30ste Jaargang. Ho. 2042.
DWALINGEN DES HARTE.
Donderdag1, 2 December 1886.
POSTERIJEN.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Siinnenlandsch Nieuws.
SCHACER
AIiciiei Niems-
j
COURANT.
pit blad erschjjnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. lij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENRIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
lïtfGEZOINiDEN STUKKEN èén dag vroeger.
5E223S
aaBESSSBSX-SSSS»
POLITIE.
VEEL O REN:
in deze gemeente, op Donderdag 25 November j. 1., een
roodlederen zakboelij e,
inhoudende ongeveer f 300.aan bankbiljetten.
Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter gemeentesecretarie
alhier.
De Directeur van het Postkantoor alhier, brengt ter kennis,
dat op Zondag 5 December e. k. alle diensten der Posterijen
zullen worden uitgevoerd als op werkdagen.
Zij, die voor de verzending van pakjes, van de pakJcetpost
wenschen gebruik te maken, worden beleefd verzocht de be
zorging tijdig aan het kantoor te doen plaats vinden.
De meest gewenschte verzending voor deze gemeente is met
den trein, die circa ten ure van Schagen vertrekt.
De Directeur, van het Postkantoor te Schagen,
HEYLIGEES.
Schagen, 1 December '86.
Heden herdacht de heer P. G. C. J. Ileyligers, postdirec
teur alhier, den dag, waarop hij voor 25 jaren zijne betrekking
aanvaardde als Directeur der posterijen voor Schagen en onder-
Roman van FRIEDRICI1 FR1.EDR1CH.
XNI1I.
49.1
Trots de liefderijke verpleging en het stille, vreedzame leven
in de pastorie, herstelde Dora toch zeer langzaam. Zij had
ook al te veel tijd, om na te denken, over datgene, wat zij
in de laatste jaren had beleefd. De pastorie bood haar geen
verstrooiing aan; zij wees die trouwens ook van de hand, en
toch had zij die ten zeerste noodig.
Daar kwam nog bij, dat Hedwig, de dochter van de predi
kant, hare liefde tot Horst nog altijd niet had overwonnen
zij was boos, dat hij niet eenig teeken van leven gafzij
dacht aan hem, zoo dikwijls zij alleen was. Zij sprak nooit
over hem, maar de smartelijke trek op haar gelaat verried, dat
zij nog altijd leed.
En met baar leed ook haar vader. Hij had van den tijd al
les verwacht, doch deze had hem ditmaal in den steek gelaten.
Dora had nog met geen enkel woord over haren vader ge
sproken, en Ebers had alles, wat haar aan hem had kunnen
herinneren, met opzet vermeden. Hij borg zelfs de couranten
weg, zoodra er over den veroordeelde iets in stond.
Dora zat alleen met den predikant in den tuin.
vis mijn vader reeds veroordeeld F' vroeg zij eensklaps.
Ebers schrikte van deze vraag en aarzelde eenigen tijd met
het antwoord.
//Ik bid u, mij alles eerlijk mede te deelen," ging Dora
woort. „Ik heb tot nu vermeden, er naar te vragende angst-
walligheid, waarmede gij de couranten voor mij verbergt, doet
m,j het ergst vermoeden. Zeg mij alles, ik moet het dragen.
Is hij is pij ter dood veroordeeld
//N een, neen 1" antwoordde Ebers.
//Welke straf heeft hem dan getroffen
/Levenslange tuchthuisstraf."
Dora staarde voor zich uit.
Levenslange tuchthuisstraf!" herhaalde zij langzaam op
smartelijken toon. „Dat hebben de rechters misschien voor'een
zachtere straf gehouden en toch zou ik honderdmaal liever den
dood willen ondergaan. Kan het leven dan nog eenige waarde
hebben voor hem, wanneer elke hoop voor hem is afgesneden
Moet niet de gedachte, tot zijn dood aan toe altijd en altijd
jn de enge, dofle cel te moeten zitten, hem eiken dag nieuwe
kwelling "brengen Moet niet het gevoel van schuld en berouw
u'm tot in het oneindige pijnigen
//Niet allen denken er over als gij," bracht Ebers hiertegen
ln/ //de meesten sidderen meer voor den dood."
//Dat mag het geval zijn bij hen, die in hun leven slechts
gevegeteerd hebben," ging Dora voort. „Maar hij die eenmaal
ipUkkig is geweest, moet die niet altijd daaraan terugdenken
Mijn vader was gelukkig, hij was een vermogend man en
geacht, en dat alles alles heeft hij door zijn eigen schuld
verloren Moet die gedachte hem niet waanzinnig maken
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGüIli, Laan, 11. 5.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
lioorige gemeenteu.
Te tien ure ongeveer begaven de brievenbestellers en brieven
gaarders, voor zoover die onder dit kantoor geressorteerd zijn,
zich naar het kantoor, alwaar zij den geachten Jubilaris
hunne gelukweuscheu kwamen aanbieden, en dezen deden ver
gezeld gaan van eenige stoffelijke blijken, die onder een gepaste
toespraak van den oudste van liet personeel den Jubilaris wer
den overhandigd.
