Algemeen Advertentie- ZONDAG Nieuws- Landbouwblad. JUNI. XLIII. De Vlaamsche Vesper. 3 Oste Jaargang. M 1991. Ao. 1886. J. WINKEL, Laan, AVijk D, No. 5. Gemeente Sc hagen. Bekendmakingen. vu r. SS, Op Donderdag den 27en Mei j, 1. een Muntbiljet van tien Gulden. Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen, brengen, naar aanleiding van art. 228, alinea 2, der wet van den 29en Juni 1851, (Staatsblad No. 85), aan belanghebbenden in herinnering, dat alle vorderingen ten laste der gemeente, zullen moeten ingediend zijn, binnen zes maanden, volgende op het jaar, waarover dezelve loopen, en dat, bij gebreke daarvan, die vorderingen zullen verjaard en vernietigd zijn. Wordende dus allen, die nog eenige vordering ten laste dezer gemeente mochten hebben, over den jare 1885, uitgenoodigd, die, vóór den 30en Juni a, s. in te leveren, ten einde zich daardoor voor de nietigheid en verjaring er van te vrij waren. Schagen, 4 Juni 1886. Burgemeester en Wethouders voornoemd. G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. SCHAGER COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertentiën in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. UITGEVER TE 9CHAGE N". Prijs per jaar f3.Franco per po» 3.60 Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertentiën van één tot vijf regels 0. iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. POLITIE. V K Bi M I S T: f Op de markt alhier van 27 Mei j. twee JLasnmereia (TesselscSie), gemerkt met een teerstip op den kop en twee onduidelijke t e e r s t i p j e s op den rug. 13.) SLOT. IIS. Op d e markt alhier van 2 Juni j. 1 een LAE rood gemerkt boven den staart en onduidelijk met teer op den kop. Inlichtingen omtrent het bovenstaande wor den verzocht ter Secretarie dezer gemeente. Historische novelle van MORITZ LUIE. De warme Augustuszon brandde op de uitgedroog de aarde, zoo lievig, dat de bloemkelken mat en treurig zieh naar den grond bogen, als zochten zij hier bescherming en hulpe voor de verzengende stralen. De dierenwereld had een schuilplaats gezocht onder het gebladerte der hoornen, slechts af en toe spoedde zich een goudkever haastig over het kie zelpad van den tuin, als had hij een groot verzuim in te halen. Hoog boven in de blaauwe lucht vlo gen de zwaluwen vroolijk heen en weder. In het kleine, dicht met jasmijnplanten begroeide prieel van Koning's tuin, Geertruida's lievelings plaatsje, was het koel en schaduwrijk. De groene bladerdos belette de zonnestralen den toegang en temperde het verblindende licht. En in dit tot kozen en minnen als geschapen bloemenhoije, zaten, hand in hand, twee jeugdige menschen, de een met rooskleurige wangen, de andere, met bleek gelaat, hetwelk nog duidelijk sporen droeg van een door gestaan lijden. Veel en zwaar had Wilibald te kampen gehad en slechls langzaam begon hij op te halen; de wond, die de Frausche hoofdman hem had toe gebracht, was gevaarlijk en langen tijd zweefde hij tusschen leven en dood, tot eindelijk zijn sterk ge stel de overwinning behaalde op den onwelkomen man met de zeis. De stilte van dit plaatsje, dat door Wilibald en Geertruida was ingenomen, werd verstoord door luid gejubel, dat van de straatzijde kwain, en waarhij de vreugdekreten waren vermengd met de tonen van trompetten en fluiten, die de daverende vivats be geleidden. Graaf Veit was uit de gevangenis terug gekeerd en hield heden zijn intocht in de hoofdstad Brugge en in zijn paleis, den Prinsenhof. Het volk ontving hem met oprechte vreugde, want graaf Veit was een mild, menschlievend vorst, die voor liet welzijn van zijn land waarachtig bezorgd was en ook den armste zijner onderdanen recht liet weder varen. win den zegetocht van den graaf verdiendet gij een der voornaamste plaatsen,'7 zeide Geertruida, terwijl haar blik zich met stillen weemoed op den geliefde vestigde; „gij hebt door de koenheid, door de doods verachting, waarmede gij u in het hol van den tijger hebt gewaagd, de gevangenen bevrijdet en Ter gemeentesecretarie zijn inlichtingen te bekomen omtrent een bloedkoralen Helt lak je met gouden Slootje in deze gemeente gevonden. het slot aan de onzen overleverdet, u gemaakt tot. den eigenlijken bevrijder van Brugge; gij hebt door den heldenmoed, welke gij betoondet, in den strijd met de Franschen, uwe medestrijders op nieuw aangevuurd, en daardoor de zaak der vrijheid, de overwinning helpen behalen; gij hebt met uw bloed Wilibald drukte haar lachend de hand op den mond. „Al genoeg lof!" antwoordde hij, „aan moed en offervaardigheid komt geen mijner kameraden hij mij achter, en ieder hunner zou hetzelfde gedaan hebben, wanneer de gelegenheid hem daartoe was aangeboden. Maar gij, Geertruida, wat moet ik van u zeggen Waart gij niet de heldin, die mij in het hevigste van het strijdgevoel opzocht, die in het oogenblik, waarop die Franschman mij den