AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
KERSTMIS.
Niets bestendiger dan de onbestendigheiden het ijs
is wel het onbestendigste van alles. Gisteren en eergiste
ren begonnen alle liefhebbers van het edele ijsvermaak
hunne schaatsen reeds voor den dag te halen en aan eene
nauwkeurige inspectie te onderwerpen, en thans loopen
gezegde liefhebbers onder hunne druipende parapluie's te
treuren over den plotseling ingevallen dooi, die hen doet
baggeren door de Amsterdamsche modder, in plaats van
luchtig en losjes over de spiegelgladde ijsbaan. „Gisteren
een prachtig winterzonnetje, vriezen dat het kraakte,
heden ochtend een dikbewolkten lucht, terwijl de gansche
schepping er uitziet als een natte handdoek!" hoorde ik
er van morgen een pruttelen. Maar de huismoeders lachen
in haar vuistje, beducht als zij waren voor een dreigende
rijzing der prijzen van aardappelen, turf, steenkolen en
andere levensbehoeften vóór half Januari een vorstje van
de twintig graden was dan ook al te zeer tegen de huis
houdelijke wetten van moeder natuur gezondigd.
Ook de kunstmatig aangelegde ijsbanen, „waarop geen
gelegenheid tot verdrinken bestaat," zooals ik een jongen
hoorde inlichten door zijn vader, die met het ventje deze
ingedijkte nieuwigheid stond te bekijken. Ook die on
schadelijke ijsbanen zijn nu voorloopig weer op nonactiviteit
gesteld. Men was er anders zoo mooi mee op gangHet
ijs was er wel een duim (pardon, centimeter) of zes dik,
en om het nog maar dikker en gladder te maken, zou men
het gaan blusschen, dat wil zeggenhet met behulp
van een paar brandspuiten het een kolossaal stortbad toe
dienen, om Z. M. den wintervorst bij zijn werk wat tege
moet te komen en hem een handje te helpen. Aangeboden
diensten zijn zelden aangenaam: misschien is de grimmige
wintervorst boos geworden en heeft hij weer voor een poos
den aftocht geblazen. Maar het liedje van Malbroek is
niet op hem toepasselijk: weeromkomen doet hij vast en
zeker
Misschien om ons te troosten, over het tegen gevallen
ijsvermaak, op de door haar aangelegde kunstbaan, heeft
de Amsterdamsche Sport-club nu reeds (zegge heden, 23
Decemberhet programma gepubliceerd van de wedrennen,
die zij bij leven en welzijn het volgende jaar te Bussum
zal doen houden, op Zondag 29 Juni. Als verzachtende
omstandigheid voor deze schijnbaar ontijdige geboorte van
haar programma voegt de club er bij, dat voor enkele
nummers van den wedstrijd de inschrijvingen reeds op
oudejaarsdag gesloten worden.
Maar waarom ze dan niet een drie maanden later ge
sloten zouden ik en andere oningewijden willen vragen
waartoe moeten de liefhebbers van zulke pretjes een half
jaar lang in spanning gehouden worden? Doch ik zie al
de bestuursleden der club reeds onheilspellend, de wenk
brauwen fronsen, en ik hoor ze mij in gedachten reeds
dreigend toeroepen„Dat zijn dingen, waar ge geen ver
stand van hebt, mijnheer Gijsbrechtwees zoo goed, u
met uwe eigene bemoeisels te bemoeien
En ten bewijze dat die raad aan geen onwaardige besteed
is en een goed woord altijd bij mij een goede plaats vindt,
zal ik dat dan maar doen ook en het vroeggeboren pro
gramma laten voor wat het is. Anders zou ik gaarne eens
met de heeren een appeltje geschild hebben over het
zonderlinge mengelmoes (ik had eerst poespas willen schrij
ven, maar dat heb ik weer doorgehaald) over het zonderlinge
mengelmoes dan, dat de Sport-club in zoo'n programma
aan de ingewijden te genieten misschien, maar aan de
oningewijden te slikken geeft. Daar hebt ge b. v. al dadelijk
bij no. 1 dien „Proefsteenprijs," die te beurt zal vallen aan
den gelukkigen winner van den eersten rit. Wordt die be
nijdenswaardige voor al zijn moeite en inspanning met
een proefsteen beloond, krijgt hij een proef van een steen-
prijs, waarvan het orgineel later volgen zal, of
Maar ik heb beloofd, er het zwijgen toe te zullen doen,
want ik kom er toch niet achter en wil daarom mijne
gissingen en veronderstellingen ook niet verder voortzetten.
