SSinnenlandsch Nieuws. Wordt Vervolgd. goede bedoeling dwalen. Hij had zich nu een maal zoo'n ideaal gemaakt van dien vluggen jongen Wanneer Willem zich met do borst op het onderwijzersvak toelegde, wat kon er dan niet van hem komen In zijne verbeelding zag hij hem Professor. Als hij dat nog eens mocht beleven Zijn leerling De onderwijzer was 't orakel voor den vader, maar ook deze behoefde niet meer op gezweept en aangevuurd te worden. Hij zelf wilde wel in die richting vooruit, en 't is eene opmerkelijke eigenschap in den mensch, dat men zoo dikwijls met dwaze redeneeringen datgene wegcijfert, wat men niet zien wil, wat men uit den weg hebben wil. De vader redeneerde niet aldus Mijn vak is goed, en daarmede heb ik tot dusverre behoorlijk mijn brood verdiendik heb vrij wat klanten en wanneer ik kom te sterven, kan mijn zoon mij opvolgen, en zou 't al vreemd moeten loopen, wanneer hij die klan ten niet behield zoodoende is zijn toekomst verzekerd. Goed oppassen is altijd en overal nommer één, dus hierover spreken we niet, maar mijn zaak is goed ik heb het er aardig bovenop gewerkt. Neen zoo sprak hij niet. Hij redeneerde aldus In den tegenwoordigen tijd vindt men in alle mogelijke affaires dezelfde slapte en achteruitgang, Mijn vak is niet meer, wat het vroeger was. Onze Willem heeft een te knappen kop, om in mijn vak te blijven. Die jongen heeft zooveel aanleg, zegt de meester, en wij zien zeiven wel, hoe vlug hij is. Zou 't nu niet zonde en jammer zijn, om een jongen, die zooveel belooft, in mijn vak op te leiden. Neen! dat kan, dat mag ik niet doen (En het duiveltje van ijdelheid stond achter hem en fluisterde hem gedurig een bijvals betuiging in). Neen dat gaat niet Bij zooveel overeenstemming van denk beelden is het eind der beraadslagingen niet moeielijk te gissen. Willem, de vlugge jongen, werd opgenomen, in de hoogte getild en op de baan des roems neergezet. De breede, heerlijke baan Wat een verschil met dat smalle, bekrompene wegje, waarop de meeste zijner schoolmakkers bleven loopen. Voor hem de toekomst vol eer en roem. Voor hen, ja, wat voor hen En hij zelf. Wilde hij dien weg op Wat is natuurlijker en begrijpelijker, dan dit? De grond was werkelijk genoeg voorbe reid; het zaad der ijdelheid en ingenomenheid met zich zeiven viel in dien zorgvuldig toe bereidden grond en groeide welig op. Het zou te lang worden, om de geheele terug en liet niet in het minst doorschemeren, waar hij geweest was. De majoor vroeg er ook niet r.aar, want hij gevoelde zich door dit stilzwijgen wel een weinig beleedigd, daar Buschbeck tot heden nooit een geheim voor hem had gehad. In het voorkomen van den baron was eene onmis kenbare verandering gekomen; dit viel zelfs zijnen vrienden op, die hem den volgenden avond kwamen bezoeken. Hij was vroolijker dan vroeger, dronk minder, en nam niet met zijn oude hartstochtelijk heid aan het spel deel. Zoo bleef het nog een tijd lang; hij reed dikwijls des morgens uit, en kwam dan eerst tegen den avond terug, zonder ook maar met een enkel woord te zeggen, waar hij geweest was. Plösznitz gevoelde zich daardoor beleedigd, doch durfde dit niet toonen. Te vergeefs spande hij al zijne scherpzinnigheid in, om achter het geheim van den baron te komen. Meer dan eens stond hij op het punt, den baron na te rijden, doch