Donderdag, 10 Februari 1837.
AllClltl lis-
31ste Jaargang. No. 2062.
lirtÉ- k L
De mijn m Ui. Giirloit.
GRONDBELASTING.
NATIONALE MILITIE.
Gemeente Sc hogen.
Bekendmakingen.
Loting Nationale Militie.
Uitgever: J. WIN !SüL-
Bureau: SCHAGEN, Laan, D, 5.
Oproeping van vrijwilligers voor de
Nationale Militie.
SCHAGER
COUR INT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week -Woensdag- Zater
dagavond. Ey inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENIllCN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vrceger.
BOLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen,
omtient een alhier gevonden Sigarenpijpje.
De Voorzitter van den Raad der Gemeente Schagen, gelet
op het 2de lid van art. 7 der wet regelende het kiesrecht,
noodigt de inwoners dezer gemeente uit, om, zoo zij behalve
in deze gemeente, ook elders in de Directe Belastingen zijn
aangeslagen, daarvan vóór den 15en Februari 1887, door over
legging van de bij de Wet gevorderde bewijsmiddelen te doen
blijken.
Schagen, den 24 Januari 1887.
De Voorzitter voornoemd,
G. LANGEN BERG.
De Burgemeester van Schagen, brengt naar aanleiding van
art: 15, 2de lid der wet van 26 Mei 1870, (Staatsblad No.
82,) ter kennis van belanghebbenden, dat heden ter Secretarie
dezer gemeente, gedurende 30 dagen, ter inzage is nedergelegd,
eene opgave van uitkomsten van meting en schatting, bedoeld
in de artt15, 23 en 43 der gemelde wet.
Schagen, 2 Februari 1887.
De Burgemeester voornoemd.
G. LANGENBERG.
TWEEDE KENNISGEVING.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen.
Brengen, ter voldoening aan het tweede gedeelte van Art.
28 der Wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus
1861 (Staatsblad No. 72.), voor de Tweede maal ter kennisse
van de belanghebbenden, dat de loting van de in 1886 voor
de Nationale Militie ingeschrevenen, overeenkomstig de ontvan-
Roman naar het Engehch van W. WANNA.
"Veertiende Hoofdstuk.
14.
Het was of mijn kindertijd was teruggekeerd. Sedert dien
dag was mijn hart nooit bestormd geworden door gevoelens,
gelijk dit nu geschiedde. In den langen tijd van onze schei
ding waren die herinneringen langzamerhand verflauwd, doch
nu, als Madeline door zulk eene wonderbaarlijke beschikking
mij was teruggegeven geworden, werden weder de oude gevoe
lens in mij wakkermijn leven, dat sedert dien tijd zoo ge
lijkmatig en eentonig was verloopen, kreeg eensklaps een rijker
bc teekenis.
Haar verblijf in ons huis hield mij dien nacht allen slaap
uit de oogenrusteloos liep ik in zonderlinge opgewonden
heid mijn kamer op en neder en de dag was nauwelijks aan
gebroken of ik ijlde reeds naar het strand.
W elk een verschilDe wind was gaan liggen, de zee was
spiegelgladhet eenige, wat nog aan den storm herinnerde,
waren de overblijfselen van het schip, die verspreid aan het
strand lagen.
Hoe vroeg ik ook was, zoo waren toch anderen mij reeds
voor; zij tuurden naar de zee en naar het strandgoed.
Ik ging eerst naar de mijn, om te zien, of alles in orde
was, en toen, na alles haastig te hebben nagezien, spoedde
ik mij naar huis terug, in de hoop, dat Madeline reeds zou
zijn opgestaan. Zij was nog boven. Oom was reeds naar de
mijn gegaan, tante bevond zich alleen in de keuken, bezig met
haar huiswerk. Ik keek angstvallig de keuken rond. Neen, het
was geen droom geweest, daar, bij den haard, hing immers
de prachtige pelsmantel, dien zij had omgehad, toen ik haar
van het zinkende wrak redde.
Met ongeduld vroeg ik naar haar. «Hebt gij haar reeds ge
zien, tante F' vroeg ik. «Gevoelt zij zich beter Hoe ziet zij
er uit?"
In den toon waarop ik deze vragen deed, moet iets vreemds
gelegen hebben, want tante keek mij verbaasd aan en zeide
ie is zij Hugh Kent gij haar P'
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.0O.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTEN1IËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
gene aanschrijving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris
dezer Provincie, dato 3 Januari 1887 No.8/,, M./S-, zal plaats
hebben op den 19en Februari a. s. des voormiddags ten 91/,
ure, ten Raadhuize dezer gemeente en worden zij, welke daar
aan moeten deelnemen, gelast, om op den bepaalden tijd aldaar,
tot dat einde aanwezig te zijn, of, hij verhindering, zicb aldaar
door hun vader, moeder of voogd te doen vertegenwoordigen.
