A l g i: m i: i:
Advertentie-
ZOADAG
DWALINGEN DES HARTE.
L A X BBOU W B L A I).
Ao. 1886.
30s/e Jaargang.
ae
J WINKEL,
Verkeerde Opvatting.
li 2033.
SCI.WE
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentiën in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
sssECsa. vji rs&mg
XL VIII.
0§0
Laat mij nu tot den jongen terugkeeren.
Vader en Moeder waren eenvoudige men-
schen. De vader was goed en bekwaam voor
zijn vak, en de moeder was eene uitmuntende
huishoudster. Geleerdheid-bezaten ze niet, maar
wel da gene, wat men gewoon is, gezond ver
stand te noemen. Willem, de bewuste zoon,
ging gedurende eenigen tijd school. De onder
wijzer was nog iemand van den ouden stempel,
die menigmaal 't hoofd schudde, wanneer hij
over de groote mate van kennis sprak, die de
onderwijzers tegenwoordig moeten bezitten.
Hij had toch ook te zijner tijd zijne examens
gedaan en de goede man verbeeldde zich in
derdaad, dat hij in sommige vakken nog al
een baas was, maar wanneer bij nu van zijnen
(hulp) onderwijzer vernam, wat deze voor zijn
examen moest weten, dan kwam hij meer dan
eens tot de droevige conclusie, dat hij, de
oude man, den titel van hoofd niet verdiende,
want dat zijn jongt:re hulp vrij wat meer
wist dan hij. Er bleef hem bij die vernederende
vergelijking nog maar één troostgrond over,
Roman van IRIEDRICH FRIEDR1CH.
Y.
12.)
De heide mannen, Niemitz en Plösznitz zaten in
het woonvertrek van den apotheker, dat er vriende
lijk uitzag en smaakvol was versierd met schilde
rijen van hooge waarde. Kopergravures en busten
bedekten de wanden; voor de vensters stonden
zorgvuldig verpleegde bladplanten en in een fraaie
boekenkast waren de werken der voornaamste Buit-
sche dichters opgesteld, terwijl op de schrijftafel
eenige boekwerken en papieren zeer netjes en ordelijk
lagen gerangschikt.
Men zou dit vertrek eerder gehouden hebben
voor de studeerkamer van ten dichter, dan voor de
woonkamer van een man, die alleen trachtte geld
bijeen te verzamelen. Niemitz gaf zich wel is waar
zeer gaarne voor een dichter uit. De geheele weel
derige en inderdaad fijne inrichting van dit vertrek,
was niets dan berekening.
De majoor zat bij de tafel, waarop een ledige
wijnflesch stond; zacht en oogenschijnlijk ir. de
kalmste gemoedstemming, trommelde hij met de
vingers der rechterhand op de tafel, terwijl zijne
oogen nauwlettend elke beweging gadesloegen van
den apotheker, die in vrij opgewonden stemming
het vertrek op en neder liep. Blijkbaar had er
tusschen hen eeu ernstig en heftig onderhoud plaats
gehad, want Niemitz' gelaat was hoogrood gekleurd
en hij zwaaide driftig met de handen door de lucht.
„Plösznitz gij zijt niet eerlijk!" riep Niemitz uit
en wandelde voort.
De majoor scheen weinig om deze woorden te
geven.
„Ik ben altijd eerlijk," antwoordde hij bedaard,
doch, alsof hij toch ontstelde over zijn eigene
kolossale leugen, voegde hij er dadelijk aan toe:
ten minste tegen u
„Gij hebt voorzeker alle redenen, tegen mij
eerlijk te zijn, want ik heb u steeds groote offers
gebracht," ging de apotheker voort. „Ik heb u nooit
afgewezen, wanneer gij u tot mij wendet en het mij
mogelijk was, u te helpen. Niet altijd kon ik dit
r
1
fY I E L' S-
1 lY T.
18 JUII.
UITGEVER:
TE SC 1-1 A O FC ING
Laan, Wijk D, No. 5.
