Wordt Vervolgd. 0§0- Onstuimig Weêr. Rampzalig borgen noem ik de ongelukkige gewoonte van vele verkoopers, om, wanneer zij bemerken, dat de koopers niet koopen uit gebrek aan geld en daardoor ten minste nog een bewijs van nadenken en overleg geven, hun dat beetje nog te ontnemen, door hen voor te houden, dat ze met dat betalen vol strekt geen haast behoeven te maken, dat ze des noods nog wel een halfjaar en langer kunnen wachten. Dat is een lokaas, waarvoor zoo menigeen bezwijkt, die anders nog al vast meende te staan. Men overweegt niet, of het werkelijk overeenkomstig de waarheid is, dat men na verloop van dien tijd, beter in de gelegenheid zal zijn, om bet verschuldigde te voldoen men berekent niet, dat er in dat tijdsverloop nog heel veel kan gebeuren, waar door men misschien nog meer achter dan vooruit zal zijnmen berekent niet, dat. na verloop van zooveel tijd het gekochte voorwerp al reeds veel van zijn nieuwheid en aantrek kelijkheid heeft verloren en het daardoor stellig dubbel onaangenaam zal zijn, wanneer men wordt aangespoord tot de betalingin een woord men vergeet dat alles en men vindt het denkbeeld overheerlijk, dat men voorloopig vrij is en reeds dadelijk in 't bezit van 't gewenschte geraakt. Rampzalig borgen noem ik het, want dit is zeker, dat wanneer men aan menigeen dat borgen of uitstel verleent, men evenmin in staat is, om den leverancier te voldoen, die zijn koopwaren op vertrouwen heeft verkocht en toch ook wel eens geld wil zien, om den fabriekant te voldoen, die op zijne beurt zijne werklieden geregeld hun loon moet uitkceren. Wanneer ieder behoorlijk orde hield in zijne zaken en geregeld zooveel weglegde, als hij voor dit en dat noodig had, dan zou 't nog kunnen gaan, maar wat zou men in onze ver lichte negentiende eeuw van zoo'n kinderachtige bekrompenheid van denkbeelden wel zeggen? Men redeneert liever dat alles komt wel te recht. In zeker opzicht is dit waar, maar dit te recht //Waarom gaat liet niet P" vroeg de majoor be daard weg. „Wat zouden mijne talrijke vrienden en bekenden er wel van denken? Zij zouden mij bescbuldigeu, den toekomstigen echtgenoot mijner dochter geen voldoende eer bewezen te hebben." „Gij hebt vroeger nooit zooveel om uwe vrienden gegeven." „In dit geval moet ik het wel," hield Niemitz vol. „Gelooft gij dan, dat hst Buschbeck wel veel genoegen zou bereiden, uwe vrienden en bekenden te keren kennen?" bracht Plösznitz in het midden. „Haha, ik moest u al zeer weinig kennen, wanneer ik niet raadde, dat gij tegenover hen met den baron wilt pronken. Stil, laat mij uitpraten, want door de verzekering, dat dit niet zoo is, overtuigt gij mij toch niet. Haha! Ik wil er u geen vprwijt van maken, maar het verwondert mij toch, dat gij, zulk een slimme vos, niet bedacht hebt, dat eene groote trouwplechtigheid alleen in uw nadeel kan uitvallen." „Hoe zoo? Ik begrijp u niet," riep Niemitz verward uit. „Nu, omdat gij mijn vriend zijt, zal ik u open hartig de waarheid zeggen. Gij moet toch bekennen, dat de vrienden en bloedverwanten van den baron zijn huwelijk als een vernederend huwelijk zullen beschouwen, want hij huwt een burgerdochter. Verbeeldt gij u dat een van hen op de partij zal komen? Wilt gij uwe vrienden dan openlijk ton nen, hoe het huwelijk uwer dochter door de vrienden van den baron wordt opgevat, en wilt gij uwe goede vrienden, die het u ongetwijfeld mis gunnen, dat uwe dochter met een baron trouwt, dan zulk eene prachtige gelegenheid tot allerlei gebabbel geven? liet doet mij inderdaad leed, dat ik die praatjes niet ongezien eens beluisteren kan, want ik ben er vast van overtuigd, dat niemand van hen een lied zal zingen, dat ook maar in do verste verte op een loflied gelijkt." De apotheker liep gejaagd in de kamer op en neder, want hij kon zich niet verhelen, dat de majoor gelijk had. „Daaraan hebt gij natuurlijk in uwen overdreven en bespottelijken hoogmoed niet gedacht," ging Plösznitz voort. „Wordt daarentegen het huwelijk in stilte gevierd, dan kunt gij later altijd nog tegen uwe goede vrienden zeggen, dat de vrienden van den baron niet gekomen zijn, omdat niemand