Tot deze geschenken behoorden
Een zeer fraai zilveren Inktstel met inscriptie, een niet min
der fraai met zilver gemonteerd en van gecalligraplireerde
titelplaat voorzien Album, waarin de namen der gevers, en ten
slotte nog een Rooktafeltje.
Een gezellig samenzijn, waarbij menige hartelijke dronk den
Jubilaris en wederkeerig bet personeel werd gewijd, bezegelde
de goede verstandhouding, die er wederkeerig bestaat tusschen
den directeur en de tot diens kantoor behoorende beambten.
In verschillende bladen is meegedeeld, dat het tijdschrift
„Jong Nederland," met 1° Januari zouden ophouden te
bestaan. Yan vertrouwbare zijde ingelicht, kunnen wij dit be
richt ten volle tegenspreken: juist het tegendeel is waar, daar
genoemd tijdschrift dat tot nog toe twee maal 's maands ver
schijnt, op dien datum in een geillustreerd weekblad van 8
paginas hervormd wordt, zonder verhooging van den abonne
mentsprijs. Behalve dat het formaat wordt vergroot, zullen
tevens prijsvragen van f 5 f 25 worden uitgeschreven.
Voor den Burgemeester eener Noord-Holl. gemeente werd
dezer dagen door de politie een landlo ipir gebracht, die zeker
betere dagen gekend had. Hij was althans in het bezit van een
testament, waarin o. m. de zonderlinge bepaling voorkwam,
„Het gevoel en ook de gedachten worden verstompt."
„Waar is mijn vader nu
„In de landsgevangenis. Ik durfde u iets niet mededeelen,
nu kan ik het doen. Zijne gezondheid is geschokt, zij was
het reeds, voor hij nog veroordeeld werd, hij zal zeer waar
schijnlijk de straf niet al te lang hebben te dragen."
„Lk kan den dood voor hem slechts als eene verlossing
beschouwen," antwoordde Dora. „Ik heb nog eene bede aan u."
„Spreek. Gij weet, welk eene vreugde het mij verschaft,
wanneer ik u den een of anderen dienst kan bewijzen."
„Kunt gij mijnen ongelukkigen vader niet eenige verlichting
en betere verpleging verschaffen? Gij hebt op de kosten niet
te letten, ik zal die gaarne dragen; het zal mij gerust stellen,
wanneer ik iets voor hem kon doen."
Ebers beloofde het te zullen beproeven. Daarna deelde hij
haar mede, dat de voorzitter van de rechtbank in de zitting
de tribune had laten ontruimen en hoe verbitterd de inwoners
van het stadje daarover waren geweest.
Dora bleef in de pastorie. De zomer verdween en liep ten
einde. Het groote heerenhuis, dat door de von Buschbeck's
zoo lang bewoond was geweest, stond ledig en was gesloten,
daar er voor het landgoed geen kooper was gevonden. Dora
had het huis na den dood van haren echtgenoot nog maar
éénmaal betreden, teneinde de weinige goederen, die haar eigen
dom waren, te laten overbrengen; hetgeen aan den ouden baron
behoorde, had zij aan den ouden bediende geschonken.
Hedwig was niets veranderd. Veelvuldiger dan ooit begaf
zij zich op de mooie dagen naar de heide en bleef daar uren
achtereen, als hoopte zij, dat zij Horst daar weder zou aan
treffen, gelijk vroeger was geschied.
Wederom was Dora met den predikant alleen.
„Hebt gij nooit iets meer van Horst gehoorde" vroeg zij.
„Nooit."
De jonge vrouw keek Ebers aan, als geloofde zij zijne
woorden niet.
„Mij moogt gij het gerust zeggen; ik ben immers kalm en
Iledwig zal ik er geen woord van verraden," ging zij voort.
„Ik heb niets van heit gehoord," herhaalde Ebers.
„Heeft hij u niet geschreven?"
„Neen."
„Gelooft gij, dat hij zich het leven heeft benomen
„Dat heeft hij bepaald niet gedaan," verzekerde Ebers. „Ik
zou dit niet zoo vrij durven en kunnen beweren, wanneer ik
hem niet zoo goed kende. Wat hij mij indertijd schreef, dat
zal hij trachten door te zetten; hij zal met het leven worstelen,
om zich zeiven te bedwingen en zich eene positie te ver
overen."
„En wanneer hij in dien worstelstrijd liet onderspit moet
delven?" vroeg Dora.
„Ook dat zal hij niet, want er woont in hem een gezonde
geestkracht, die gaat niet ten onder."
„En vermoedt gij niet, waarheen hij zich zal hebben begevenP'
„Neen, niet in het minste."
Dora keek nadenkend voor zich uit.
„dat zijn lijk moest worden gewikkeld in de Nederlandsche
vlag."