Zoo zou ik al wilde ik ook toch nooit doorgronden,
wat het geheim is van een „minimum, te vormen uiteen
sweepstakes van f 20," bij ditzelfde nummer van het
programma vermeld, daar gezegd minimun toch altijd
het maximum van onbegrijpelijkheid en wartaal voor mij
zou blijven. Zoo zal menige arme van geest wiens
oogen toevallig onder het lezen naar den kant van het
programma verdwalen - zich vruchteloos het brein stom
peinzen, om een antwoord te vinden op de vraag, wat hij
verstaan heeft onder een handicap, onder een forfeit, hoe
men op een paard moet gaan zitten om er een „criterium"
(no. 3 van het programma) mee te rijden, in welk opzicht
zoo'n criterium verschilt van eene in no. 9 aangekondigde
„flatrace, en zoo al meer. Doch ik houd mijn woord
en verdiep er mij niet inde rijders zullen wel weten
waar de klepels hangen van de Bussum sche wedren-klokken
die we hier nu reeds hooren luiden, de paarden misschien
ook wel en voor alle andere schepselen komt het er
geen zier op aan, of de zaken met wat meer of minder
duidelijkheid zijn omschreven.
Wordt Vervolgd.
Het gaat er mee als metde f|"°kf JHpad^eet goed
week in den winkel van mijn I noodig. Of het
verstaande, heeft slechts een andere
kwam door liet scherpe wlI^r kreeg ik op
oorzaak, weet ik niet, ma hmdicans en for
straat een gevoel alsof al de sweepstake
fëits van de Amsterdamsche Sportclub rn j
ren geschoten (en ik nu beleefd verzocht werd om ze er
met geweld weer uit te hoesten. Zoo P^e/depnndea^tk"kor
ende liep ik even bij mijn goeden vriend den apothekei
binnen om uit zijn welvoorzien magazijn het een of an
taVtoentje tegen die —getonde hoes bm te
milten Terwijl hijdoende wat des apothekers is, een
kalmeerend mengsel voor mij bereidt, H0edt er een
dienstmeisie 's mans voorhuis binnen, een echt Amstei
damsch tulle-mutsje, rondborstig en °Pe"hflar„tfv20m]-ppeeenn
onweerstaanbaar guitig glimlachje om de gevulde lippen
Op 's medicijnmeesters minzame vraag, wat er van haar
dienst was, bleef ze echter - hoe weibespraakt en tong-
vaardig anders ook - het antwoord schuldig, totdat zij
zich eindelijk aarzelend liet hooren:
„Ja, mijnheer, hebt u ook
Nu?"
"ja, ziet u, ik yVqpf warempel dat ik het vergeten
ben! Mevrouw noe^nde ook zoo'n raar woord!'
Vergeten? Dan zult ge het nog eens moeten gaan vra
gen!" klonk het uit den mond des apothekers, een voor
zichtig man, die nooit over één nacht ijs zal gaan, al is
het ook natgespoten ijs uit de kunstbaan.
Maar in dat „met haar ooren weerom" had ons tulle-
mutsje nu volstrekt geen zin! Zij stond te peinzen en te
practiseeren als Heemskerk over een nieuwen minister
van Marine, schudde een paar maal haar hoofdje, stamp
te met haar voetje (ik wil zweren, dat zij voetjes had,)
op den grond, keek heel zwart, lachte weer doch kwam
niet verder.