uit- genoodigd was. Heldert dit u na de zaak op?" De apotheker zweeg. Het was hem nu duidelijk, maar het hinderde hem nog meer, een wensah, dien hij zoo vurig koesterde, te moeten onvervuld komen zou ik liever aldus verklaren, dat alle zaken tot hun recht komen, en daarmede be doel ik, dat, spaarzaamheid en eerlijkheid en overleg, zij 't dan ook langzaam, zelden tot schulden leiden, terwijl dit ontegenzeggelijk plaats vindt bij hen, die, uitgelokt, door liet droombeeld van uitstel van betaling, er maar op los leven. Maar wanneer 't dan zoover is gekomen, dat slager en bakker en kruulcniei als de noodzakelijkste hun geduld verliezen en niet meer willen borgen, dan staat het spooksel van armoede en ontbering in zijn ware gedaante voor hen en grijnst hen aan. Dan komen de onweeiswolken voor hen opzetten en de storm. Dan wordt het ontstui- mig weer. En nu 't groote verschil. Wanneer de wer kelijke onweerswolken in de natuur zich ver- toonen, moet de mensch zich daarbij neerleg gen, er in berusten, en wanneer zware hagel de velden heeft vernield en den oogst doen misluk ken, dan is 'thard en ongelukkig, en hij. die t treft is te beklagen, maar hoe dit ook zij, hem rest nog altijd een groote troost, namelijk dat hij die schade niet aan zicli zeiven heeft te wijten. Zijn geweten zal hem niet aanklagen, noch tor verantwoording roepen. Maar bij de figuurlijke onweerswolken komt onbetwijfelbaar de beschuldiging van eigen schuld en er is niets, dat een mensch zóó kwelt, en hem 's levens rampen zoo dubbel, zoo zwaar doet gevoelen, als 't besef van ei gen schuld. Een mensch is evenwel een zonderling wezen in zoo verre, dat hij niet gaarne, niet gemakkelijk zijne gebreken erkent, maar de rampen, die hem treffen, liever aan andere van hem onafhankelijke oorzaken toeschrijft. Werpen de meeste raenschen niet honderd maal liever de schuld op anderen, zelfs al vervallen zij daardoor tot de grootste onge rijmdheid Op wicn zullen ze nu in dit geval de schuld werpen W el, zeer natuurlijk op de maatschappelijke toestanden, die, volgens hen, totaal verkeerd zijn Wanneer de menschen zoo verblind zijn, dan is 't de plicht der meer ontwikkelden, die beter op de hoogte der maatschappelijke toestanden zijn, om met alle bedaardheid en overredingskracht die gemoederen tot bedaren te brengen en tot tevredenheid te stemmen. In de natuur kan niemand het dreigende onweder doen wegdrijven en de samenpakkende wolken laten. Plösznitz raadde, hetgeen er in zijn binnen ste omging, want hij lachte spottend. „Gij kunt immers ook tegenover uwe vrienden schitteren, dat verstaat gij voortreffelijk," ging de majoor voort. „Zeg hen, dat het uw plan is ge weest, een groote bruiloft te geven, en de zoon van den baron in gezelschap van den prins, dien hij vergezelt, hadden van Palestina, waar zij tegenwoor dig zijn, voor het feest willen overkomen, maar Puschbeck was zoo jaloerseh op zijn nieuw geluk, dat hij hetzelve niet aan vreemde oogen wiltoonen, daarom had de trouwplechtigheid in stilte plaats. Gij kunt er nog wel wat aan toevoegen, want ik ben er van overtuigd, dat men u toch niet gelooven zal doch neem nu een besluit, want mijn tijd is beperkt." „Ik zal mij voegen naar den wensch van mijn schoonzoon," gaf Niemitz met een diepe zucht ten antwoord. „Ah, eindelijk komt uw verstand dan weder boven!" riep Plösznitz lachend uit. „De plechtig heid zal dus op die wijze plaats vinden, dat de baron met uwe dochter hier in huis trouwt; be halve uw persoon zal ik slechts tegenwoordig zijn. Na de voltrekking van het huwelijk, zullen wij, wanneer gij dat goed vindt, een heerlijk glas wijn drinken; Puschbeck zal dan met zijue jonge vrouw naar het landgoed gaanwat ik doen zal, weet ik nog niet, misschien houd ik u nog eenige uren gezelschap, dan kunt gij mij uw bruiloftsgedicht, waaraan gij zooveel tijd hebt ten koste gelegd, voordragen en ik zal mij moeite geven, om een opmerkzaam en dankbaar publiek te zijn." De apotheker gaf eindelijk toe. In Mei had in alle stilte het huwelijk plaats en nauwelijks was de trouwplechtigheid afgeloopen, of de baron reed met zijn jonge vrouw naar zijn