hij vreesde diens toorn, en hij had alle redenen, dien niet op zich te laden. Wederom zat de baron met zijn vriend aan het ontbijt. Buschbeck was verstrooid, onrustig. Plösznitz," riep hij eensklaps uit, „kunt gij mij geen geld verschaffen //Geld, waarvoor?" vroeg de majoor verwonderd. „Waarvoor riep de baron gedeeltelijk geërgerd, gedeeltelijk lachend. „Om uit te gaan om te leven Gij weet immers uit eigen ervaring, dat het moeielijk gaat te leven, als men geen geld heeft." „Gij hebt immers het kapitaal, hetwelk uw zoon u heeft gegeven." „Daarvan bezit ik niets meer." „Dat is onmogelijk!" „Het is toch zoo, gelijk ik u zeg. Ik heb Nie- mitz betaald, toen bleef mij nog maar weinig over en dat weinige is nu ook weg 1" „Gij liadt den apotheker niet moeten betalen," bracht de majoor hiertegen in. »Maar dat heb ik nu eenmaal wel gedaan doch dat doet hier niets ter zake. Ik wil uw raad, op welke wijze ik mij geld kan verschaffen en dat wel spoedig en zonder opzien te baren." De majoor zweeg een oogenblik. „Schrijf aan uw zoon," zeide hij toen. jfNeen, ik kan, ik mag nu reeds niet weder by hem aankloppen." loopbaan van den vluggen jongen te beschnj ven. Alleen kan ik naar waarheid getuigen' dat die breede baan voor hem te breed was, en hij eindelijk is geworden, iets, waaraan men dikwijls geen naam weten te geven. Somnn- gen noemen hem een mispunt, andeien spreken van een mislukt genie. Het verzen opzeggen was nu eenmaal zijn lust en zijn leven, en een paar medailles, dooi hem hier en daar op een concours behaald, getuigden, dat hij wel aanleg en verdiensten in dit opzicht bezat, maar datgene, wat bijzaak, liefhebberij had moeten zijn, werd hoofdzaak en daaraan werd tijd en geld en alle krach ten besteed. Wanneer hij in de letterkundige loopbaan door nauwgezette studie vooruit was gekomen, dan had hij nog eene toekomst kunnen heb ben, maar juist de inspanning tot degelijke studie stond hem tegen. Vroeger had hij zijn roem al te gemakkelijk ingeoogst; die toejui chingen hadden hem zoo bitter weinig gekost. En wanneer hij later op een rederijkers-avondje zijne talenten ten beste gaf, en hij, bij monde van den Voorzitter, den dank der verzamelde menigte mocht ontvangen, ja, dan had hij zich daarvoor wel moeite gegeven, maar toch was 't niet die inspanning, die vereischt wordt, wanneer men in de wetenschap zelve tot zulk eene hoogte wil opklimmen, dat men kan uitmunten, tenminste, wanneer men zooals de goede, oude onderwijzer droomde, een professor wil worden. Met de tegenwoordige hooge eischen heeft hij 't nooit zoo ver kunnen brengen, dat hij de hoofdakte heeft kunnen verkrijgen. De vlugge, hoopvolle jongeling zakte een paar malen, gaf toen den moed op en stortte zich wanhopend in de armen der dicht- en reci- teerkunst, waardoor hij wel wat roem, enz., maar geen geld, geen bestaan verzekeren, en door de goede maar ook blinde ouders, nog altijd onderhouden moet worden. Deze schets is niet uit de lucht gegrepen, maar op waarheid gegrond, en ze staat helaas! niet alleen. Maar al te talrijk zijn de voorbeelden van slachtoffers eener verkeerde opvatting. Deutinchem, P. van de Velde Mz. De red. der Alkm. Ct. verzoekt ons onder staande uit bare -kolommen te willen overnemen. Met aan dit verzoek te voldoen, vermeenen wij ook onze Lezers, bij wien de