„Moest het zalf, poeder of pillen wezen?" vroeg de apo
theker, om haar op den weg te helpen.
„Neen, want mevrouw zei, dat u zelf wel een flesch-
je zou geven! En o ja! nu weet ik het: 't begon
met o!OdeWeer bleef zij steken.
„Eau-de-Cologne?" polste mijn vriend op nieuw.
„O neen."
„Eau-des-Carmes
„Och Heere neen."
„Eau-de-Goulard?"
„Neen, dat ook niet! Maar wacht eens! nu geloof
ik, dat ik het zeker weet!., als u dat ten minste hebt,"
liet zij er twijfelend op volgen.
„Wat dan?"
„O de-Belderdok!"
Ik weet nog niet, wat meer te bewonderen: de zelfbe-
heersching waarmee mijn medicinale vriend zelfs de fijn
ste spieren van zijn gelaat in bedwang wist te houden,
of de scherpzinnigheid, die hem terstond de glazen schuif
deuren van zijn winkelkast deed openen, om het lieve
kind uit de flesch met Opodeidoc aan het gevraagde soci
alistische watertje te helpen.
Genoeglijke Kerstdagen, lezers!
24 December '86. Grijsbreclit.
Si in n en landsch Nieuws.
naar den oever rolden en parelend op het strand uitliepen.
Het was een stille dag, met een bedekten hemel en alleen
op de schepen, die aan den horizon voorbij varen, viel een
enkel lichtstraaltje.
Het meisje keek naar de zon, met diezelfde nadenkende
uitdrukking op het gelaat, die zij bij onze eerste ontmoeting
uczq/l.
„Zijt gij een goed scholier?" vroeg zij eensklaps.
Dat was een vraag, waarop ik, als bescheiden knaap, geen
antwoord wist te geven.
Ik keek naar den grond, haalde de schouders op en lachtte.
„Weet gij veel?" vroeg zij nu. „11c bedoel, hebt gij tot nu
reeds veel geleerd?/'
„Eere zij God in de hoogste Hemelen!" klonk het eenmaal
in zilveren tonen door de stilte van den nacht over de velden
van Bethlehem.
't Was zeker niet de nacht van den 25en op den 26en
December; de herders, die in het veld overnachtten, bewijzen,
dat het geen winter was, en we zouden ook geen grond kunnen
vinden, om het te beweren. Wel vierden de Romeinen in dezen
tijd de wedergeboorte van het licht, en T is zeker niet vreemd,
dat de eerste Christenen dat feest overnamen, als de geboorte
van het „licht der wereld," als de geboorte van Christus.
't Was zeker niet te veel gezegd, dat de Godszoon verge
leken werd bij het licht der wereld Beschaving en grootheid
toch volgden de invoering van het Christendom op den voet,
kunst en wetenschap was zij ten bakermat, en de profetie uit
den mond der engeleD moge nog lang op volkomen vervulling
moeten wachten, de wereld, die soms wel wat al te veel aan
het stoffelijke gehecht is, mag tevreden zijn; wat zij is, heeft ze
te danken aan den Christelijken godsdienst, die, als een lich
tende zon, de koude, de sneeuw van het heidendom deed ver
smelten, die door zijn liefderijken geest de woeste ruwheid
der ouden deed verkeeren, zij 't dan ook langzaam, in de be
schaafde toestanden van onzen tijd.
Eere zij God in de hoogste Hemelen!" klonk het en de
vele eeuwen door is dat woord niet verloreu gegaan, en de
vromen hebben het steeds aangeheven als een loilied op den
Schepper van 't Heelal.
