te AMSTERDAM, toonen. Zoo viert de geheele natuur als 't ware feest en nieuwe kracht is ontwaakt. Ook daar is evenwel eene keerzijde van de medaille, want al zeer spoedig verneemt men, dat hier een mensch werd gedood en daar eene woning verbrandde, maar de zegenrijke gevolgen overtreffen nog verre 't geledene nadeel. Hier let men derhalve in de eerste plaats op de goede zijde. Hoe is 't nu daarentegen met het figuurlijk onweer waarvan we eenige dagen geleden ge tuigen moesten zijn? Hier waren 't de geweldige gevolgen, die 't eerst in aanmerking kwamen. Toen de storm was bedaard, toen het onweer had uitgeraasd, toen bleek het, op welke krachtige wijze men het had moeten bedwingen en hoeveel menschen- levens 't had gekost. Menschenlevens leggen groot gewicht in de schaal. Heeft er een brand gewoed en wordt het verslag daarvan door de nieuwsbladen bekend gemaakt, dan doet het ons altijd zoo aangenaam aan, wanneer 't bericht sluit met de woorden gelukkig heeft men geene menschenlevens te betreuren persoonlijke ongelukken hebben er niet plaats gehad. En hier? Niet alleen dat er gekwetsten waren, maar 't aantal dooden is aanzienlijk, zeer aan zienlijk. Hoe pijnlijk was 't niet voor 't gevoel, wanneer men die brancards zag voorbijgaan, waarop de lijken lagen uitgestrekt van hen, die niet gevallen waren, bij de verdediging van hun vaderlandniet omgekomen door vuur of water, toen ze hunne in nood en gevaar ver- keerende medemenschen wilden redden en zeiven de droevige slachtoffers van hunne zelfopoffering werden; niet gedood door 't hemelvuur, dat hen plotseling en geheel buiten hunne schuld had getroffen, maar gevallen, doodgeschoten door landslieden, die hunne plicht moesten doen en de bevelen hunner meerderen gehoorzamen; ge\allen, omdat zij, dwaselijk luisterende naar de verkeerde inbla zingen van anderen, vergaten, dat gehoorzaam heid aan de wet de eerste plicht eens burgers is; vergaten, dat zonder wetten geen land, geen stad kan bestuurd worden, en dat wette loosheid moet leiden tot den totalen ondergang van 't landvergaten, dat wanneer de mensch zelf niet bij machte is, om den stroom zijner hartstochten te keeren, de sterke arm der wet hem daartoe de behulpzame hand moet leenen misschien zou hem dit tot bezinning gebracht hebben, doch het paard was sterker dan de rijder. Zoo kwam hij eindelijk aan voor een herberg, die alleen midden in de heide stond; hij was nauwelijks in staat, zich langer in den zadel te houden. Lang zaam steeg hij af. Hij verlangde wijn de waard bezat dien niet hij liet zich brandewijn geven, want hij had slechts eene behoefte, namenlijk, te drin ken, den brandenden verterenden gloed in zijn hoofd en in zijn borst uit te dooven en te vergeten. Ongeveer terzelfder tijd kwam Plösznitz, buiten gewoon vermoeid van de ongewone wandeling, bij den apotheker aan. Niemitz ontving hem met de grootste gejaagdheid, want hij droeg heden de apo theek over aan den nieuwen eigenaar en had het dus inderdaad zeer druk. Beste vriend, ik kan u heden slechts vluchtig begroeten, maar zeer vluchtig, want ik heb heden voor mij zeiven geen minuten tijd riep Niemitz hem met hoog gekleurd gelaat toe. //Gij moet toch voor mij eenigen tijd over hebben, want ik breng n^een tijding, die ook u belang zal inboezemen," gaf de majoor ten antwoord, terwijl hij zich op een stoel wierp. „Ik bid u, spreek, maar maak het kort!" zeide Niemitz gejaagd. Plösznitz vermaakte zich, trots den benarden toe stand waarin hij verkeerde, met de zeer buitenge wone, zenuwachtige haast van den apotheker. //Ik bid u, spreek dan toch herhaalde de apo theker nog eenmaal ongeduldig, „Wat is er? //Uw schoonzoon heeft vernomen, welke kleine streek gij gebruikt hebt, om uw dochter te bewe gen, de zijne te worden", gaf de majoor ten antwoord. Het bloed week uit het gelaat van den apotheker. z/Wie heeft hem dat gezegd riep hij. //Uwe dochter." //Onmogelijk, zij heeft mij beloofd, te zwijgen!" Plösznitz haalde de schouders op. „Dat schijnt zij vergeten te hebben." „Hoe heeft de baron het opgenomen viel Nie mitz hem in de rede. z/Niet zeer vriendelijk," gaf Plösznitz ten ant woord. ,/Mij heeft hij het huis uitgeworpen en wanneer gij hem opzoekt, zal hij het u ook doen //Onmogelijk Onmogelijk ripp Niemitz ver schrikt uit, „zegt gij mij de waarheid?