A L G E M E E
A I» V E 11 T E I I E -
DONDERDAG
LaaidbouWItL 1>.
16 SEPTEMBER.
AFKONDIGING.
DWALINGEN DES HARTE.
Ao. 1886
30ste Jaargang
NlEl S-
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
PA T ENT EN
J. WINKEL,
S C1A 2 R
RANT,
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woens
dag- en Zal er da (ja v o n d. Bij inzending tot 's
middags 12 ure, worden Advertentien in het
eerstuilkomend nummer geplaatst.
Ingezonden slakken één dag vroeger.
De Burgemeester van Sehngen brengt ter alge-
meene kennis, dat de patenten, aangevraagd in de
maanden Mei, Juni en Juli j. 1. Ie kwartaal, dienst
jaar 1886[87, ter gemeentesecretarie door belang
hebbenden kunnen worden afgehaald vanaf Zaterdag
den Hen tot en met Vrijdag den 17en dezer, des
voormiddags van 9 tut 12 ure, den invallenden
Zondag uitgezonderd.
Schagen, den lOen September 1886.
De Burgemeester voornoemd,
G. Langeuberg.
De Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN
doen te weten, dat door den Raad dier gemeente,
in zijne vergadering van den 25 Augustus dezes
jaars, is vastgesteld de volgende verordening
Roman van IRIEDRICI1 IRIEDRlCll
XII.
28.)
„Niemitz, wanneer gij nu slim zijt, dan heb^
gij beden avond een vischwater gevonden, waaruit
gij menig goudvischje kunt ophalen," zeide Plösznitz,
terwijl hij Niemitz' arm nam. „Maar gij moet dat
nu niet op uwe plompe, inhalige manier doen. Gij
denkt er natuurlijk dadelijk aan bet water af te
voeren, om zoodoende de goudvischjes in eens te
vangen. Dat gaat in dit geval niet, want de jonge
man is wantrouwend en wanneer hij eenige achter
docht jegens u begint te koesteren dan zult gij
geen rijksdaalder van hem loskrijgen."
„Ik geloof, dat gij u in hem bedriegt," merkte
de gewezen apotheker op. „Ik vrees zelfs, dat hij
door zijn vader in alles is ingewijd, want op alles,
wat ik van mijn dochter vertelde, antwoordde hij
geen enkel woord."
„Niemitz, ruensch, ik ken u nu al sedert ver
scheidene jaren, maar dikwijls zijt gij mij een groot
raadsel," riep Plösznitz lachende uit. "Wanneer er
sprake van is, iemand te bedriegen, dan ontwik
kelt gij eene sluwheid, die mij doet verhazen, en
dan verraadt gij weder zulk eene geringe menschen-
kenuis en opmerkingsgave te bezitten, alsof gij
geheel en al een nieuweling zijt op deze wereld!
Ik geloof, dat dit hieruit vooitvloeif, dat gij als
apotheker al uw aandacht er op nchttet, om pillen
te draaien, die voor duizenden ziekten aangewend
worden en bij geen enkele helpen."
„Ik vraag u wel om verschooning, maar ik ge-
loof, dat er weinige apothekers zijn, die in hun
vak bekwamer zijn, dan ik het geweest ben," ant
woordde Niemitz beleedigd.
„Haha! Beste vriend, gij hebt van u zeiven
altijd een veel te hoogen dunk gehad riep Plösz
nitz lachende uit. „Gij verbeeldt u ook goede verzen
te maken en beschouwt u zei ven als een poeët,
doch wanneer gij van uwe dichterlijke verdiensten
zoudt moeten leven, dan zou ik niet gaarne bij
het middagmaal uw gast zijn."
„Daar hebt gij geen verstand van," antwoordde
Niemitz beleedigd en trok zijn arm uit dien van
den majoor weg.
nApotheker, wees toch geen dwaas," ging Plösz
nitz op luidruchtigen toon voort. „Gij gelijkt waar
achtig op een paard, dat juist het gevoeligst is, op
die plekken waar het de sporen worden ingedrukt.
Ik wil u eenige goede wenken geven voor een
uitstekende vangst en nu springt gij om een schertsen
de opmerking op uw achterste pooten, even als een
jong ros, dat zijn eigen schaduw niet kan zien."
Ik houd niet van zulke opmerkingen," ant-
UITGE VER:
TE SOH AGE N»
Laan, Wijk D, No. 5.
Prijs per jaar ƒ3.Franco per post 3.ÖU
Afzonderlijke nummers 0.05.