Prijs por jaar ƒ3Franco per post 3.GU
Afzonderlijke nummers f 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regejs ƒ0 75
iedere regel meer 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
namenlijk, dat hij door al die vele jaren, ge
durende welke hij zijn taak met lust en ijver
had waaargenomen, de noodige ondervinding
had verkregen en daardoor kon uitmunten.
De onderwijzer bezat derhalve geen uitge
breide kennisen daarom kan 't geene ver
wondering baren, dat hij de bekwaamheden
van onzen Willem wel wat overschatte. De
jongen kon vlug leeren en had vooral het
voorrecht, om zeer spoedig uit het hoofd te
kunnen leeren.
Natuurlijk stonden vader en moeder hier
over nog veel meer verwonderd. Die goede,
menschen hadden in hunnen goeden tijd weinig
aan 't leeren van verzen gedaan, en wanneer dus
Willem, zonder haperen een vers van eeu
vijftig zegge 50 regels kon opzeggen,
dan liepen zij als uit éénen mond Verbazend
hoe is 't mogelijk
't Is altijd een moeielijk op te lossen vraag
stuk geweest, in hoe ver de eerzucht van een
kind moet geprikkeld en aangewakkerd worden.
Die grens is niet gemakkelijk met juistheid
te bepalen. Maar het is waar, dat vele ouders,
hierop op een buitensporige en daardoor ver
keerde wijze te werk gaan. Ze weten die
eerzucht niet behoorlijk te temperen en voeren
ze op tot eene duizelingwekkende hoogte. Niet
alleen dat de ouders van Willem in verruk
king waren, over dit zoo buitengewoon ont
wikkelde talent huns zoons zij wilden ook,
wel is waarwant gelijk de meeste menschen doen,
overscliattet gij ook mijn vermogen."
„Ik houd u voor een rijk man, meer niet/' bracht
de majoor hiertegen in.
„Ik ben het niet."
„Ik kan ongeveer berekenen, hoeveel gij verdient.
Er zijn maar weinige menschen, die hun kapitaal
zoo gelukkig uitzetten. Hebt gij ooit minder dan
vijftien tot twintig procent genomen F"
„Beste vriend, gij weet niet koevele verliezen mij
getroffen hebben," antwoordde Niemitz en wierp
trots zijn vriendelijk gelaat een vijandigen blik op
den majoor. „Gij kent die niet. Ik sta gaarne ieder
mensch ten dienste, ik breng bereidwillig offers,
maar ik heb ook plichten te vervullen jegens mijn
dochter en mij zeiven."
„Des te eerder moest gij mijn raad volgen/' merkte
Plösznitz op.
„Uw raad," herhaalde Niemitz met een spottend
lachje. „Ik moet den baron, wiens goed door schul
den over bezwaard is, vertrouwen schenken, ik
moet neen, ik ga liever eeu veiliger weg en
verlang de hem geleende som terug, zoolang het
nog tijd is. Misschien is het nu reeds te laat!"
Plösznitz schudde ontevreden met het hootd, en
stond langzaam op.
„Beste vriend, gij wilt mij niet begrijpen en
slaat met opzet over het hoofd, wat ik u gezegd
heb," antwoordde hij. „Ik heb u gewonnen gegeven,
dat Buschbeck zeer diep in de schulden steekt; ik
heb u ook verder toegegeven dat zijn landgoed in
den tegenwoordigen vervallen toestand niet meer
waard is, dan de schulden, die er op staan; maar
ik heb u ook uiteengezet, dat slechts weinige jaren
en een bekwaam beheer er toe noodig zijn, om het
in een zeer bloeienden toestand terug te brengen,
en dan heeft het bepaald de dubbele waarde. Ware
ik een rijk man, dan kocht ik nu het landgoed
en zou er zeer voordeelige zaken mede maken."
„Zouden ook anderen mij niet hetzelfde hunnen
zeggen, wat gij nu zegt F" bmcht de voorzichtige
apotheker in het midden.
„Anderen zouden dit niet kunnen z -ggen, ornd. t
zij het landgoed niet zoo nauwkeurig kenneu als ik.