* z/Die heb ik u gezegd.// z/Ik zal morgen naar hem toe rijden, heden is het mij bepaald onmogelijkik zal hem verzoenen, moet het en het zal mij gelukken Een weemoedig gevoel moet dan ook nu eicen vervullen bij 't zien van de vreeselijkfi gc\o o®11* welke dit onweder had. Maar zouden ei an geen zegenrijke gevolgen ook zijn? Zou cue zaak tegen alle natuurwetten in, dan maar eene zijde hebben Dat is niet alleen niet te hopen, maar ook niet te denken. Een mensch kan dwalen, van daar het spreek woord: dwalen is menschel ijk. Een mensch kan vallen, maar ook weer opstaan. Menigeen heeft harde lessen noodig, alvorens hij de noodige levenswijsheid heeft verkregen en menigeen verkrijgt ze nooit. Wanneer nu, na zulk eene gevoelige les, menig oog opengaat en men overtuigd wordt dat al de leeringen en voorspiegelingen der zoogenaamde volks vrienden en helpers der menschheid op geheel verkeerde grondslagen berusten en daarom geene goede vruchten kunnen afwerpen, dan ware er ten minste reeds iets gewonnen. Het gebeurde heeft ontegenzeggelijk een diepen indruk gemaakt, maar de partij, die zoo lang reeds alle middelen heeft aangewend om woeling en twist te doen ontstaan, zal nog zoo maar niet dadelijk al hare plannen opgeven en het hoofd in den schoot leggen en zich overwonnen verklaren of het verkeerde der handelingen erkennen. Daarom moet er voort durend worden gewaakt. Hoe diep de indruk moge geweest zijne toch is 't een erkende waarheid, dat indrukken uitgewischt of door anderen vervangen worden, en daarom moet de indruk zooveel mogelijk- levendig worden gehouden. Moet dit alleen door straf en gestrengheid geschieden Ik geloof 't niet. Eene misdaad straffen is goed, maar haar voorkomen, is nog veel beter. Wanneer de wet heeft getoond, wat haar kracht is, wat ze doen kan, wanneer de rust en veiligheid der maatschappij in gevaar wor den gebracht, dan heeft zij aan haren plicht voldaan, maar dan is 't de plicht der maat schappij zelve, om voor de herhaling van zulke ongeregeldheden te waken, door gebruik te maken van de stemming, waarin de handhaving der orde de gemoederen heeft gebracht. Algemeen moet alles aangewend worden om de menschen te wijzen op het opgerijmde van de voorstellingen der volksleiders, op de nood lottige gevolgen, welke hun dwaas gedrag na zich sleept en op het goede, dat er voor hen nog is weggelegd, wanneer de aloude deugden //Gelooft gij vroeg de majoor. //Beproef het! Wanneer Buschbeck u ziet komen, dan wed ik, dat hij u niet eens toestaat, uit de wagen te stijgen //Hij zal niet vergeten, dat ik de vader zijner vrouw ben riep de apotheker, het hoofd omhoog heffende. „Ha haReken daar maar niet te vast op zeide de majoor lachende. ,/Hij zal u hoogstens door den bediende het huis laten uitzetten. Ik vermoede, dat uwe dochter na de gedane ontdekking ook niet hijzonder welgemoed jegens u zal zijn." Niemitz liep onrustig de kamer op en neder, hij wist inderdaad niet waarmede hij zich tegenover zijne dochter zou verontschuldigen. Gij hebt mij er toe verleid!" riep hij uit. „In uw brein is het geheele plan ontstaan, gij zijt dus alleen verantwoordelijk „Waarde vriend, verbeeldt gij u, mij daardoor vrees aan te jagen," antwoordde Plösznitz. „Dat zou u al zeer moeielijk gelukken. Zekerlijk stamt het plan van mij, maar waart gij gedwongen het uit te voeren Gij zijt toch geen kind meer Nu de zaak eenmaal niet meer te veranderen is, is het dwaasheid, mij daar nu verwijten over te doen ik verlies ongetwijfeld veel meer dan gij." Niemitz antwoordde niet. „Wilt gij hier blijven wonen?" vroeg Plösznitz. „Ik weet nog niet," gaf de apotheker ten ant woord. Het was zijn plan geweest, den winter op het landgoed van den baron door te brengen, doch dit scheen nu geheel en al onmogelijk. „Nu, dat boezemt mij ook minder belano- in, ik ben hierheen gekomen, om uwe hulp °in té roepen „Mijne hulp?" viel de apotheker hem in de rede. „Zeker. De verbanning uithet huis van den baron is mij zeer onverwachts overkomen; ik ben van plan, mij naar de residentie te begeven, maar het ontbreekt mij daartoe aan de noodige middelen." „Ik heb heden geen minuut meer tijd zeide Niemitz haastig. „Gij kunt mijn verzoek in een oogenblik ver vullen. Geef mij eene som