt gij andere voorrechten!
Er zal mij wel iets invallen. Zoo I Zio mij oens goed
aan 1 Zoo Ik heb bot, ik heb bot J"
Mijnheer lteimanu sprong bij deze woorden van
zijn stool op, eu liop bot lokaal eon paar malen op on
neder, terwijl hij zich vorgenoegd do handen wroet',