Algemeen Adveutentie- Landbouwblad. 25 APRIL. ZOiXDAG De Vlaamsche Vesper. Aangifte van Verhuizing. Ao 1886. 30ste Jaargang. M 1979 Gemeente Schagen. Bekendmakingen. 1.) MiEL'WS- J. YWXKEL, XXXVII. De Vuurbergen. SfIIAGER Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertenhën in het eerstuilkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen, voor zooveel noodig, met het oog op het verzuim, betrekkelijk het doen van aangifte ter Secretarie, bij verhuizing binnen do gemeente, der ingezetenen in herinnering, de volgende artikelen van het politie-reglement dezer gemeente, als: art: 11. In geval van verhuizing binnen de gemeente, zal daarvan, binnen iicllt dag'CIl, behoo- ren te worden kennis gegeven, ter Secretarie der gemeente, op den voet als hierna is be paald, te weten Voor een geheel gezin, inwonende dienst en werk boden daaronder begrepen, door het hoofd van dit gezin. Voor afzonderlijk levende personen door hen zelven. art: 12. Overtreding van het vorig artikel wordt gestraft, met eene boete van een gulden. Schagen, 28 April 1886. Burgemeester en Wethouders voornoemd G. LANGEN BERG. de Secretaris, DENIJS. Historische novelle van MORITZ LILIE I. Over de oude Vlaamsche hoofd- en Hanzestad Brugge, had de kille, regenachtige Aprilnacht reeds zijn sluier uitgespreid. Verlaten en eenzaam waren de straten, waardoor een of ander burger schuw en geheimzinnig zich voortbegaf, als vreesde hij, zich door zijn stap te verraden. Des te luidruchtiger ging het er toe in de herbargen, van waar ruw alarm en woest gezang weerklonk en de nachtelijke rust verstoorde. Hier en daar zag men door de kleine, ronde, in lood gezette glasschijven, waaruit de vensters waren samengesteld, de uniform van een Franschen lansknecht, en de doffe slagen op de tafel, het woest getier dat er op volgde; verkondigden voldoende, dat het daas binnen niet bijzonder rustig en vreed zaam toeging. Alleen op de tamenlijk groote, ruime plaats in het midden der stad, waar des Woensdags markt werd gehouden, was Yar, dit rumoer niets te bemer ken. Hier waren geen taveernen, maar alleen de winkels en magazijnen der rijke Brugger koop- en handelslieden, zoowel als eenige openbare gebouwen, dienende voor wetenschappelijke en raercantile doel einden. Hier stond ook een groot ouderwetsch huis met hoogen, rijk versierden gevel, welks spits door een groote, gebrokene windvaan van buitengewoon kunstig maaksel, versierd werd. Naast de niet hooge, ronde deur, zag men een door twee gou den leeuwen gedragen wapenschild, waarop de em- bleemen van het eerzame laken makersgild geschilderd waren, en daarboven in een hal ven cirkel de in scriptie met groote gouden letters „Lakenmakers gildehuis". Hier was de verzamelplaats en liet middelpunt van dit toenmaals zoo hoog in aanzien staande gildhier beraadslaagden de meesters en de oudsten over de welvaart van het handwerk, maar hier was ook een belangrijke kweekschool van echten, moedigen en offervaardigen burgerzin. Uit de donkere zijstraten kwamen nu en dau OOURANT. ÜITÖEVKR TE SCHAGEN. Laan, Wijk D, No. 5. -0$0- De vulkanen zijn do plaatsen, alwaar nog dagelijks mineralen gevormd worden, gedeel telijk uit de gloeiende massa door kristallisa tie, gedeeltelijk, dewijl de uit den krater naar boven stijgende dampen andere soorten van steen doen ontstaan. De omtrek van een vuurberg is dus eene rijke mijn van minera- liën en ziedaar alweder eene uiterst nuttige zijde van de vuurspuwende bergen. Langzamerhand schijnen de vulkanen in rust te komen, en werkelijk is dit reeds bij velen het geval. Zoo bestaat bijvoorb. het Eifelgebergte uit oenen groep van vulkanische verheffingen en menig meer is de met water gevulde krateropening van eenen uit- gebranden vulkaan, waarvan de geheele omtrek de duidelijkste bewijzen vertoont. Een merkwaardig voorbeeld van de laatst genoemde verandering vindt men in een meer, dat op de kaarten voorkomt onderden naam van Laacher-see of meer van Laach. Een paar bijzonderheden wil ik dienaangaande uit mijn reisboek mededeelen ia mantels gehulde gestalten, en, het geruisch hunner schreden zooveel mogelijk dempende, slopen zij in de duisternis langs de huizen voort, en verdwenen ia het gildehuis, zorgvuldig de deur achter zich sluitende. Een mat brandende olielamp verlichtte het voorhuis, cn spreidde juist licht genoeg, om de trap-opgang te doen herkennen, die links bij de plaatsdeur was. Du aankomenden stegen naar boveu, liepen een langen corridor over, en betraden eindelijk een ruim vertrek, in hetwelk aan lange tatel» reeds «en aantal gildebroeders hadden plaat» genomen. Het was eene kleine vergaderzaal, welker vensters op den hof uitzagen, en dus van de straat niet gezien konden worden, terwijl de groote feestzaal met de hooge gothische venster» mm de marktplaats gelegen was, maar alleen bij bijzonder gewichtige en