heer Stuart zeer zeker bekend is, niet onaangenaam te zijn. „De vorm er voor zal wel te vinden zijn," „Ik wil het niet uu nog niet." „Een nieuwe hypotheek op het landgoed zult gij bezwaarlijk krijgen." De baron stampte ongeduldig met de voet op den grond. „Dat weet ik zelf wel, maar al te best!" riep hij uit. „Ik heb van uw verstand eene betere gedachte gehad." „loch niet die, dat het geld kan maken," antwoordde Plösznitz met een spotachtig lachje. „Ik kan u nog maar alleen den raad geven, een wissel te trekken." „Gij weet, dat ik daarvan niet houd." „Don weet ik geen raad meer." De baron liep gejaagd het vertrek op en neder. „Ik moet geld hebben riep hij uit. „Niemand zou mijn wissel overnemen." „Laat mij daarvoor maarzorgen," zeide de majoor. „Zonder verlies zal ik hem zekerlijk wel niet kunnen verkoopen." „Dat is mij onverschillig, zonder een offer zal ik wel geen geld krijgen. Maar wat zal ik beginnen, wanucer de wissel is vervallen en ik hem niet kan betalen? Dat gaat niet." „Waarde Buschbeck, gij wint in ieder geval een maand tijd en dan kunt gij u gerust tot uw zoon wenden." „Gij hebt gelijk gij hebt gelijk!" riep de baron uit. „Maar ik stel tot voorwaarde, dat de wissel niet door zoovele handen mag gaan n „Ook daarvoor zal ik zorgen. Gij kunt u op mij verlaten, aan voorzichtigheid heeft het mij in miin leven nog nooit ontbroken." Wederom trad de bediende binnen en meldde, aat het paard gereed stond. „Wilt gij eerst niet den wissel teekenen?" vroe- Plösznitz. 5 „lk heb geen tijd." „Ik heb alleen uw handteekening noodig, het overige zal ik wel invullen. Tegen welk bedrag?" „Vierduizend gulden.» De majoor, die in soortgelijke zaken voldoende ervaringen bezat haalde schielijk een wissel-formu lier, de baron onderteekende het vluchtig en reed toen heen; lnj scheen zeer veel haast te hebben. In de Locomotief, weekblad voor lokaal en tramwegen, lezen wij o. a. het vokZ'! „Den 15 j. 1 werd, tot verbinding van met Leeuwarden, de stoombootdienst tn ï6^ huizen en Stavoren geopend, die daarinS? zal vormen lusschen de spoorwegen d<m VC^ gebouwd waarvan het zuidelijk deed dn ÏJ. S. M., het noordelijk deel door de s f6 5.' eëxploiteerd. 8. J|; Daardoor is nu, hoewel in ietwat verlen„i tv- DengcienTorjt wordt geëxploiteerd. Daardoor is nu, h het „koppelteeken" (Economist van Juli 1874) getrokken, waarop voor 't eerst aandacht der openbare belangstellin eDA»gtst; door een tiental vroede mannen in Noordlnj Friesland, die thans reeds voor het meeren/'"'11 hunne vaderen vergaderd zijn, maar die derf lang voor de gevolgen, die zij daarin meej"1" voorzien, gestreden hebben, tot hun streve 'j de spoorwegwet van 1875 gehuldigd werd Die strijd werd onvermoeid gevoerd en »êd dat tijdperk, dikwijls met schijnbaarwanh^ volharding hervat door steeds en op velerlei w"^ in menig geschrift het groote voordeel aan te»* dat daaruit, naar hun meening, zou voortvloeien trokken provincies met hunne daarin gelegen®! ten en tot bevordering van het internationaal yeti!' Of dat denkbeeld, waartoe het middel thans ^1' jaren later voltooid, toevertrouwd is geworden de zorg van drieërlei hand, verwezenlijkt zal wof]!' moet de tijd leeren. Waarschijnlijk echter nj( heel omdat daarmede, onder een zelfde beheer thans voor een deel, reeds voor la f georganiseerd; belangen