Advertentiën van één tot vijf regels 0 75
iedere regel meer f 0.15. Groote letters wor
den naar plaatsruimte berekend.
Verordening tot voldoening aan het voorge-
schrevene bij art. 178 der gemeentewet.
De Raad der gemeente SCHAGEN
Overwegende dat volgens art. 178 der Wet van
29 Juni 1851 (Staatsblad No. 85,) de Raad ten
minste éénmaal in de vijf jaren moit verklaien,
welke verordeningen tegen welker overtreding straf
is bedreigd, alsnog geldend zullen worden aange
merkt;
Besluit
lo. In te trekken;
A. Van het Politic-Reglement dier gemeente'
de artikelen 42, 43, 45, 46, 50 en 51, gelijke
lijk gewijzigd, b;i Raadsbesluiten van den 23 Novem
ber en 14 December 1875, afgekondigd den 4
Januari 1876; art. 96a, vastgesteld bij Raadsbe
sluiten van den 31 Maart én den 1 Juni 1874,
afgekondigd den 15 Juni daaraanvolgende, en de
artt. 119 sub. 3, 121 en 133, gewijzigd bij Raads
besluiten als voren, mede afgekondigd op den datum
even vermeld, en zulks, wijl krachtens arrest van
den Hoogen Raad d.-d. 29 Juni 1885, stratveror
woordde Niemitz bits.
De majoor liet zich door dezen stroeven toon
niet in het minste terneerslaan.
„Gelooft gij dan dat ik alles goedkeur, wat gij
doet en spreekt?" riep hij uit. „Ik ben al
leen niet zoo licht geraakt en verwaand als gij.
Hoor mij nu bedaard aan. De jonge baron vermoedt
niet in het minste, op welke wijze hij aan zijne
stiefmoeder is gekomen, want wanneer hij dit wist,
dan zou liij u eenvoudig den rug toegekeerd heb
ben, om u op duideli ke wijze te verstaan te geven,
dat hij zulk een middel al zeer verachtelijk vindt."
„Het was toch uwe uitvinding," bracht Niemitz
hiertegen in.
„Zeker, dat zal ik ook nooit ontkennen, uw
verstand is daartoe te bekrompen. Het is u opge
vallen dat Horst op Je loftuiting op uw dochter
niets antwoordde ha ha Door uw blauwen bril
ziet gij bepaald niets, anders hadt gij moeten op
merken, dat zijn borst dieper en sneller ademhaalde
wanneer niet alles mij bedriegt, dan stelt hij juist
zeer veel belang in zijne jonge moeder."
„Dat geloof ik niet," gaf de apotheker als zijne
overtuiging te kennen.
„Dat doet hier ook niets ter zake," ging Plösz
nitz bedaard voort. „Het zou mij zelfs verwonderen,
wanneer het niet het geval ware; hij is jong, bezit
een licht ontvlambaar gemoed, en uwe dochter is
schoon ik kan u dit wel openlijk in het gezicht
zeggen, omdat zij met u niet de minste gelijkenisheeft.
Of ik gelijk heb, dat zult gij spoedig genoeg kun
nen merken aan de wijze, waarop hij met u zal
omgaan. Ik heb reeds een prachtig plan in mijn
hoofd, doch zal u dat morgen eerst mededeelen,
omdat ik de onderdeden neg eens rijpelijk moet
overdenken."
„Geef mij dan tenminste een korte schets van
uw plan," smeekte Niemitz.
„Neen, anders mocht gij u nog gaan verbeelden,
zelve het uitgedacht te hebben. Onze wegen schei
den zich hier ik kom dus morgen bij u.
Goeden nacht
Plösznitz sloeg snel een zijstraat, in, liij hoorde,
hoe Niemitz hem nog nariep even te wachten, doch
hij bekommerde zich hierom niets, maar vermaakte
zich met de gedachte, de nieuwsgierigheid van den
apotheker gaande gemaakt en haar onbevredigd
gelaten te hebben.
Niemitz en de majoor waren weder vrienden
geworden. Niet de wedeikeerige genegenheid had
hen tot elkander gebracht, maar de nood. Zij
hadden elkander noodig en ondersteunden elkander
in hunne zaken.
