25 Jl i I. ZuZ/Z. A 1 E U W S- Landbouwblad. Algemeen ADVERTENTIE- ZOADAG NATIONALE MILITIE. DWAU^rMTHARTE. Ao. 1880. Ai 2005. J. WINKEL, TE SOHAGEN, Laan, Wijk D, No. 5. Gemeente Schagen. Bekendmakingen. Vasthouden van Eenden. 14.) IL. •")0,s/e Jaargang. SCIliUO II l IIA T. Dit blad verschijnt tweemaal per week ff'oens- dag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Advertentiën in het eerstuilkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. UITGEVER; ''rijs per jaar ƒ3.Franco per post 3.60 Afzonderlijke nummers 0.05. Advertentiën van één tot vijf regels ƒ0 75 iedere regel meer 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders van Schagen Gezien art103 van het politiereglement dezer gemeente; Brengen bij deze ter algemeene kennis, dat van af heden tot en met 15 October a. s., de eenden binnen deze gemeente, opgesloten of ge hokt moeten worden. Nalatigheid is bij het politiereglement strafbaar gesteld met eene boete van drie gulden. Schagen, 21 Juli 1886. Burgemeester en Wethouders voornoemd G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. D« Burgemeester van Schagen, daartoe de noodige aanschrijving ontvangen hebbende, brengt ter alge meene keunii, dat tot den werkelijker! dienst worden Roman van IRIEDRICH FRIEDR1CH. VI. Het middaguur was reeds lang verstreken, toen Plösznitz ontwaakte. Hij verbaasde zich er over dat de baron nog niet was teruggekeerd, daar hij de weg naar de stad op zijn voortreffelijk paard ge makkelijk in een uur kon afleggen; zijne verbazing steeg nog, toen er uur op uur verliep, zonder dat Buschbeck kwam. Plösznitz zocht zich gerust te stellen met de gedachte, dat de baron in de stad misschien een bekende had aangetroffen, of op den terugweg bij een vriend was opgehouden geworden daarbij waren er ook nog andere gevallen mogelijk. Was de vrees zoo ongegrond, dat Buschbeck in drift tegenover den apotheker zich had vergeten Deze gedachte vervulde den majoor met vrees, want zijn lot hing nauw samen met dat van den baron. Maar toen de avond steeds verder verstreek zon der dat Buschbeck kwam, toen kon hij zijn onge duld niet langer bedwingen. Hij liet een paard zadelen, teneinde Buschbeck tegemoet te rijden. De maan seheen helder op de heide. De roode bloemen van het heidekruid glinsterden, alsof zij overtogen waren van een zilverachtig schijnselliet men den blik verder zweven, dan zag men een groote, onafzienbare zee voor zich, gevormd door den geurigen dauw, die zich gelijk een lichte sluier over het aardrijk uitspreidde. Plösznitz had voor dit natuurschoon evenwel geen oog; ja, voor hem bestond er zelfs geen natuurschoon. Zijn oog gleed over de vlakte, onder zoekende of hij in de verte niet een ruiter zag opduiken uit dezen nevel. Eindelijk zag hij in de verte eene gedaante; weldra bemerkte hij dat het een ruiter was en met verlicht hart, gaf hij nu zijn paard de sporen. Het was inderdaad de baron, die langzaam kwam aan rijden. «Plösznitz, van waar komt gij P' riep Buschbeck den majoor op vroolijken toon toe. P'ösznitz bevreemdde dit, want een vluchtige blik op des barons gelaat had hem de zekerheid gegeven, dat deze niet door den wijn zoo opge ruimd was. //Uw lang uitblijven maakte mij ongerust," ant woordde hij. Haha Ongerust 1"herhaalde Buschbeck lachende, aart gij misschien bang dat ik den weg niit opger epen, de onderstaande verlofgangers, lichtingen 1883 en 1884, te weten der Jacob Waag Jan Kuipei Oornelis Vlaskamp. Dirk Schuit Dirk Veer Pnter Dekker Pi eter Wit Jacob ilten Cornelis Kuys behoorende tot het Ie Regi ment Vestingartillerie (garni zoen Helder), tegen 9 Au gustus a. s. behoorende tol het 7e Regi ment Infant erie (garnizoen Amsterdam), tegen 11 Au gustus a. s. als voren (garnizoen Hoorn), als voren (garnizoen Hoorn), als voren (girnizoen Naarden). b hooi ende tot het korps Ge nietroep n (garnizoen Utrecht), t gen 17 Augustus a. s. beh torende tot het le Regi ment Vestingartillerie (garni zoen Helder) tegen 13 Sep tember a. s Welke verlofgangers op korps namiddags present A ure. zul'en genoemde datums moeten zijn voor Scli gen, 23 Juli 1886. De Burgemeester voornoemd, LANGENBERG. zou vinden Ik ken dien, want ik ben dikwijls des nachts gegaan, als het zoo donker was, dat ik den kop van mijn paard niet eens kon zien; terwijl het nu helder is als bij dag." «Daarvoor was ik ook niet bang," merkte de majoor op. «Wat dan vroeg de baron lachende. «Vreesdet gij misschien dat ik een flesch wijn te veel gedron ken zou kunnen hebben Gij weet, dat ik nooit vaster te paard zit, dan wanneer ik een weinig berr aangeschoten." «Ook daaraan heb ik niet gedacht. Ik weet niet hoe het kwam, maar de onrustbarende gedachte bleef mij bij, dat gij in uw alleszins gerecht vaardigden toorn tegen