A L g i: M i: E
A I) V E 11 T I. 1 I I. -
ZONDAG
N I E L VV S-
Landbouwrlai).
SEPTEMBER.
5
BRIEVEN DIT AMSTERDAM.
DWALINGEN DES HARTE.
Ao. 1886.
30.s/g Jaargang.
J\d. 2017.
SCIIAGER
COURANT,
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woens
dag- en Zalerdac/acond. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertenhën in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Ingezonden stukken één dag vroeger.
Een winterseizoen dat in den zomer begint. De
bereisdheid der Amsterdammers. Het tooneel.
Vooruitgang en bloei. Prinoesjesdag. De parade in de
zon. Een kindervoorstelling in de Stadschouwburg.
Naar het weder van de laatste dagen te oordeelen
zitten we nog in het hartje van den zomer, maar
men tracjit ons, in vele opzichten zoo misdeelde
stedelingen, diets te maken dat wij dezen heerlijken
zomer reeds achter den rug hebbeu en met volle
zeilen koers zetten naar den winter met zjne ver
makelijkheden binnensmunrs.
De verschillende zomersche genoegens worden
ons langzamerhand ontzegd en onder gewoonte
openen de schouwburgen op eens met grol geschut
hun winterveldtocht tot verdeeling der Amsterdam
mers. Het tooneel als leerschool voor het volk aan
zijne roeping voldoende, maakt van mijne stadge-
nooten, die druk schouwburgen bezoeken, halve
Roman van tRIEDRICll TRIEDRICR
XI.
25.)
Langzaam liep Horst in zijn kamer op en neder.
Er werd een paard voorgebrachthij trad san het
venster en zag zijn vader wegrijden. Het deed hem
toch minder aangenaam aan, dat deze om zijnent
wege nu niet thuis bleef, te meer nog daar Dora
het hem had verzocht. Was het niet zijn plicht
geweest, het verzoek zijner vrouw in te willigen
Hij wierp zich op de oude sofa en staarde in
gedachten verzonken, voor zich uit. Dat Dora de
echtgeuoote van zijn vader was, scheen hem een
onverklaarbare droom. Die tegenstelling van
beide personen Zijn vader bijna een grijsaard, door
den drank versuft, en zij nog in al de schoonheid
der jeugd. Of zij elkander lief baden P Hij had geen
teeken, geen blik van innige genegenheid opgemerkt
hij kon het ook niet gelooven, misschien daarom
wel niet, omdat deze gedachte hem pijniijk aandeed.
Wat was het geweest, dat beiden had vereenigd
Had Dora zich door den naam en den rang van
zijn vader laten verblinden Dan was zij wel zwaar
gestraft, want aan zijne zijde zou zij nimmer het
levensgeluk kunnen vinden. Hij stond voor een
raadsel. Hoevelen hadden er niet gedongen naar de
liefde van het jonge, schoone meisje, en zij had
jeugd en geluk opgeofferd, om de echtgenoote van
zijn vader te worden
Hij was vermoeid en afgemat en toch kon hij
met slapen, want zoodra hij de oogen sloot, zag
hij Do ra's gelaat en de lijdende trek er van trof
hem. Het bloed vloeide sneller door zijne aderen
en lnj wist toch niet waarom. Onrustig sprong hij
op- Het vertrek waarin hij zich bevond scheen hem
'e etig, de lucht zwoel, ofschoon de vensters geopend
wareneen gevoel van angst overviel hem, zooals
UJ dat in zijn ouderlijk huis nog nooit had onder
vonden. Zijn vader was weg; wanneer hij zijn kamer
verliet en naar het paik ging, moest hij Dora, zijne
moeder, ontmoetten eu hij huiverde voor dezeont-
ffioeting, omdat hij niet wist, hoe hij zich tegen
over de echtgenoot van zijn vader zou gedragen.
Hij dacht er aan, naar de pastorie te gaan; daar
flas hij immers ten allen tijde welkom en daar
Was hij altijd gaarne geweest. Maar iets hield hem
Hij had Hed wig beloofd, zoodra hij weder
"wam, yan zijn reis te vertelleu en het was hem
°nmogelijk, beden nog kalm naast haar te gaan
zitten en te praten over al hetgeen hij op reis had
,.e eefd. Zij was een lief goed meisje, hij had haar
,y°oals een broeder alleen zijn zuster kan lief-
e ben, maar nooit van te voren had hij zoo dui-
UITGEVER:
J tVIWK
TE SCHAGEN,
Laan, Wijk D, No. 5.