plechtige gelegenheden geopend werd. Blijkbaar heerschte er in die zaal een neerslach tige, gedrukte stemming, overal ontmoette de blik ernstige, betrokken gezichten. Het gesprek was levendig, maar er kwam geen luid woord over de lippen alleen op fluisterenden toon deelden de gilde- broeder» elkander hunne inzichten mede. Intusschan wat de zaal sterk bezet geraakter waren ongeveer een tweehonderd gildemeesters bijeen, die zich hier verzamelden, naar het scheen, stil en in het geheim, maar om des te gewichtiger beraadslaging. Daar werd andermaal de deur geopend en trad een groote mannengestalte, in den ouderdom van ruim vijftig jaren, binnen. Vrij en vol zelfbe wustzijn was zijn oogopslag, vast zijn trad, zijn gelaat vol uitdrukking en verstandig. Zijn kleeding verried den welgcstelden man, zijn rok was van liet fijnste laken, om zijn hals hing een zware gouden keten, liet belegsel zijner mouwen en van zijn hals kraag bestond uit kostbaar pelswerk en zijne sclioeneu waren versierd met zware, massief zilveren gespen. Ér ging een gemompel door de zaal. „Daar is hij, Peter Koning, onze oppermeester fluisterde men van mond tot mond, en alsof het een afspraak was, stonden alle aanwezigen tegelijk rau hunne zitplaatsen op eu bleven staan, tot de aan gekomene, naar alle zyden vriendelijk groetende en Prijs per jaar ƒ3.Franco per post 8.§# Afzonderlijke nummers 0.05. Advertentiën van één tot vijf regels ƒ0.74 iedere regel meer 0.15. Groote letters wór den naar plaatsruimte berekend. Ik vertrok met den trein van Keulen naar Coblentr, teu einde mij naar het Brohldal ïe begeven en een kijkje te nemen bij het bo vengenoemde meer, dat mij als zeer schilder achtig was beschreven. Na Godesberg en Bonn gepasseerd te zijn, kwamen we te Reraagen, de zoo geliefde plek der Nederlanders, en doorrijdende, vlogen we nog etn paar stations voorbij, totdat de trein te Brohl stilhield. Het dorp leverde hoegenaamd niets belang rijks op en was niet meer of minder armoe dig dan zoovele andere kleine plaatsen, aah den Rijn gelegen, die op een plaatje gezien er alleraardigst uitzien, maar in do werkelijk heid door armoede en gebrek aan zindelijkheid, vooral in de oogen der Nederlanders, vp#l van dat schoone verliezen en hunne schoon heid alleen aan de ligging of aan de nabij heid van de eene of andere belangrijke ruïnn ontleenen. Vlak bij het station bewezen de rijtuigen dat men gewoon was, hier vreemdelingen te ontmoeten en al dadelijk kwamen een paar koetsiers op de manier van de voormalige Amstérdamsche schoenpoetsors, die tot verve lens toe iemand vervolgden met hun onver anderlijk //schooumaken," mij bestormden met de vraag, of ik een rijtug moest hebben naar het Brohldol. De rijtuigen zijn met een of twee paarden bespannen en zien er tamenlijk netjes uit hier en daar een bekende de hand reikende, zich bad nedergezet op den voor hem bestemden zetel- Naast hem namen de eerste meesters en gildehceren plaat». Er hterschte eeu diepe stilte en aller oogen hin gen aan de lippen van Peter Koning, den rijksten lakenfabriekant in geheel Brugge. „Gij weet, mijne vrienden en gildebroeders, waar om ik u heden hierheen opriep," nam de oppermees ter eindelijk het woord, „het geldt, onze schriftelijk verzekerde en onze bezworeue rechlnn te beschermen tegen de minachting en aanmatiging dsr vreemde lingen, die nu in ons geliefd Vlaanderen huishouden." Een levendige bijval begroette deze woorden, maar Koning wenkte met de hand, ten teeken, dat hij verder spreken wilde. Daarop ging hij voort „De koning van Frankrijk, Philips IV, heeft zich niet geschaamd, onzen wettigen laudsheer, graaf Veit, op te lichten en gevangen te nemen, nadat hij hem vooraf onder den huichelachtig#® schijn van vriendschap aan zijn hof had ontboden. De kouing werd daardoor een lage verrader, want hij misbruikte het vertrouwen van zijnen gast, om hem onschadelijk te maken, door zijne soldaten ons schoone land in bezit te laten nemen, de burgers ongehoorde lasten op te leggen, een Franschen geueraal als stadhouder aan te stellen, en alle ambten en waardigheden in handen van Franschen te geven. Groote ontroering maakte zich van de vergadering meester, want ofschoon zij dit alles reeds lang wisten, zoo wekte toch de herinnering daaraan steeds weder opnieuw de met moeite ingehouden verontwaardiging op, en de gekwetste burgertrot# kwam in opstand tegen ae willekeurigs heerschap* pij der vreemde indringers. Onwillekeurig balden zich d« vuisten en uit het midden der vergadering klonk de kreet jWeg met de Franschen I" „De stadhouder, graaf Dunois, kent geen greoter genot, dan steeds niemvre belastingen te bedenken," ging de oppermeester voort. „Een nieuwe wst, die hij heden liet afkondigen, beveelt dat liet dsrde gedeelte van de aan alla pcorteu der stad voorbij-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 1