12 SEPTEMBER. DWALINGEN DESHARTE. Ao. 188(5 30.v/c Jaar M 2019. il I. C li 31 E E A I» V E 11 'S' E T I E A' i E L 33' S- V E) IJ O U W It L A I). Gemeente Scha gen. Bekendmakingen. J WINKEL, Laan, Wijk D, No. 5. PATENTEN. XII. 27.) Dora had de koffietafel onder de boomen laten gereed zetten. De morgen was zoo stil en zacht, het weder zoo lieflijk Zij zat daar aan een haakwerkje en keek van tijd tot tijd naar het huis. Sedert een paar uren wachtte zij reeds op Horst. Sliep hij nog? Zij wilde den bediende niet vragen. Eindelijk kwam Horst van de tegenovergestelde zijde uit het park; hij scheen reeds een wandeling gemaakt te hebben. Dora stond op, toen zij hem zag komen; groetend stak zij hem de hand toe. „Hebt gij reeds eene wandeling gemaakt?" vroeg zij. „Ja ik was vroegtijdig wakker en kon de slaap niet meer vatten," gaf Horst gejaagd ten antwoord. „En toch hebt gij u zeer laat ter ruste begeven," merkte Dora op. ,/Hebt gij dat gehoord?" /Zeker, ik sliep zeer los. Doch gij ziet er bleek uit gevoelt gij u niet wel?" //Neen ja ik heb hoofdpijn," gat Horst ten antwoord en streek met de hand over het voorhoofd. „Ik moet heden nog vertrekken." //Waarom?" vroeg Dora verbaasd. „Gij zeidet, dat gij eenigen tijd hier dacht te blijven." „Zeer juist doch ik ontving hedenmorgen vroeg een telegram, dat mij terugroept dienst zaken." „Wie heeft u het telegram gebracht Ik heb niemand zien komen." „Ik ontmoette den bode op mijn wandeling." Er gleed een schaduw over Dora's gelaat; deze mededeeling scheen haar onaangenaam aan te doen. Horst bemerkte dit en het deed hem genoegen. Het was haar dus geenszins onverschillig of hij afreisde. Hij wilde haar bekennen, dat hij de onwaarheid had gesproken, dat hij blijven zou - doch te rechter tijd riep een inwendige stem hem toe: „Zij is de echtgenoote van uw vader!" „Wanneer vertrekt gij?" vroeg Dora zacht, zonder hem aan te zien. „Heden morgen, ik zal den koetsier gelasten, het Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woens dag- en. Zaterdac/avond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden Adoertentiën in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Ingezonden stukken één dag vroeger. •gw-a? trprsa .prgc^.-rTrr—rr--vr.r.r^sisrss^srx!':: Het Hoofd van het plaatselijk bestuur der ge meente Schagen, brengt bij deze ter kennisse van de ingezetenen dier gemeente, dat het kohier van het Patentrecht over het eerste kwartaal van bet dienstjaar 1886 [87 op den 7 dezer door den heer provincialen inspecteur in de provincie Noordholland is executoir verklaard en op heden aan den heer Ontvanger der directe belastingen binneu deze ge meente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt alzoo vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid zouden voortvloeien, te ontgaan. Schagen, den 9 September 1886. Het hoofd van het plaatselijk bestuur voornoemd, G. Langeuberg. UITGEVER: TE SCHAGEN, Prijs per jaar f 3.Franco per post tj.GU Afzonderlijke nummers f 0.05. Advertenliën van één tot vijf regels 0.75 iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor den naar plaatsruimte berekend. den llen tot en met Vrijdag den 17en dezer, des voormiddags van 9 tot 12 ure, den invallenden Zondag uitgezonderd. Schagen, den lOen September 1886. De Burgemeester voornoemd, G. Langenberg. De Burgemeester van Sehagen brengt ter alge- meene kennis, dat de patenten, aangevraagd in de maanden Mei, Juni en Juli j. 1. Ie kwartaal, dienst jaar 1886[87, ter gemeentesecretarie door belang hebbenden kunnen worden afgehaald vanaf Zaterdag Roman van IRIEDRICI1 IR1E ÜR1CIL Verlangen naar geld bezielt vele mensclien en dat verlangen kan in hartstocht ontaard n. Geschiedt dit, dan wordt het gierigheid. Dat verlangen, die begeerte om meer en meer geld en schatten te verzamelen en opeen te hoopen wordt niet oneigenaardig vergeleken met dorst. Wanneer honger den mensch kwelt kan het een marteling worden. Toch zijn er menschen, en de tegenwoordige tijd bewijst hut alweder met een voorbeeld, die dagen lang zonder voedsel kunnen blijven, maar leest men ook van hen, die even zooveel dagen zonder drinken doorbrengen IJselijk moge honger zijn, maar dorst is nog veel ijselijker en vandaar dat men een onbe dwingbare begeerte naar 'f verkrijgen van 't een en ander met den zeer kenmerkende» naam van do-st bestempeld heeft. Daar is niet alleen dorst naar geld, maar dorst naar eer, rijtuig spoedig voor te brengen." Het scheen wel, dat Dora's band, waarmede zij haar kop koffie aanvatte, beefde „Uw vader slaapt nog, ik zal hem wekken," zeide Dora en wilde opstaan. „Ik bid u, blijf, laat hem slapen," riep Horst uit. „Wilt gij hem dan niet vaarwel zeggen „Ik wil hem niet in zijn slaap storen, waartoe zou dat dieuen Ik hoorde, dat hij zeer Jaat terugkeerde. „Horst, heeft dit u beleedigd „Neen, zeker niet. Ik heb hem gisteren gezegd, dat het mij onaangenaam zou zijn, wanneer bij zich mijnentwege ook maar den geringste» dwang .oplegde; ik ben voor hem toch geen vreemde, om dergelijke beleefdheden te verlangen." „Eu wilt gij ook in de pastorie niet afscheid nemen „Ik kan het niet; gij zult wel zoo vriendelijk zijn, mij te verontschuldigen." „Het zal Ebers en Hedwig geducht spijten". „Hoe kan het ben spijten, wanneer de plicht mij roept," antwoordde Horst wrevelig. „De geestelijke zelve heeft mij altijd ingeprent, dat men eerst zijne plichten moet nakomen, voor men aan zich zeiven denken mag; zou hij nu een uiterlijke» vorm booger stellen dan de plicht Dora zweeg. De bediende verscheen nu in het park; Horst riep hem en droeg hem op, in te spinnen. Dora zweeg nog altijd; zij boog zich over baar baakwerkje, maar de onrust, waarmede zij werkte, verried, dat zij niet zoo kalm was. „Ik kan de gedachte niet op zijde zetten, dat bet een of ander u beleedigd beeft," zeide zij hierop, zonder hem evenwel aan te zien. „Neen, waarachtig nietriep Horst uit. „Ik bleef zoo gaarne hier, het valt mij moeielijk, heen te gaan maar ik moet weg, ja, de plicht dwingt mij Eetiige minuten daarna reed de wagen voorDora geleidde hem er been. Zij reikte hem de hand tot afscheid; bij vatte deze en het was hem alsof zijne zinnen hem begaven. Met geweld trachtte hij zich te herstellen, sprong snel in den wagen en riep den koetsier toe, weg te rijden. Hij durfde niet achterom te zien, hij keek niet eens naar de zijde waar bij de pastorie had kunnen naar roem en in minder edelen zin ook dorst naar wraak De dorst naar roem vindt men hoofdzakelijk bij krijgslieden en veroveraars, getuige 't voorbeeld var een Napoleon, van een Alex- ander en van zoovele anderen, wier namen de geschiedenis voor ons heeft opgeteekend. Ik wil daarom schilders en dichters niet uitslui ten noch toonkunstenaars, maar hun roem is van geheel anderen aard. 't Is meer een naam, dien ze in de kunstenaarswereld verwerven en door enkelen in latere tijden wordt behouden. Er is veel geschreven en er wordt altijd veel gesproken over roem. Hoevele stervelin gen hebben een groot gedeelte van hun leven doorgebracht met te streven en te jagen naar dien roem, zonder ooit hunnen wensch ver vuld te zien! Anderen daarentegen hebben 't op betrekkelijk jeugdigen leeftijd reeds zoo ver gebracht, dat de wereld van hen gewaagt. En is die roem blijvende Een schrijver heeft gezegd, dat de mensch alleen bestendig is in de onbestendigheid, en we mogen veilig aannemen dat er waarheid, zeer veel waar heid in die spreuk ligt. De reden is waarlijk niet verre te zoeken. Een Arabisch spreekwoord luidt„schrijf wel daden in marmer,maar beleedigingen in 'l zand." zien, hij dacht er niet aan. Hij rilde alsof hij de koorts had, zoo hevig was zijn bloed in opstand; hij had wel luide wil len schreeuwen van smart en toom voor de eerste maal in zijn leven beminde hij hartstochtelijk en hij mocht uiet beminnenHij wilde het hevig kloppende hart bedwingenbij had zich immers met geweld losgerukt; misschien gelukte het hem, den hartstocht, die hem zoo plotseling was overvallen, ts overwinnen. Op zijn gelaat vertoonde zich een bittere trek, zijn vader had hem nooit liefgehad en nu was het diens echtgenoote, voor wieu Horst's hart zoo on stuimig klopte. Was liet niet een bespotting, dat Dora den grijsaard, den man, die geheel en al aau den drank verslaafd was, toebehoorde. Kon zij aan de zijde van dezen man ook maar het geringste geluk smaken kon zij hem liefhebben Was het uiet een natuurlijk recht, dat jeugd bij jeugd plaatste Was bij niet een dwaas geweest, met zich zoo snel van alles los te rukken Had hij het geluk, aan Dora's zijde te vertoeven, niet tenminste nog eenige dagen kunnen smaken Hij had berouw over zijn schielijk besluit. Maar wat belette hem, er van terug te komen? Kon hij niet dadelijk terugkeeren Wanneer hij uit het rijtuig sprong en over de heide liep, kon hij binnen een half uur het landgoed van zijn vader bereiken; Dora zat misschien nog in het park, hij zag in zijne verbeelding hare donkere oogen, hij greep naar de kruk van het portier „Rijd vlug op, koetsierriep hij dezen bevelend toe, als wilde hij zich zei ven de uitvoering van zijne gedachte beletten en zonk toen achterover in de kussens van het rijtuig. De baron verwonderde er zich volstrekt niet over, toen hij. tegen den middag ontwakende, van Dora vernam, dat zijn zoon, door een telegram ontboden, reeds was afgereisd. „Wie soldaat is, moet gehoorzamen," zeide hij. „Horst heeft het nog beter dan vele duizenden zijner kameraden, want hij is rijk en staat aan het. hof hoog in gunstik geloof, dat hij zich hier spoedig verveeld zou hebben." Het was hem zelfs lief, dat zijn zoon weder ver trokken was, omdat hij zich tegenover hem schaamde. Dora antwoordde niet, zij verliet de kamer, ver toornd over de kalmte en onverschilligheid, waarmede haar echtgenoot over zijn zoon sprak. Des namiddags, toen Busehbeck weder was uit-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1886 | | pagina 1