landgoed. Plösznitz bleef nog eenigen tijd bij den apotheker. Ilij was bij het huwelijk tegenwoordig geweest en het had toen toch een diepen indruk op hem ge maakt, dat Dora, toen haar mond het „Ja" nauwelijks verstaanbaar had uitgesproken, in onmacht was ge vallen Hoe zwaar moest haar het besluit gevallen zijn, den baron hare hand te reiken! Wanneer Buschbeck ooit vernam, door welk middel Dora bewogen was geworden de zijne te worden Deze gedachte stemde hem verre van vrooliik doch de goede wij,, van den apotheker drong li bezwaar weldra ter zijde. Laat op den avond keerde ook hij terug naar het landgoedf van 't hemelgewelf verwijderen leven, in den toestand dien ik ,1 it kan dit wel. 'Mr Wat heelt men evenwel gedaans tegenovergestelde. Men heeft zoL' M den geest van ontevredenheid aan„ en de menschen er als 't ware '0 dat ze hunnen toestand nioeslen verbeteren, niet door alle uweliil^0^'1- inspanning, zuinigheid, spaarzaamhei 1 hij inkomsten en uitgaven, niaar-J het bijna met ronde woorden"^ door het te nemen van hen ,r vloed leefden. Wie een paar nummers van Recht v heeft gelezen, zal, zonder van eeni^; zaak te gewagen, erkennen dat de leer dl verkondigd wordt, niets anders deed da\ stof aanbrengen en 't evenwicht ho" 1 hoe meer verbreken. Waar zooveel o hoopt werd, daar moesteen onweerl0i!^ Dat dit gebeurd is, hebben de jonaste?' geleerd. Eu nu? Deutichem. P. v. d. Veldes SS in n en la n dsch^jj^^ Schagen, 14 Augustus 188c Aan het bestuur der .llarddrK\ Vereeniging alhier, is door eenige Vlaardinov- heeren, houders van Postduiven geboden, tijdens de harddraverij, alhier™J dunden fiinsdag te hou,Ie,,3 Postduiven op te laten. Het bestuur heeft dit welwillend aanboiiil dank aangenomen en voor dezen wedstrijd J prijs en premie vastgesteld. Tijdens de hJ draverij zal er omstreeks twee uur gehouden worden, gedurende welke de vrij gelaten zullen worden. Dank zij de goede zorgen van hel ij meentebestuur en de belangstelling der otiil in het onderwijs, is het schoolverzuim t| onze gemeenteschool buitengewoon gering, Van de 350 kinderen verlieten er 401 school voor het schooljaar (Mei 85— Meil was afgeloopen. Van de overige 310 kindaJ hebben er 118 geen énkelen schooltijd» zuimd, terwijl 227 kinderen minder dail verzuimen hebben, gedurende het geheelei Aan de harddrijverij te Alkmaar,'val ge de Alkmaarsche Harddraverij-vereenial Woensdag gehouden, namen 17 paarden6. De pi ijs f 250 werd gewonnen door den® merrie „De Koningin," van den heer Florijn Rotterdam, bereden door den heer G. I( De eerste premie ad f 100 door den zwarJ ruin „De Jonge Wilhelm," van den heerV?« haren te Amsterdam, bereden door hm W. de Boer, en De 2de premie ad f 50 door de zwteUl z/Emma," van den heer Dalenberg teScliooip bereden door den eigenaar. De aanvaring van de „Schorpioen." I Men schrijft aan het Dagblad v. N®| uit Nieuwediep onder dagteekeningvanMJïl dag1 Hedenmorgen omstreeks 8 uur, terwf B sleepboot /Hercules" het instructieschip1 Loo" naar de Hors had gesleept, 11 Nieuwediep terugkeerde en Zr. Ms. ra®;'ï „Schorpioen" de haven verliet, tot het den van de gewone oefeningen ter Tessel, kwamen deze beide schepen mond der haven, in de nabijheid van 1 „De Harssens," met elkander in De „Schorpioen" toch, meenendeiw ruimte genoeg overbleef, oin, voor boot om, te passeeren, dacht hiervanB te kunnen trekken, doch toen de ^1 daartoe eenmaal was gestaakt was e te laat. Onmiddellijk liet de kapitein ,(,I cules" met volle kracht achterui doch niets mocht meer baten, 'j Mm dc pogingen om het gevaar te ontkol, vruchteloos, en het volgend oogen ^jll ramschip met hevigheid aan de stuur middenscheeps in 0^% Een in de davids hangende s oeR e0 |1 beklemd, de touwen braken, cn,e(|eIj of-J later werd dc sloep door vletter '^dc de 11 HerC" m vischt. Dit, dacht men, was a"e dc //schorpioen" had bekomen, echter werd zwaar lek, de steV?eetvaflu""J heel van ijzer gebouwde boot sp c tot boven, terwijl dc machine en ^Jic- ontzet geraakten. Gelukkig a bu'P schotten zinken voorkwamen c" o0[|ig dadelijk toegeschoten vletjes

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 2