Wat kunt gij er dus mede wagen? Het zal u nkt
moticlijk vallen, alle op die bezitting rustende
o zoo gaarne, dat ook anderen daarvan ge
tuigen zouden zijn. Was er dus eene vereeni-
ging, een bij eenkomen van goede vrienden,
dan werd liet talent van den jongen al zeer
spoedig op het tapijt gebracht, en deed vader
of moeder in hun trots de vraag, of men het
niet eens zou willen hooren.
Ik voor mij heb 't altijd nog al moeielijk
gevonden, om op zulk eene vraag een wei
gerend antwoord te geven. De beleefdh id
eischt bijna, dat men toestemt, al houdt men
ook volstrekt niet van dat versjes opzeggen, of
opdreunen. In zulk eenen toestand verkeerden
dan ook meestal degenen, die daar op bezoek
waren en het antwoord luidde dan ook
gewoonlijk, dat men het met genoegen zou
hooren.
Vervolgens werd het wonderkind binnen
geroepen en gelast, om zijne give ten ge-
hoore te brengen.
Het mannetje voldeed gaarne aaan 't ver
zoek, want de ijdelheid was zijn jeugdig hart
reeds binnengeslopen, daar meer dan eens 't
geval zich had voorgedaan, dat hem toejui
ching ten deel v:el. Hij zet zich in postuur
en het zoo herhaaldelijk opgezegde komt er
even vlot als altijd uit. Misschien zou deze
of gene gevonden hebben, dat het opzeggen
wel eenige overeenkomst had met dien eigen-
aardigen dreun, dien men kan waarnemen en
hooren in een spel, of een museum van oud
hypotheken op te koopen dan zijt gij in werke
lijkheid eigenaar van het uitgestrekte landgoed,
want gij kunt eiken dag de hypotheken opzeggen
en Buschbeck kan u niet betalen. Het landgoed
moet verkocht worden, en geen inensch zal er zooveel
voor bilden, als de hypotheken bedragen de
bezitting is dus uw eigendom en gij kunt als
landheer het slot van mijnheer den baron van
Buschbeck betrekken."
De apotheker haalde hij deze woorden sneller
adem, want de eerzucht deed zich gelden. De
gedachte, eigenaar van het groote landgoed te worden,
had buitengewoon veel verlokkends, maar hij was
te geslepen, om zich daardoor niet alleen te laten
overhalen.
„Gij zijt immers de vriend van den baron en
toch spreekt gij tegen hem F" bracht de apotheker
in het midden.
„Spreek ik tegen hem F" vroeg Plösznitz. „lks!u
vriend, gij beoordeelt mij gohe-1 en al verkeerd.
De zaak draagt zich aldus toe: Buschbeck zal zich,
volgens mijne meening, door zijn dolle leefwijze,
binnen niet al te langen tijd geheel en al ruïneeren;
hij kan op den dnnr liet landgoed toch niet honden,
eti ik zou wel w illen verhoeden, dat het in vreem le
handeu valt, dat roemden er winst b j halen; daarom
wil ik, dat gij mijn raad volgt en niemand kan
mij daaioin verwjten, dit ik tegen Buschbeck's
belangen handel. Gj we t, dat ik niet in staat
ben, tegen een vriend valsch te handelen."
Niemitz scheen dit 1 latsto evenwel nog niet zoo
zeker te weten, want hij zaeeg.
Gedeeltelijk bevatten Plösznitz woorden de waar
heid. Hij was er van overtuigd, dat de baron niet
al te lang me r bij machte zou zijn, het landgoed,
dat steeds meer e:i meer vervul, en welks inkom
sten nu reeds der moeite niet meer waard waren,
te behouden. Hij wenschtf, dat Niemitz hetzebe
in bezit mocht krijgen; doeii dit wenschte hij ni t
om dezen daardoor e n winstje te bezorgen, maar
om zijn eigen toekomst te verzekeren. Kwan do
apotheker in het bezit van het landsfoed, dan kou
hij den majoor er - niet meer uit verdrijven, daar
P öszuitz te veel wist van het verleden vau dezen
man.
„Gij hebt één ding vergeten," zeide Niemitz