Niemitz had in de residentie een zeer harde
ondervinding opgedaan. Als de schoonvader van een
baron, had hij in den beginne op zeer grooten voet
geleefd; zijn vermogen wis tegen zulk een leefwijze
deningen, welke niet in ééne vergadering zijn vast
gesteld, onverbindbaar zijn;
B. Het Raadsbesluit van 31 Juli jongstleden,
waarbij, ingevolge art. 178 der gemeentewet, is
verklaard, welke verordeningen, tegen welker over
treding straf is bedreigd, als nog geldend worden
beschouwd, en zulks wijl in dat besluit mede zijn
begrepen, de onder litt. a vernielde artikelen.
2 o. Te verklaren
dat de verordeningen, tegen welker overtreding
straf is bedreigd, die voortdurend, met uitsluiting
van alle anderen, behalve die hier later sub. 3 te
vermelden, geldend blijven, zijn de volgende
1. Het Politie—Reglement .dier gemeente, vast
gesteld in de openbare Raadsvergadering van den
14 November 1866, gewijzigd in die van den 4
Maart 1867, afgekondigd den 25 Maart 1867, en
voortdurend geldend verklaard den 6 Juli 1881;
w aarvan alkondiging is geschied den 30 Juli daar
aanvolgende, en bevattende de navolgende hoofd
stukken
1. Van de verdeeling der gemeente, en de
niet bestand, doch hij had zich overgegeven aan de
hoop, op de beurs twintigmaal zooveel te verdienen.
Hij had kennis gemaakt met een agent, die door
vleierijen zijn volle vertrouwen won en aan de
beurs zijn getrouwe raadgever was, daar Niemitz
toch spoedig tot de overtuiging was gekomen, dat
hij met de beurstoestanden niet op de hoogte was.
Hij had zich met gewaagde speculatiën ingelaten,
omdat hij de ziekelijke gedachte met zich omdroeg,
dat hij winnen moest. Evenwel, hij had verloren.
Dit had zijne verbazing opgewekt en ergerde hem;
de nieuwbakken vriend had hem uitgelachen en
toegeroepen „Waarde vriend, dat overkomt een
ieder, zelfs de slimste kop, omdat de toestanden
niet zco nauwkeurig zijn na te gaan. Rotschild
behoort zeker wel ouder de beste kenners van de
beurs; meent gij, dat hij zich ook niet eens vergist
Haha! Wanneer al zijne speculatiën gelukten, dan was
reeds al het geld der wereld van hem, en nog de noo-
dige wissels bovendien. Ik heb in mijn leven vele
meuschen leeren kennen en kan u met zekerheid getui
gen, dat zulk een heldere kop als de uwe bepaald win
nen moet, wanneer hij zich maar niet van zijn stuk laat
brengen. Gij moet kalm en bedaard blijven, tot het
laatste oogenblik aan toe. Hebt gij twintigduizend
gulden verloren, dan waagt gij het dubbele, en mis
lukt die speculatie ook, hetgeen best mogelijk is, dan
waagt gij wederom het dubbele en met een enkelen
slag hebt gij alles teruggewonnen. Voor beursspecu-
latiën is de eerste voorwaarde kalmte en de tweede
moed. Geld ls er eigenlijk niet voor noodig omdat
men het door bovengenoemde eigenschappen wint."
Niemitz, die door de hebzucht verblind was, had
zich laten medesleepen door de beslistheid waarmede
de agent hem de schoonste winsten voorrekende, en
had diens raad opgevolgd. Hij had de geleden ver
liezen door des te vermeteler en grooter sp culatiës
getracht te dekken en dat zou hem misschien ook
gelukt zijn, wanneer zijn vermogen het maar zoolang
had uitgehouden, tot hij eens aan het winnen kwam.
Nu had de vertwijfeling zich van hem m ester ge
maakt hij had allen moed verloren en was bovendien
tot de ontdekking gekomen, dat hij door den agent
was bedrogen. Dat had hem diep geschokt, te meer
omdat hij zijn weeldérig leven nu opgeven en zich
aanmerkelijk in zijne uitgaven bepeiken moest.
Toen had hij den majoor, die zich insgelijks in
geldverlegenheid bevond, weder ontmoet en zij
hadden opnieuw een verbond gesloten, om, evenals
vroeger, gemeenschappelijk zaken te doen. Plösz
nitz gebruikte deu grooten kring zijner bekenden,
voornamelijk onder de officieren, om Niemitz
slachtoffers tce te zenden. De apotheker leende hen
tegen ongehoord hooge percenten geld en Plösnitz
genoot een deel \an de winst. Niemitz leende
het geld alleen op zeer spoedig afloopende
wissels en accepten; hij liet wel is waar doorscheme-