Donderdag, 3 Februari 1887. 31ste Jaargang. Ho. 2060. U O U IJ. De mijn van St. Gurloii. 1 Bekend m a k i n e, e n GRONDBELASTING. Uitgever: J. WINKEL. Rurcau: iLaaii. I), 5. Gemeente Scha gen. 12. Wordt Vervolgd. SCHAKER AIieicei Nieuws-, sDit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. By inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEK- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. rtEiitis- k L Prijs per jaar f3. Franco per post f3.00. 1'waalfcle Hoofdstuk. t? De Voorzitter van den Raad der Gemeente Scbagen, gelet op het 2de lid van art. 7 der wet regelende het kiesrecht, noodigt de inwoners dezer gemeente uit, om, zoo zij behalve in deze gemeente, ook elders in de Directe Belastingen zijn aangeslagen, daarvan vóór den löen Februari 1887, den over legging van de bij de Wet gevorderde bewijsmiddelen te doen blijken. Schagen, den 24 Januari 1887. De Voorzitter voornoemd, G. LANGENBERG. De Burgemeester van Schagen, brengt naar aanleiding van art: 15, 2de lid der wet van 26 Mei 1870, (Staatsblad No. 82,) ter kennis van belanghebbenden, dat heden ter Secretarie dezer gemeente, gedurende 30 dagen, ter inzage is nedergelegd, eene opgave van uitkomsten van meting en schatting, bedoeld in de artt15, 23 en 43 der gemelde wet. Schagen, 2 Februari 1887. De Burgemeester voornoemd. G. LANGENBERG. Roman naar het Engehcli van W. WANNA. Den door den storm gegeeselden oever verlatende, klom ik de klippen ter halver hoogte op en trachtte van daar een vrij en blik over de zee te krijgen. Het was te vergeefs, want of schoon het middelerwijl klaar dag was geworden, zoo hing er nog een zware, grauwe mist boven den oceaan. In steeds grooter wordende ontroering steeg ik hooger tot aan de kruin, waar ik reeds eenige visschers en mijnwerkers in druk gesprek vond. Onder hen bevond zich ook oom, die dadelijk naar mij toekwam. «Zaagt gij die vuurpijlen, mijn jongen P" vroeg hij. «Er is een schip in nood «Het is bij het zuider rif!" zeide een bejaard schipper, «het is mij of ik daar iets uit den nevel zie te voorschijn komen." Aan eene poging tot redding viel voorloopig nog niet te denken; men kon vooreerst niets anders doen," dan afwachten en naar het schip uitzien. Bij zulk eenen storm zee in te gaan, dat zou eene onmogelijkheid geweest zijn, zelfs wanneer het ons gelukte, de reddingsboot door de branding te brengen. De storm woedde nog altijd met onverminderde hevigheid, ofschoon zijn grootste geweld gebroken scheen te zijn; "maar onafgebroken rolden de golven nog met donderend geraas tegen den oever, en slingerden haar schuim zelfs tot ons; de mist hing nog boven de zee, hier en daar voor een oogenblik zich optrekkende, om dan weer in verdubbelde massa ons het uitzicht te belemmeren. an tijd tot tijd rolde er een dof schot over het water, maar ten slotte verstomden deze signalen en geen raket wees meer de plaats aan, waar het schip lag. Was" alles voorbij Had de gulzige zee het vaartuig, met"al de hulpelooze zielen aan boord, in de donkere diepte gerukt Eensklaps begon de nevel op te trekken en zag men op verschillende plaatsen de woeste watervlaktede wind verhief zich en helderde de zee op. Als uit éénen mond uitten de lieden een kreet en alle handen wezen tegelijk naar zee. Daar, bij het zuider rif, lag het schip op de rotsen geslin gerd. Men kon duidelijk den zwarten schoorsteen van zijn machine en twee masten zien, de een nog ongedeerd, de ander gebroken. Het was eene groote schroefstoomboot, die met ge spleten achtersteven op den rots lag en alleen daardoor voor volkomen ondergang bewaard was geworden. Het wrak bevond zich zoo ver zeewaarts dat men, bij den van tijd tot tijd opzettenden nevel, niet bepaald herkennen kon °f er zich nog levende wezens aan boord bevonden, ofschoon SLOT. Koning Midas was zoo opgetogen van blijdschap, dat zijn groot paleis hem nog te klein scheen. Derhalve ging hij naar buiten, in zijnen tuin. Hij vond daar vele prachtige rozen in vollen bloei, prijkende in al hare sihoonheid. Schoon waren ze, maar koning Midas wist een middel om ze, altijd