Dat die bepaling, als de man straks misschien in eeu bede
laarsgesticht sterft, zal worden nagekomen, is aan gegronden
twijfel onderhevig.
Op grond ran een scheikudig onderzoek door dr. Meije-
ringh ingesteld, wordt gewaarschuwd tegen het gebruik van
geglazuurde, althans schijnbaar geglazuurde koekepannen. Het
is gebleken, dat het zoogenaamde glazuur een loodwitverf is,
die zeer gemakkelijk in de spijzen wordt opgenomen, waarvan
vergiftiging het gevolg zou kunnen zijn.
Het is treurig somwijlen het wedervaren te vernemen,
van hen, die met opoffering van tijd en geld, zich beschikbaar
stellen om door gepaste middelen huisgezinnen te steunen,
waar armoede en tegenspoed dreigen de leden maatschappelijk
en zedelijk te demoraliseeren. Het streven van vereenigingen
en hare leden voor dat doel is hoogst prijzenswaardig, en de
beweegreden van hun handelen is te edel, dan dat zij zelfs
denken zouden aan belooning. Niet te veel voorzeker is het
echter geëischt, wanneer men voor die mannen vraagt, dat zij
van den kant van hen, aan wie zij hunne belangelooze hulp
hebben betoond, een eerlijke en dankbare behandeling mogen
ondervinden. Ongelukkig echter wordt maar al te vaak het
tegenovergesteld ondervonden.
Een staaltje van ondankbaarheid in hooge mate kwam ons
voor eenige dagen ter oore.
Een gezin, vader, moeder en vijf kinderen te Amsterdam,
had gedurende een aantal jaren, zij 't geen weelde, toch zeker
geen armoede gekend. De man een degelijk werkman, was in
staat met zijn handen voor zich en de zijnen ruim het brood
„Gelooft gij, dat hij ooit zal terugkomen F' vroeg zij na een
korte pauze.
„Ik weet het niet en ik weet ook niet of ik dat moet
wenschen."
„Waarom niet?"
„Hedwig heeft hem nog niet vergeten; de strijd valt haar
veel zwaarder dan ik verwacht hadtoch zal zij ten slotte
zegevieren en hare gemoedsrust terug krijgenzou die vrede
dan weder niet op nieuw verstoord worden
„Ik geloof het niet," zeide Dora. „Ook Horst moet nu tot
kalmte gekomen zijn en ik zou alles, wat in mijn macht staat,
aanwenden, om hem te overtuigen, welk een trouw en goed
hart hij in Hedwig van zich heeft gestooten. Ik ken haar nu
door en door en hij zou mij gelooven."
De oogen van den geestelijke schitterden bij deze woorden.
„Zoudt gij dat doen?" riep hij uit.
„Zeker."
„En wanneer Horst nog altijd u bemint F'
„Dat kan hij niet," ging Dora voort. „Een liefde, die geen
hoop heeft, kan niet blijven bestaan, want de hoop is het
eenige, dat haar staande houdt en versterkt."
„En wanneer hij nu toch nog altijd die hoop in zich om
draagt?" bracht Ebers hiertegen in.
Dora schudde ontkennend het hoofd.
„Hij weet, dat ik nimmer de zijne kan worden," antwoordde
zij. „De klove, die tusschen hem en mij bestaat, is nimmer
en door niets weg te nemen. Ik kon het vergeven, dat hij die
in de ontroering van het oogenblik vergat, ik zelf heb dat
immers ook gedaan, maar voor de tweede maal zou dit niet
kunnen gebeuren; want hij zal mij de achting, die ik als weduwe
van zijn vader mag eischen en eischen zal, niet ontzeggen."
„Zal zijn hart daar naar vragen
„Dat zal het doen."
„Wilt gij mij eene vraag open en eerlijk beantwoorden
Gij moogt dat, want ik ben uw vaderlijke vriend."
„Ik zal openhartig zijn."
„Hebt gij Horst vergeten Hebt gij hem niet meer lief F"
Een donkere blos overtoog haar gelaat, zij haalde diep adem.
Een oogenblik talmde zij met het antwoord.
„Ik zal hem nimmer vergeten," antwoordde zij toen. „Ik
heb hem ook nog lief, maar in mijne liefde ligt nu niets meer
begeerlijks. Zij mag anders zijn, dan de liefde van de zuster
tot den broeder, maar ik zou mij waarachtig er over verheugen,
wanneer hij een hart vond en er mede gelukkig werd. Ik zal
hem nimmer voor mij begeeren, ik zou hem dagelijks
kunnen zien, zonder dat een hartstochtelijk verlangen in mij
zal opkomen."
Ebers stak haar de hand toe.
„Gij hebt ook in mij een zwak vonkje der hoop ontstoken,"
zeide hij. „Of die hoop ooit vervuld zal worden?"
Hedwig voegde zich nu bij hen en het gesprek kreeg der
halve een andere wending.
Wordt Vervolgd.