Alsmede dat, overeenkomstig Art. 34 van gemelde Wet,
dadelijk na de trekking van het Nummer, de redenen van
vrijstelling, welke de Ingeschrevene mocht hebben, moeten wor
den opgegeven.
Indien hij vermeent vrijstelling te hunnen erlangen wegens
BROEDEUDIENSI of op grond van te zijn EENIGE WET
TIGE ZOON, zal hij op Maandag den 21 en Februari des
voormiddags ten 10 ure, in het Gemeentehuis moeten verschijnen,
vergezeld van twee bij den Burgemeester bekende en ter goeder
naam en faam, staande meerderjarige ingezetenendie de ver-
eischte getuigenis kunnen afleggen en het aldaar op te maken
getuigschrift onderteekenen. Wanneer hij aanspraak maakt op
vrijstelling wegens BROEDERD1ENST, zal hij mede voorzien
moeten zijn van zijne geboorte-acte en van de geboorte-acten van
al zijne nog in leven zijnde broeders, alsmede van de zakboekjes
of paspoorten van gediend hebbende broeders.
Bij overlegging van laatstgenoemde stukken zullen door den
Burgemeester bij den Kommandant van het korps, waarbij zijne
broeders dienen of gediend hebben, worden aangevraagd de
bewijien van werkelijken dienst of een uittreksel uit het Stam
boek.
Schagen, den 4en Februari 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Schagen.
Gelet op zijner Majesteits besluit van den 17den December
«Ja," antwoordde ik. «Wij waren beiden op de kostschool
van Münster, welke zij eenigen tijd verliet, voor dat mijn vader
stierf. Sedert dien tijd heb ik haar niet meer gezien."
In dit oogenblik werd de deur geopend en trad de zwarte
kamenier binnen; eerst nu zag ik, welk een teeder, lief
schepseltje zij was. Ik vroeg haar, hoe het met hare meesteres
ging, doch zij gaf geen antwoord en keek verlegen naar mijne
tante. Blijkbaar verstond zij geen engelsch; ik gaf nu mijn
tante een wenk om met haar naar boven te gaan en zelve
naar de gast te gaan zien.
Zij bleef slechts weinige minuten weg en toch duurde het
mij nog te lang. Toen zij weder binnentrad, lachtte zij om mijn
bezorgd gelaat.
«Gij behoeft niet bezorgd te zijn, mijn jongen/ zeide zij,
«het is alles in de beste orde. Zij is boven verwachting wèl,
doch wil vandaag nog het bed houden, omdat zij zoo zeer
vermoeid is. Zij is een fijn dametje, Hugh, en zeker ook
wel zeer rijk, want zij heeft alle vingers vol briljanten."
Madeline verliet dien dag het kamertje niet. Wat mij betreft,
zoo was ik niet in staat, eenigen arbeid te verrichten, en
liep ik in huis rusteloos rond.
Den volgenden morgen, wij zaten juist aan het ontbijt, ver-
rastte zij ons en trad geheel gekleed en steunende op de
schouders van het zwarte meisje, met vriendelijken morgengroet
binnen.
Hare komst verwekte algemeene vreugde, mijne tante liep
haar tegemoet, terwijl oom spoedig onzen besten stoel bij
den haard schoof; ik hield mij op den achtergrond, zwijgend
en van innerlijke ontroering niet in staat, iets te doen.
MadelineW as dat dan werkelijk Madeline, het kleine
meisje, van wien ik al die jaren had gedroomd, wier handen
ik bij 't afscheid nemen had gekust, en met mijne tranen
besproeid, die Madeline, die zelve ook tot weenens toe getroffen
was geweest, toen het op een scheiden ging Wras het moge
lijk, dat zij dezelfde was die trotsche gestalte, met de
donkere, dweepende oogen, de zuidelijke tint, het raven
zwarte, weelderige haar Hare vormen waren verbazend ont
wikkeld, hare bewegingen schenen mij waarlijk vorstelijk toe.
Daar haar geheele garderobe bij de schipbreuk verloren
was geraakt, droeg zij een japon van tante, waarover zij haar
pelsmantel had geworpen. Lichamelijk nog zeer vermoeid,
wankelde zij naar den voor haar gereed gezetten stoel, in
welken zij zich neerzette, terwijl hare kamenier aan hare
1861 (Staatsblad No. 127), en de artikelen 11, 12, 13 en
14 der Wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72);
Roepen bij deze op zoodanige ingezetenen, die verlangen als
vrijwilliger bij de Militie op te treden, om zich daartoe bij
hen aan te geven in deze maand, telkeu voormiddag van 9
tot 12 uren.