Niemitz u Vergeten zoudt kunnen hebben". Buschbeck barstte nu in luiden schaterlach uit. «Hebt gij inderdaad gelrofd, dat ik den apothe ker vennoord had en deswege reeds in hechtenis was genomen Nu, daaraan heb ik zelfs niet gedacht, want Niemitz is een zeer beminnenswaardig mcnsch en een voortreffelijk gezelschap; ik heb mij bij hem uitstekend vermaakt «Zijt gij bij hem gebleven vroeg de majoor, ten hoogste verrast. «Tot voor ongeveer een uur; de tijd is mij lij hem omgevlogen." Het anders zoo vlugge begrip van den majoor was nu toch niet in sraat, dit alles te verklaren. Hij wist, dat Niemitz zeer aardig en voorkomend kon zijn, doch hij wist ook, hoe weinig Busehbeck ziclr daardoor liet begoochelen, vooral wanneer hij eerst van iemand een ongunstige meening had op gevat, en dezen morgen was hij toch alles behalve vriendelijk gezind, uitgereden. «Hebt gij u met hem omtrent uw schuld ver staan vroeg hij. «Ah, dat zijn zaken - zwijgen wij daarvan!" viel Buschbeck hein in de rede. Hij gaf zijn paard de sporen, ten teeken dat hij geen lust had, hel gesprek voort te zetten, doch verborg zijne opge ruimde stemming geenszins, want hij floot een lustig deuntje. Eindelijk kwamen zij op bet landgoed aan. «Ik ben toch vermoeid," zeide Buschbeck. «Ik zal den slaap trachten in te halen, welke ik den vorigen nacht verzuimd heb. Wanneer gij nog geen lust hebt, u ter ruste te begeven, kunt gij wijn op uw kamer laten brengen." Hij reikte den majoor de hand en begaf zich naar zijn kamer. Ook Plösznitz ging naar zijn kamer; hij liet zich door den bediende wijn brengen, doch dronk weinig. »'J des Verkeerde Opvattingen. Ten gevolge van al die verheerlijking, door ouders en vrienden betoond, ontwikkelden de kiemen van ijdelheid en ingenomenheid zich zoo snel mogelijk en beloofden een reusach tige boom te worden. De ouders zagen die ontwikkeling volstrekt niet. Als ze dat hadden gedaan en in 't bezit waren geweest van een greintje gezond verstand, dan hadden ze nog in tijds de bakens verzet en aan 't schip een anderen koers gegeven. Nu evenwel ging men in dezelfde richting voort en niet alleen dit, maar men was van oordeel, dat men niet genoeg doen kon, om in die richting een verbazende snelheid te verkrijgen. De oude ouderwijzer, voor wien j de jongen reeds een wonder begon te worden, meende het ook niet kwaadvolstrekt niet ook hij behoorde tot degenen, die met eene Buschbeck's in het oogloopeiid gedrag hield hem meer bezig. Deze was tot den avond bij den apo theker gebleven, van wien hij steeds op zulk een minachtende wijze had gesproken dat begreep bij niet. Zou Niemitz toch besloten hebben, den raad, dien hij hem gegeven had, op te volgen zou hij Buschbeck een nieuwe som gclds geleend heb ben, om een des te grooter recht op het landgoed te krijgen? Zoo iets was met zijn eerzucht wel le rijmeu, en bij Plösznitz werd de overtuiging, dat dit abo nuKst zijn, steeds sterker. Eerst laat op deu volgenden morgen verscheen de baron aan het ontbijt. Plösznitz' scherpziend o g merkte dadelijk op, dat zijn vriend eene groeitere, zorgvuldigheid dan gewoonlijk aan zijn toilet had betoond; hij scheen daardoor wel eenige jaren jonger geworden t.e zijn. Buschbeck was in het oogloopeiid vroolijk, maar in zijn gedrag lag toch iets zenuwachtigs en on rustigs. De bediende trad binnen en meldde dat zijn rijpaard gezadeld stond. Wilt gij uiirijden vroeg Plösznitz verbaasd. «.Ta, ik heb een bezoek beloofd." «Bij wien?" «Gij zult in de weinige uren, gedur. ude welke ik u alleen moet laten, wel weten den tijd te verdrijven,* ging de baron voort, zonder op de vraag, van den majoor te antwoorden. Misschien wilt gij wel zoo vriendelijk zijn, Enders en onze vrienden tegeu morgen avond uit te noodigeu. Zli zijn mij revanche schuldig, want mij u laatste verlies ben ik nog niet vergeten." Hij ze.de dit evenwel op zulk een lussen toon, dat hij duidelijk verried, dat hij er neg ternauwer nood aan dacht. «Ik zal de opdracht stipt uitvoeren," antwoordde Plösznitz. «Misschien kunnen wij wel een eind samen rijden, mijn paard zal binnen weinige minuten g,- roed zijn en ik zelf ook." «Neen neen ik rijd in een andere richting,* viel de baron hem in de rede en stak liemdchind toe. «Groet Enders en zeg hem, dat hij niet te laat moet komen." Snel verliet de baron het vertrek, sprong vlug in den zadel en galoppe.rde heen. De majoor b'u et voor liet huis slaan en keek Buschbeck langen rijd na. Deze reed in dezelfde richt in 7, welke hij bad moe ten inslaan, om zich naar Enders te begeven ma: r hij kwam niet op de gedachte, dit Buschbeck na-r de stad zou rijden, want deze had daar imm.rs niets te doen. Wederom kwam de baron eerst teg. n den avond

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 1