Echter, daar waren ook nog anderen, die het uitgalmden
wien de trillende lucht een schild vormde, waarachter zich
hunne eerzucht verborg, in wier aderen de hartstocht voor
den krijg het bloed sneller deed vlieten, wier oogen bliksem
den, als het zwaard dat zij aan hunne zijde droegen, in wier
handen de oorlogslans trilde, onder wier gewicht de paarden
f rappelden van ongeduld om den strijd tegen te rennen en
die het: „Hebt uwe naasten lief als u zelve en God bovenal
vervormden tot een afzichtelijk kleed, waarachter zich moord
en doodslag, zij het dan ook in edeler vorm, verborgen.
En derden riepen het mede in hunne bekrompenheid, omdat
anderen het aanhieven, en omdat zij niet wilden achterstaan
Toch, zij, die neerknielden nit een gevoel
van werkelijke
En dat de zonen van Mars het Kerstlie 1
leed, o, dat kan vergeven worden Zii J fet
vaderland, die ze lief hadden on die hen 1 Vo°r r
op te vatten tegen hunne natuurgenooten-'W°Ugen de
in stede van geduldig, verdraagzaam 't «ij" dat
eerbiedigen, er naar streeft, tweedracht te zaai a,l(le
zijn, dat onze leidslieden zelve, in den naam vanV'^
tus, zich niet ontzien, der tegenpartij de scher e"
tegen 't hoofd te slingeren, dat schreit ten
is een tijd van zorg en van druk; benauwde y n 0r«
de poëzie weg vluchten voor het nuchterste
tie, die ons in het laatste der vorige eeuw is ?r0Z8'^«
haar hvdrakop weer op te steken, en de vaan
democratisme, die morrend en dreigend zich veT
sten beven, troonen wankelen, bespot kron
tergende wreedheid de vervulling der bode' iT
111 de i
een welbehagen
land en in onze
vroomheid, waren en zijn nog gering in aantal; vroomheid is
zoo dikwijls reeds de dekmantel van innerlijke ondeugden Ge
weest, en wie weet, hoe lang zij dat nog zal blijven
„Vrede op aarde!" is er geboden, maar des menschen geest
schijnt nog altijd te stomp om die woorden te begrijpen f Of
vraag het aan de dooden, die daar zijn neergezegen0 op de vel
den van Servië en Bulgarije, vraag het aan de dooden die de
gronden van Atjeh hebben bemest, of zij het hebben onder-
vonden, dat het Godsrijk reeds vrede op aarde heeft "ebraeht
a!" Of hebben de jongste ongere?,]^
ze Zuidelijke zustergewesten "geeËr e":
gestort en kan dat de oplossing zijn van het
van onzen plicht
„Vrede op aardeWe kennen allen den str
den, waarin Servie en Bulgarije met hardnekkig ol M
elkander stonden. Rumenië, de twistappel, is s
vochten, maar het heeft den verlosser verraderlijk J rr
gekeerd. Rusland, dat, met, zijne nieuwe deukllL/5 n':
zwangerd, zich aan alle zijden macht wil versS "'S
een pretendent tot den troon. Duitschland mede, beval
zonen aan, en, ziedaar twee der grootste mogendheid
over elkander, hoe ook de wederzijdscha rapporten o' r
van honigzoete vriendschaps betuigingen. 9,"1
De sluier des geheims ligt nog over alles verspreid
als een man als Von Moltke, wijstop een algemeen®'j
waarbij frankrijk zich aan de zijde van Rusland zousU
een oude wrok nog over de vernederingen in '70 en'IH
vonden, en Engeland zich naast Duitschland zou voe»!
vrees voor de te groote macht van den Czaar, terwiil'
zich mede in den krijg zou mengen, als een Von MoltbV
zulk een verschiet voor oogen stelt, dan kunnen we «f
ders dan huiverend ons overgeven aan de regeerende J
daar het moeielijk zal zijn, zich in zulk een gedrang tË
te houden. j
Wij zullen het hopen, dat zij zal weten, neutraal te ft
intusschen, we zeiden 't reeds, gemakkelijk zal het niet'i
en wij zouden wensclien dat het tweede gebod uit het K®
beter zou worden begrepen, door onze verlichte uegentit
eeuw. I
Ik weet niet, wie de verwaandheid gehad heeft, haar
noemende feiten die ik daar noemde, getuigen niet te
voor de waarheid, die er in zou moeten liggen.