Prijs per jaar 3.Franco per post 15.Gü
Afzosd? rlijke nummers f 0.05.
Adverteniiën van één tot vijf regels 0.75
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wot-
den naar plaatsruimte berekend.
wereldburgers. Geen enkel plekje van den aardbol
J is ons vreemd; wc zijn overal geweest: in de step
pen van Rusland en in de pampa's van Zuid—Amerika,
in Hamburg, in Cuïro, in Boston, in Hongkong en
in Nieuw—Zeeland we hebben met Michaël Strogoff
een reis gemaakt door de sneeuwvelden van Siberië
en voelen ons thuis in de boogere Fransche samen
leving van Sardou, zoowel als in de Duitsclie bur
gerhuishoudens van Moser en 1'Arronge. We lachen
als echte Berlijners om een Duitsche bier-ui maar
blijven meer sympathie gevoelen voor de tintelende
uitingen van het „esprit Gaulois." We hebben in
alle tijden geleefd, met hooge personaadjes en lage
schurken gezien, en hebben alle harstochten en
deugden van het menschelijk gemoed gepeild en
ontleed. Niet altijd is het tooneel ons echter een
school des levens geweest, want we hebbeu in onze
schouwburgzalen wel eens dingen geleerd, die men
beter gedaan had ons te onthoudenmaar 't is er
mee als Vondel zegt
„De honingbbei zuygt er honingh.'
De spinneitop veueyn uit."
Het schouburgbf zoek neemt in onze stad steeds
toe en komt de Hollandsche kunst en het tooneel
delijk gevoeld, dat zijn neiging niet boven dit ge
voel ging.
Hem overviel een onrust, die hij niet begreep,
maar zelfs met den geestelijke, dien hij zoo hoog
vereerde, had hij nu niet bedaard kunnen praten.
Hij vond in zijn kamer geen rust meer; hij begaf
zich naar het park, om de eenzame plaatsen op te
zoeken, waaraan zich eenige herinneringen van
zijn jeugd vastknoopten. Horst vond veel nog onver
anderd, maar ook velerlei was door den tijd bijna
geheel uitgewischt. Hij herinnerde zich een jongen
beuk, in wiens bast hij als knaap zijn naam had
gesneden; de beuk vond hij weder, maar zijn naam
was niet meer te herkennen; de letters waren ver
groeid. Hij liep verder, om een ouden eik op te
zoeken, wiens sterke wortels, natuurlijke met mos
overdekte banken hadden gevormd. Daar had hij
dikwijls uitgerust; de stilte rondom, het half duister
onder het schaduwrijke dak, hadden altijd iets
geheimzinnigs voor hem gehad, en hij verlangde
er nu naar, te weten, of dit alles nog denzelfden
indruk op hem zou maker.. Het pad naar dien eik
was met boschjes begroeid.
Reeds was hij nog maar enkele schreden ver
wijderd van de plaats, toen hij verrast staan bleef.
Op dezelfde plaats, waar hij zoo dikwijls had uit
gerust, zat Dora. Zij bemerkte niet dat hij naderde.
Zij had het hoofd op de hand geleund en staarde
strak voor zich uit.
Horst wilde terugkeeren, ten einde de droomende
niet te storen en toch hield iets hem met .geweld
terugzijn blik kon niet scheiden van de schoone
lippen van haar profiel. Daar keek Dora op en
verschriktehierna stond zij schijnbaar kalm, op.
Snel trad zij op Horst toe.
„Ik wilde u niet storen," zeide hij. „Het ver
langen, om de lievelingsplaats mijner jeugd nog
eens op te zoeken, voerde mij hierheen hier
heb ik dikwijls als knaap geweest. Doch ik vergeet,
dat wij op verlangen van mijn vader, alle deftigheid
tusschen ons verbannen hebben."
Dora sloeg langzaam den blik tot hem op hare
oogen schenen rood van het weenen.
„Gij stoort mij niet," antwoordde zij zacht.
Hare stem trof hem bijzonder. Er scheen in hem
eensklaps een gevoel te ontwaken, zooals hij dat nog
nimmer had gekend.
„Hebt gij geweend vroeg hij.
Dora wendde het hoofd af, en streek met hare
blanke hand vluchtig over de oogen, alsof zij daar
door elk spoor der tranen kon doen verdwijnen.