concurreeren, en zeker niet als wsar wat uit Leeuwarden bijna Ongelooflriijk werd bent dat voor dit traject geen doorgaande kaarten wordn afgegeven en ten gevolge daarvan reeds is voor» komen dat de trein, na aankomst der boot te Stavora vertrokken is zonder dat de reizigers voldoendentiï hadden zich van plaatsbiljetten te voorzien, w een deel daarvan hun verder reizen tot eeu trein moesten uitstellen." Tot zoover de Locomotief. De bovenbefeïl mannen waren: H. C. Wouda, voorzitter, (bijl T> n O.,-' H-,'L -T> T> t TT '„1 R. G. van Swinderen, jhr. mr. P. B. I. van Claerbergen, L. Boetzel, jhr. P. Alewijn, I. de Koningh Cz., J. C. de Leeuw,jb| mr. D. van Akerlaken, H. Linze, leden en l| Cohen Stuart, procureur te Alkmaar, secretie van het tot verwezenlijking der plannen opgetafe comité. Van deze tien zijn alleen de drie laat;: heeren nog in leven. I De secretaris, onze hooggeachte stadgenoot, k zeker niet 't minst aanspraak, dat zijn naam, l het tot stand komen dezer verbindingslijn tusé 1 Friesland en Holland, met eere wordt geira Al heeft hij aan de wijze, waarop deze nu is gevoerd, part noch deel, het denkbeeld om i provinciën op snelle en veilige wijze te verbiii: i is van de heer Cohen Stuart. Onder liet teij1 ministerie Heemskerk was hij de man; die metc- offering van alles, voor deze zaak gestreden M ondanks de tallooze teleurstellingen en telkens lij gestuitte plannen altijd weder, met vernii ijver aan het welk toog en daarbij eene# en geestkracht ontwikkelde, boven onzen lof nk i ven. Voor zich zelf heeft hij de voldoening, ril in zijn denkbeeld in de onderdeelen eenige ging gebracht en al heeft men zijnen raad, di'fi blijkt goed te zijn geweest, om de geheele lp j tusschen Amsterdam en Leeuwarden in eene te brengen, in den wind geslagen, voor zich zei- f herhalen wij kan deze bescheiden maar w® f strijder voor een uitmuntende zaak zich verbijt in de overtuiging, dat hij het is, die jarengw j den stoot gaf aan deze onderneming en door en geschrift belangstelling voor zijn denkbeeld - wekken wist. Maar behalve die voldoening/®) heer Stuart voor voor zich zelf smaken wp?® onverzwakte waardeering van den natuurlijk langer hoe enger wordenden kring van die getuige waren van zijn reuzenarbeid en dl geëvenaarde energie, viel hem, ondanks het 5 Isi genis van officiëele rapporten, dat het i<fee J C behoorde ie worden gehonoreerd, niet de mindej' niet de minste officiëele waardeering, niet de®1 T0 vergoeding voor het door hem volbrachte y® h deel, terwijl andere mannen, die er letterlik, jv voor hadden gedaan, daar de strijd reeds ht-L hen gestreden was, met de onderscheiding'" j( weggegaan. ,ji, Dit woord van welverdiende hulde bij het overnemen van bovenstaand artike J Stuart niet onthouden; als iemand daarop831 heeft, dan is hij het. Zijnen tijdgenoot®^ J| wij het in herinnering brengen, den 3 «4» even; dedeelen als eene opwekking om, - ot p-j bij het strijden voor eene goede zaak, °gn teftj teleurstelling, door geenc miskenning te111 houden. Alk®' Ct a v Dat konijnen niet altijd j, ter wereld komen, ondervond dezer chem. Van de vier jongen, die werden, was een zonder achter, tweede miste den staart en allen i ooien. Een lastig geval. Een nnlit'>ir in Don Ilaag was dd. uitgezond6

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 2