De premiën, die aan het als vrijwilliger optreden verbonden
zijn, zijn ter Gemeente—Secretarie te vernemen.
Om als vrijwilliger bij de Militie te kunnen worden aan
genomen, moet men ongehuwd of kinderloos weduwnaar en
ingezeten wezen, voorts lichamelijk voor den dienst geschikt,
ten minste 1.56 meter lang, op den lsten Januari van het
jaar der optreding als vrijwilliger het 20ste jaar ingetreden
zijn en het 35ste jaar niet volbracht hebben, tot op het tijd
stip der optreding aan zijne verplichtingen ten aanzien van
de Militie, zoover die te vervullen waren, voldaan en een goed
zedelijk gedrag hebben geleid.
Het bezit van die vereischten, met uitzondering van de
lichamelijke geschiktheid en van de gevorderde lengte, wordt
bewezen door een getuigschrift van den Burgemeester der
woonplaats, vekrijgbaar op plaats en tijd boven vermeld.
Hij, die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts als
vrijwilliger toegelaten voor de gemeente in welke hij inge
schreven is, tenzij hij geene verplichtingen ten aanzien van de
Militie meer te vervullen heeft.
Hij, die bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij
het krijgsvolk in 's Rijks overzeesche bezittingen heeft gediend,
wordt niet als vrijwilliger bij de Militie toegelaten, teDzij hij
bij het verlaten van den dienst, behalve een bewijs vau ont
slag van den bevelhebber, onder wien hij laatstelijk heett ge
diend, een getuigschrift heeft, ontvangen, inhoudende, dat hij
zich gedurende zijn diensttijd goed heeft gedragen.
Hij kan, heeft hij dit ontvangen, tot dat zijn veertigste jaar
volbracht is, als vrijwilliger bij de Militie worden toegelaten'
Schagen, den 4 Februari 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
voeten plaats nam, hare handen met kussen bedekkende. Ma
deline sprak in een vreemde taal eenige troostend klinkende
woorden tot haar, hief toen het hoofd op en zag met kalmen
blik het vertrek rond. Besluiteloos was ik op den achtergrond
gebleven, want het was mij duidelijk genoeg geworden, dat
de herinnering aan onzen kindertijd bij haar geheel en al
was uitgedoofd; toen zij evenwel mij zag, bleef haar blik met
eene uitdrukking van dankbaarheid op mij gevestigd, en
gevoelde ik, hoe mij het bloed naar de slapen steeg.
«Gij waart het immers," vroeg zij op zachten toon, «die mij
van het zinkende schip redde?"
Ik knikte bevestigend. Voor een oogenblik verdween alle
vermoeidheid uit haar gelaat, het oude vuur schitterde uit
hare oogen, de oude gloed vertoonde zich op haar gelaat
het was Madeline weder, de Maieline van vroeger. Toen keek
zij naar hare handen, trok snel den kostbaarsten ring van haar
vinger en overhandigde mij dien.
«Wilt gij dit aannemen?" zeide zij met zachte stem. «Gij
reddet mij het leven."
Hare geheele houding was die eener gebiedster, die tot eene
ondergeschikte spreekt, doch in mijne opgewondenheid sloeg
ik daar weinig acht op. Ik ijlde naar haar toe, nam den ring,
kustte hartstochtelijk haar hand en stak het kleinood weder
aan haar vinger.
«Madeline," riep ik uit, «kent gij mij dan niet meer? Ma
deline miss Graham!"
Zij zag mij onderzoekend aan en schudde ontkennend het
hoofd.
«Hebt gij Münster dan geheel en al vergeten," ging ik
voort, «en Hugh Trelany
Had ik verwacht, dat zij bij het noemen van mijnen naam
in vreugde zou zijn losgebarsten, zoo werd ik spoedig genoeg
ontnuchterd. Zij lachte en zeide; «Münster? Hngh Trelany?
Ja, nu herinner ik er mij iets van, ja zeker. Hugh Trelany
was de aardigste van al de leerlingenwij waren zeer met
elkander bevriend. Maar," voegde zij er bij, mij nogmaals
oplettend aanziende, «dat waart gij toch niet?"
«Ik was het," antwoordde ik. «Ik ben Hugh Trelany."
Zij keek mij met groote oogen aan, zag daarna naar oom
en tante en eindelijk naar de keuken en verstomde.
Ik gevoelde, dat ik nu eenige ophelderingen verplicht was
en gaf haar die. Ik verhaalde haar van den dood van mijn
vader, van de liefderijke verzorgin, die ik b(j mijne bloe4