volgens zijne opvatting, nog kostbaarder te maken dan alle mogelijke rozen. Hij ging van struik tot struik, raakte elk blaadje, eiken knop aan, totdat alles, zelfs de wormen, die er in sommigen zaten, in goud ver anderd waren. Juist was hij met dit aangename werk gereed, toen hem bericht werd, dat het ontbijt op hem wachtte, en daar hij door de buitenlucht honger had ge kregen, haastte hij zich, om naar zijn paleis terug te keeren. Midas nam zijn beker op en schonk er wijn in. Toen hij hem weder neerzette, was hij natuuilijk van goud. De vraag kwam bij hem op, of 't voor een koning met zulke eenvoudige gewoonten wel gepast was, om uit een gouden beker te drinken en of al die schatten door hem wel be hoorlijk bewaard konden worden. Inmiddels bracht hij den prachtigen beker aan den mond maar op 't oogenblik, dat zijne lippen den wijn aanraakten, veranderde de wijn in gesmolten goud en nog een oogenblik later was 't een harde klomp! „Wat is dat riep hij ver schrikt uit. Daar hij honger had, nam hij wat brood op zijn bord, maar nauwelijks had hij 't aangeraakt, of 't was in goud het mij voorkwam, dat ik zoo iets, wat op een menschelijk lichaam geleek, aan den hoofdmast vastgebonden, had waarge nomen. Mijn besluit was genomen, de reddingsboot inoest onverwijld in zee gelaten en bemand worden. Ik wendde mij tot de lieden en deelde hen dit mede, doch allen schrikten onverholen voor mijn plan terug. Het scheen ook in alle deelen een vermetel waagstuk De storm was wel is waar een weinig gaan liggen, maar de zee woedde nog even onstuimig als te voren. De ruimte, die ons van het schip scheidde, was één wilde draaikolk; het scheen volstrekt onmogelijk, daar door heen te komen. Zelfs wanneer er op het schip nog inenschen leefden, wat vermochten zwakke mensehen- handen tegen het overmatige geweld van storm en golven Terwijl de mannen nog aarzelend en besluiteloos elkander aanstaarden, werd het schip op eens geheel en al nevelvrij; verbaasd zagen wij nu dat er op het dek inenschen druk in de weer waren. Er was nu geen twijfel meer. Daar werd een boot in zee gelaten, de menschen namen er plaats in, bereid om den dolzinnigen tocht naar den oever te ondernemen. «God sta hen bijriep ik luide eu meer dan een zeide het inet mij. Nimmer zal ik vergeten, hetgeen nu volgde I)e boot stiet van het schip af, de golven vatten haar en in weinige oogenblikken bevond zij zich te midden der branding. Nu eens zagen wij haar op den kam eener hooge golf, dan weder verdween zij in de diepte. "Wederom kwam zij boven, doch achter haar een reusachtige, huishoog zich opwerkende donkere massa, een monsterachtige berg van golven, in razen de snelheid zich voorwaarts dringende. De kleine boot vloog een pijl uit den boog voorwaarts; die er in zaten roeiden uit alle macht, doch de dood en verderf aanbrengende, donkere watermassa kwam steeds nader. Hftiverend sloot ik mijne oogen. Daarop hoorde ik de men schen, die bij mij stonden, een ontzettenden gil slaken ik keek op. De boot was verdwenen, de berg van golven had haar be graven donderend en brullend rolde de vervaarlijke massa oeverwaarts en te midden van het witte schuim zag ik of meende ik menschelijke wezens te zien, wezens, die de naakte armen omhoog strekten, met de branding kampten, nog een maal boven dreven en toen stervend wegzonken. «Beman de reddingbootbeval ik. «Voorwaarts, mij na Mijn oom greep mij bij den arm. «Het is te laat, mijn jongen Daar leeft er geen een meer van hen 1" Maar daarantwoordde ik, naar zee wijzende, «daar zijn nog levende wezens op het dek en in het takelwerk. "V oorwaarts, kameraden, voorwaarts met God De mannen droegen het hart op de rechte plaats, zij be antwoordden mijn bevel met toestemmend gebaar en snelden met mij naar de reddingsboot. Toen wij het boothuisje bereikt hadden, was in een oogen- Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. veranderd. Achriep hij uit, „daar staat nu een heerlijk ontbijt voor me gereed en ik kan er niets van eten. Nu zal ik met al mijn goud nog doodhongeren." Waarlijkzoo iets zal men zelden