„Het is niets/' antwoordde zij toen en een smar
telijk lachje vertoonde zich om haar mond. „Het
was misschien eene dwaasheid, laat ons naar huis
gaan, de koffie zal wel reeds gereed staan."
Horst hoorde deze woorden ter nauwernood.
zeer ten goede. Het is werkelijk bewonderenswaar
dig, hoe zeer de tooneelspeelkunst in de laatste
jaren vooruitging door de grootere belangstelling
van het publiek, dat strengere eischen leerde stel
len naar mate de inspanning der acteurs toenam.
Die vooruitgang is in de eerste plaats merkbaar
bij de Koninklijke Vereeniging het Nederlandsch
tooneel, dat tegenwoordig vootreffelijke krachten
bezit en een uitstekend samenspel heeft verkregen.
Ik wil echter mijne algemeene beschouwingen staken
omdat ik zou vreezen langdradig te worden door
mijne lofspraak en men dan spoedig zou zeggen
„Jan, wat dvaafje weer door op dat stokpaardje!"
Dinsdag,den laatsten Augustus, hebben we
Princesjesdag gevierd, op de volgende wijzewe
hebben het carillon hooren spelen van verschillende
kerktorens en de vlaggen zien wapperen van alle
openbare gebouwen. Een nationalen feestdag hebben
we dus nog niet gevierd, want meer dan dat lijdelijk
toezien hebben we nog niet gedaan, maar het zou
me niet verwonderen als het in volgende jaren anders
werd. Des middags ten twaalf uur begon de groote
parade achter het Rijksmuseum, op het uitgestrekte
terrein, waar voor drie jaar de wereldtentoonstelling
„Het heeft u bedroefd, dat mijn vader heden niet
tehuis is gebleven," zeide zij.
Dora keek hem aan en in haar oog lag de
bevestiging zijner vraag.
„Hel zou mij lief geweest zijn," antwoordde zij.
„Maar ik weet het ook te waardeeren, dat hij zijn
gegeven beloften tracht te houden."
„Heeft hij die gegeven bracht Horst hier
tegen in.
Hij ontstelde zelve bijna over zijn eigene woor
den; zij waren hem onwillekeurig ontglipt en in
het minste had hij er aan gedacht, dat hij ze
uitsprak, tegen de echtgenoote van zijn vader.
„Hij heeft die gegeven," zeide Dora ernstig.
„Al heb ik het niet gehoord, zoo weet ik toch,
dat hij niet in staat is, te liegen. Tegenover den
zoon mag ik het volle vertrouwen koesteren en ik
mag tegen hem openhartig zijn, en zeggen, dat het
hart van uw vader edel is."
„Ja ja riep Horst uit.
Hij wist nauwelijks, wat hij sprak. Hij verkeerde
onder den invloed eener geheimzinnige macht, die
hem elke zelfbeheersching scheen ontnomen te heb
ben.
„Kom, laat ons in huis gaan,zeide Dora op
vertrouwelijken toon.
Hij volgde. Slechts eene gedachte hield hem terug.
Dora sprak van zijn vader met groote achting en
toch kon zij hem niet lief hebben, het was onmo
gelijk Eerder hield hij het voor denkbaar, dat dag
en nacht, vuur en water zich vereenigd hadden
Hij kou het niet gelooven en al zijne zenuwen
trilden.
Zwijgend gingen zij naast elkander.
„Het lot heeft ons in een eigenaardigen toestand
gebracht," zeide Dora, die al hare kalmte nu weder
had teruggekregen. „Ik moet u mijn zoon noemen,
maar het zou dwaasheid zijn, wanneer ik verlangen
wilde, dat gij met de piëteit, die een moeder ver
langen kan en moet, tot mij zoudt opzienhet
natuurlijke onderscheid der jaren laat zich niet
ter zijde zettenmaar iets meen ik toch te mogen
hopen, dat wij met elkander in openhartige en
eerlijke vriendschap zullen omgaan. Ik ken u reeds
lang door de mededeelingen van Ebers en Hed wig,
ik ben voor u nog een vreemdeik heb de plaats
ingenomen van haar, die gij met de hartelijkste en
hinderlijkste liefde hebt vereerdik weet, dat zij
een edel, lief mensch is geweest, en ik bid u tus
schen mij en haar geen vergelijking te maken. Deze
eene verzekering kan ik u geven, dat ik mij niet
wil plaatsen tusschen vader en zoon, maar alles
zal doen, om u tol elkander te brengen. Laat ons
dus vrienden zijn."
Zij reikte hem de hand.
Wordt Vervolgd.