gelds, die mij tenminste voor zorgen vrijwaart, en ik zal uw kostbaren tijd niet verder in beslag neinen." „Ik weet toch uit Buschbeck's mond, dat gij bij het spel zeer veel geld hebt gewonnen!» „Zoo gewonnen, zoo geronnen; ik heb het ook weder verloren/ „Ik kan u nu niet helpen - het is mij voor van eerlijkheid en spaarzaamheid r geheel en al schijnen te sluim^ÜH ontwaken. ie°. Het is de dure plicht van al], eenigerlci wijze met dien stand in "j d'e schappij in aanraking komen, om das te wijzen en door eigen voorbeeld^P Voorbeelden trekken, en leeringenwVffc maar al te dikwijls ontbreekt dat een navolgenswaardig voorbeeld bij^11 om verschillende redenen op 011ti n> krachtigen invloed kunnen uitoefen zeer genegen, om te veroordeelen en'ï1 zeer hard oordeel uit te spreken, m S veel edeler en meer den mensch'w een reddende hand uit te steken '"T Deutichem. P. van de Veld side k 18 Augustus '86. Na de korte inleiding in onze -courant dezer moeten wij onze wandeling door zalen vau het Paleis voor Volksvlijt voortzetten T eerste plaats trekt onze aandacht de 1 werpsche koek van 300 livres of 150 kiW die er uitziet als een reusachtige grafzerk geloof dan ook wel dat wie er onder geraakte- zijn graf zou vinden. Mijn collega van dé aV damsche heeft becijterd dat een regiment 1 logsterkte niet die koek, zou kunnen worden»J Vlak vóór ons staan een 8-tal keurige 3 of glazelcassen met chocolade en kunst—suiker keu van de firma's Blooker en Bensdorp, yj de suikervruchten zijn prachtig nagebootst e'nleJ het bewijs tot welk eene hoogte deze zoete iajJ trie is gebracht. Aan mijne vorige opgaaf 1® J nog toevoegen dat de bijenkorf van de firnu H uit 2700 opeengestapelde bussen cacao beslat Door deze en ook door andere exposanten wordt®! eiken volwassen voorbijganger een keurig vera monstertje cacao aangeboden, eene reclame, dieA' nog al kostbaar, maar door de concurrentie m\ zakelijk geworden is. Rechtsom gaande staat daar de model-bakker vau den heer Thie, waar alles met stoom gedrtr wordt. Stoom is wel de groote werkkracht J eeuw tot zelfs op het gebied der bakkerij, 1 een verschil, om maar eens iets te noemen, bidli gewone oven met den heetwater-oven. Den ke zal ik wel niet behoeven te beschrijven; dek. stof wordt er in gelegd, daarna aangestoken, alles in lichte laaie staat, wordt de boel en: - het oogenblik onmogelijk." „Waarom „Ik heb geen geld in kas." „Niemitz, die leugen is al te grof, vooral fcj: ik weet, dat gij heden het grootste gedeelte koopsom van uwe apotheek hebt ontvangen, k liever rondweg, dat gij mij niets wilt geven, dan tenminste nog oprecht „Ja, ik kan u niets meer geven V' gingSeif voort. „Gij overschat mijn vermogen, ik mij zeiven denken en gij hebt reeds veel van <1 ontvangen. Zeer veel „Nu, dat is tenminste duidelijk antwoordde de majoor, terwijl hij opstond en j»*; zijn hoed greep. „Onze rekening is dus verenen en ik heb jegens u geene verplichting meer. Wh zal ik eenige regelen aan den baron schrijven o hem opheldering geven, over zekere gedane ®v| van zijn waarden schoonvader." I „Waag het eens!" riep Niemitz verbitterdi11" „Zeker! Wie zou mij dat beletten?" „Ik." w| „Gij?" vroeg Plösznitz op minachtende j- „Wilt gij schertsen? Gij zoudt mij misschien I nen aanklagen; doe dat, maar bedenk vau eI of het wel geraden is, dat het gerecht er 8 I van krijgt. Gij zoudt niet kunnen ver wanneer ik alles, wat ik van u weet, 1 courant openlijk mededeelde; ik win 0 j J eene bekendmaking wel is waar niets, weet, dat ik niet veel te verliezen heb. kies ik dezen weg. Leef wel!" )(!l „Wacht wachtriep Niemitz ie grootste opgewondenheid na. „Wat verlangt gij nog?" vroeg De apotheker begaf zich naar zijn J nam er een rolletje goud uit en gaf dit »al' J „Hier hier!" zeide hij me^.!)evel[raClite» 4 geef op inijn eer, meer dan mijne toelaten. Leef wel Plösznitz verwijderde zich. i enl m In machtelooze woede keek Nienu 1 koelen bloede had hij hein wel kunnen het speet, hem geducht, Plösznitz zlJn cfte PI geschonken te hebben, maar de o'j JjjH waarmede hij zooveel geld had yerdiend, v#: het hotel ®e^jgotë het n»3i gevoelde hij geen berouw. De majoor nuttigde in schingen en liet zich toen naar spoorwegstation rijden. yer?oiP

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 2