of nooit zien. Daar stond een heerlijk ontbijt met den besten wijn en juist dit gouden ontbijt kon niet worden genuttigd. De armste man die een korst brooi en een glas water had, was er nog oneindig beter aan toe dan de koning, wiens heerlijk voedsel hier werkelijk zijn gewicht in gou i waard was. Nu kwamen er oogenblikken, waarin hij zich begon af te vragen, of goud alleen den mensch gelukkig kan maken en lang duurde 't niet, of hij wrong wanhopend de handen en wenschte de armste man in de wereld te zijn. Daar zat, hij, de arme koning, en wist geen raad. Zijn oogen opslaande, zag hij een vreemdeling bij de deur staan. Midas durfde bijna niet opzien, want hij herkende in dien man den vreemdeling, die hem in zijn schatkamer was verschenen en die hem in staat had gesteld, om alles in goud te veranderen. „Wel Midas," zeide de vreemdeling, „hoe gaat het met de goudmakerij Midas schudde met zijn hoofd en zei„ik ben zeer ongelukkig „Ongelukkig" riep de vreemdeling uit, „hoe is datmogelijk? Heb ik dan mijn woord niet gehouden Hebt ge niet alles, wat uw hart begeert?" „Alles Goud is niet alleshernam Midas. „Zoozijt ge dat nu aan de weet gekomen vroeg de man. „Zeg mij dan nu eenswat houdt ge voor beterde kunst, om goud te maken ot een beker gewoon zuiver water blik de boot losgemaakt en in orde gebracht. Oom gaf aan elk een zwemgordel. Toen sprong ik aan het roer en vuurde de mannen met luiden roep aan. Dc wakkere kameraden waadden tot de borst door het water, om de boot vlot te maken; drie maal werden wij door de kracht der golven teruggeworpen; eindelijk bereikten wij toch vaarwater, de mannen sprongen in de boot, zetten zich op hunne plaatsen en sloegen de riemen uit. Vliegend schuim overdekte ons, de machtige druk van het water boog de riemen tot barstens toe en ontrukte ze bijna aan de gespierde armen; het scheen in den beginne, alsof wij geen voet breedte vooruit konden komen. Maar de nood van het oogenblik verleende aan de roeiers reuzenkrachten; wij drongen door, door storm en branding, hoe ook de planken van het kleine vaartuig kraakten en steunden, alsof zij elk oogenblik van elkander zouden springen. En eindelijk, de minuten werden eeuwen, eindelijk geraak ten wij in de nabijheid van het schip, dat, met het dek naar den oever overhellende, bij eiken nieuwen aanval onheilspellend krakende, op het rif lag en onafgebroken overdekt werd door het natte schuim der golven, die tegen hetzelve braken. Nog ontsteeg aan zijnen schoorsteen een lichte, zwarte rook. Naderbij komende, zag ik twee gestalten in het takelwerk hangen hoe velen hunner tochtgenooten hadden de golven al niet verslonden Zij moesten ons insgelijks opge merkt hebben, want een van hen wenkte met een witten doek. «Zet aan, alsof het uw leven gold riep ik mijne mannen toe. «Er zijn nog menschen aan boord De mannen antwoordden met een luid «hoera" en roeiden met vernieuwde krachtwij waren nu nog maar eenige hon- derde voeten van het wrak verwijderd. Daar ontwaardde ik iets, dat mijn geheele ziel met angst en bezorgdheid vervulde: eene vrouwelijke gestalte, was aan den hoofdmast vastgebonden. Het haar hing heur in losse strengen over de schouders, eene donkere, blijkbaar in de haast omgeworpen mantel om hulde hare jeugdige vormen, het hoofd was met van ons afge wend gelaat, op de borst gezonken zij scheen bewusteloos. Ik deelde mijne waarneming aan de lieden mede, om hen nog meer aan te vuren; hunne ruwe trekken werden levendig, de riemen werkten nog krachtiger en na'weinige minuten lagen wij naast de stoomboot, aan de windzijde. Op eens hief de vrouwelijke gestalte aan den mast, haar hoofd op in de richting van onze boot. De mannen zagen het en braken in een vernieuwd «hoera" los; doch ik ik stond onbewegelijk aan het roer en keek naar den mast en staarde en staarde en staarde "W as ik krankzinnig, droomde ik of was het werkelijkheid De gestalte, die daar op ons neerzag, zij was het immers mijn meisje uit het wonderland, het ideaal mijner jongens jarenMadeline Graham?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1