En, wilde men mij tegenwerpen, dat ik hier te veel
op politiek gebied, elk individu op zichzelf zal toch niet t
ven beweren, dat hij den Kerstzang vervulde; het pad dat:
gewezen is door Hem, tot wiens lof die tonen weerhout
kennen we na bijna twintig eeuwen nog niet voldoende. 1.
Het heelt dan ook te veel kronkelingen, te veel zijpaden:
onze nietige meuschelijke krachten, en wij weten wamJ
vaak niet, welke gang de ware is; we kunnen 't goedt»
zoo weinig onderscheiden van het kwade, want de sluin, t
beiden omhult fonkelt soms van zulke gelijke sterren, op
zoomen lezen wij zoo vaak zoo volkomen dezelfde spreuk
dat we vaak in vertwijfeling de handen voor het gelaat sis
Lezers, dat wij ons een gids zoeken, die ons veilig in
houden haven doet landen, en dat wij hem, in den
lijken strijd van ons bestaan mogen vinden in ons eigen ge»
ten, dan kan het pad, dat wij bewandelen, slechts het v'
zijn, en zoo we al een oogenblik dwalen, we zullen hop
mo /lor» vonV» for» nrnr» -nToorm nrlpn
J. v.d B.
dat we den rechten weg weervinden.
Scha ge n, 24 December '86. -
De uitslag der op Donderdag j.1. aHHer ge touce
pachting der inarktgelden, is als volgt:
Van Paarden Runderen, W. Plukker, f S4i.—
Schapen Lameren, C. Raveu, f J501 -
Varkens Biggen, L Hornong, 45.—
Konijnen, Gevogelte enz. W. Wit, 5.—
Opbrengst belasting Schapenhokken, C. Raven, 4
Te Sint Maarten is eene zangvereenigin" °P°er'[|en' s
vankelijk met 18 leden, staande onder directie van
Borstlap, organist in de Ned. Herv. Kerk te Sc age
Ter waarschuwingde k'
Zaterdagavond hoorde een agent van politie op
woning van een sigarenmaker in de Beekstraat
stig kindergeschreeuw, terwijl hij ge' 1
a een
te Zutfen
begin
J ae ontdek^
brand meende te bespeuren. Raar boven gaa"u A
dat de ouders uit waren, terwijl een jongetje oo
digheid van geest oogenblikkelijk gevaar had we
komen.
Wat toch was geschied bot'j1
Toen de ouders op visite gingen, hadden ze ^1
voor een meisje achtergelaten, die deze me ojk- H
maar met boterham en al was het kind in
Tegen half 12 wakker geworden, begon he 'e
terham niet spoedig vindend, te schreien. zjj„ r-
broertje wakker. Om zus te helpen, ging '"J j)elainp'-
nain de lamp van de tafel en begon te zoe'^lik We'
in aanraking met het bedgordijn en een oogen
het in lichterlaaie. De jongen rukte han Tor
naar beneden en voorkwam daardoor grooter,.gt„Ëaatrcg0"
agent den toestand overzag, nam hij de noo
spoedig was alle brandgevaar geweken.
De volgende vermakelijke historie wor
heim medegedeeld.r dag8n
Een zoogenaamde Zondagsjager kwam het S"j
semeente om te jagen. Hij zag veel vu uit te
'hem geen enkelen keer een haasje het e^ul'' „gistred' iy
De tijd, dien hij voor jagen disponibel natZOI1deiJ
hij naar zijn woning zou terugkeeren.