tweeden, doodelijken stoot wilde geven, hem den dolk in de borst stootte, zoodat hij stom en levenloos ineenzonk, en wij een gevaarlijken vijand minder telden En toen ik afgemat, en bijna hopeloos op liet ziekbed lag, hebt gij toen niet maanden lang aan mijne zijde gezeten, nachten gewaakt cn mij verzorgd en opgepast, gelijk een engel dat niet beter had kannen doen P Zeker, Geertruida, gij hebt mij tweemalen het leven gered, en wanneer ik de macht had, dan zou ik u en geen ander mctisch de eereplaats aanwijzen bij de feestelijkheden, die de vreugde over den terugkeer van moeten verkondigen.77 „En hebt gij niet hetzelfde gedaan voor mij, toen de Fransche krijgsknechten op bevel van den stadhouder in den nacht, ons weerlooze vrouwen, overvielen?" bracht het jonge meisje hier tegenin; „hebt gij niet door uw moedig, beslist handelen ons van de lage indringers en mijn vader van een sma- delijken dood bevrijd? Neen, neen, Wilibald, uw verdiensten jegens liet Vaderland en onze familie kan geen Koning waardig bcloonen, hier moest de hemel zelve zijn schoonste gaven schenken!" „Heeft hij dat niet gedaan, Geertruida, heb ik u niet?" zeide de jonge man, terwijl bij het schoo- ne misje naar zich toe trok en zijn wang tegen de hare legde. „Het benijdenswaardigste loon is uw bezit, wie kan er een kostbaarder kleinood aanwij zen?" In dit oogenblik weerklonken er haastige schreden in den tuin. Het was Koning's echtgenoote, die buiten adem naar het prieel snelde. „Kinderen, kinderen/7 riep z'j reeds in de verte, „de graaf komt met zijn gevolg van den prinsenhof juist op ons huis toe, alsof hij binnen wil komen Uw vader, Geertruida, gaat aan zijne zijde en achter onzen graaf 0§0 Ken Bi ijk je. Zoo ontstond er hier en daar eene bad plaats. In de vorige eeuw was dat aantal nog niet zoo bijzonder groot. Er waren er enkele, die eene zekere vermaardheid hadden ver kregen, omdat het een of ander gekroond hoofd er het water had gedronken en hersteld was. Was dit gebeurd, dan was de roem gevestigd. Zoo ging het te Spa, waar Peter de Groote tot de beroemdheid veel heeft bijgedragen, gelijk het dan aldaar nog aan 't nageslacht wordt vermeld. Zoo ging het te Pyrmont, alwaar Erederik de Groote eenigen tijd doorbracht en genezing schijnt gevonden te hebben, zooals ook daar nog aan den volke wordt, verkondigd, hoewel niet op zoo schit terende wijze als te Spa, daar de buste van den „Ouden Frits77 alles behalve mooi is te noemen. hem komen een groote menigte edelen iu schoone uitrustingen en met bonte vederbossen. Gaat gij in huis kind, ik kan met zulke groote heeren niet omgaan.77 „Maar, moeder, hoe kan ik, een onervaren meisje „Wilibald mag met u gaan, hij zal wel weten, hoe men zulke hooge personen moot begroeten !77 viel de oude vrouw haar haastig in de rede, ter wijl zij vermoeid op de tuinbank zich nederwierp. „Wilibald heeft rust en kalmte noodig; ik geef niet toe, dat hij zich aan vermoeienis blootstelt." verklaarde Geertruida. „Moeder, laten wij beiden gaan, en de voor name gasten op onze eenvoudige wijze ontvangen; de graaf weet immers, dat wij eenvoudige burger lieden zijn." „Rechtvaardige Hemel, daar komen zij reeds !77 jammerde eensklaps de oude vrouw, terwijl zij met de hand, in de richting van het huis wees. „Uw vader weet niet, wat hij doet, dat hij deze heer schappen hierheen voert „Gaan wij hen te gemoet,77 zeide Wilibald, „dat is tegenover zulke voorname gasten het gebruik." Met moeite, cn op een stok leunende, stond de herstellende op, met de andere arm leunende in die van Geertruida. Inderdaad betrad graaf Veit den tuin, en toen li ij Wilibald gewaar werd, ging hij met snellen tred op hem toe. '„Men heeft mij van uwe heldendaden verteld, jonge man," zeide de graaf, terwijl hij Wilibald de hand reikte, „en ik hen gekomen, om u mijn dank te betuigen. Hier, deze wakkere man," ging hij, op Peter Koning wijzende, voort, „ver smaad elk teeken van erkenning, en heeft, als eenige genade de gunst afgesmeekt, eenvoudig burger en Lbriekant te mogen blijven. Maar gij zijt jong en de jeugd streeft vooruit. Knielt neder!" Werktuigelijk gehoorzaamde Wilibald. //In naam van God, van den heiligen Michael en van den heiligen George, sla ik u tot ridder!'' riep graaf Veit met luider stemme, terwijl hij hem met het zwaard drie lichte sl:gen op den schou der gaf. Daarna bond hij zijne eigene gouden sporen af en overhandigde die aan den jongeling. „Uw w.ipcn zij een gouden sleutel op een rood veld,77 ging de graaf voort„zuiver gelijk goud blijve verder ook uw trouw, die u bewoog tot de gevaarlijke onderneming op het sloteen sleutel was het werktuig dat voor onze beste burgers de poorten der gevangenis opende en de poort van de Fransche burcht ontsloot, en op het bloedig roode veld der eer, werdde glorierijke overwinning Ie-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 1