Zondag, 13 Februari 1887.
AlpiBfin Nicows-
31ste Jaargang. No. 2063.
COURANT.
had
De mijn van St. Gurlott.
Uitgever: J. WINKEL.
Bnreau: SCHAGEU, T.aan, B. 5.
Gemeente Sc hagen.
Bekendmakingen.
JACHT en VISSCHCIiJJ.
1887
SGHAGER
j
Dit blad verschijnt tweemaal per week; Woensdag- Zater
dagavond. lij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
lEN'IIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vrceger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meerfO.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
BOLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen,
omtient een alhier gevonden Sigarenpijpje.
VtBMIST:
Uit het land aan den Nieuwen weg in Burghorn, onder
deze gemeente, op 9 of 10 dezer,
een schaap (overhonder),
met een stukje van het rechter oor en gemerkt met een
roode O op het kruis en met rood boven den nek.
Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter Secretarie
dezer gemeente.
De Burgemeester der gemeente Schagen
Gelet op de circulaire van den Heer Commissaris des Konings
in deze provincie, dd. 3 Januari 1887, N8/3 M/S, 4de Afd
(verz. no. 1) waarin met betrekking tot de aanstaande loting
voor de Nationale Militie, onder meer voorkomt het volgende
„Daar overigens de ondervinding heeft geleerd, dat vele
„lotelingen zich op den dag der loting schuldig maken aan
„het misbruik van sterken drank, zoo verzoek ik de Burge
meesters om al de hen ten dienste staande middelen te
„bezigen om dit misbruik zooveel mogelijk tegen te gaan."
Roman naar liet Engehch van W. WARNA.
Vijftiende IloofdsJtnls.
15.
Den zevenden dag, na dien onvergetelijken, storraachtigen
nacht in al dien tijd had ik Madeline niet gezien nam
ik mij voor, een uitvoerig onderzoek in te stellen naar de mijn,
wier buitenste gangen van dag tot dag gevaarlijker schenen te
worden. Ik was juist, van het hoofd tot de voeten met slik
bedekt, uit den hoofdgang gestegen en wreef mij de oogen, die
door den plotselingen overgang van diepe duisternis in een
scherp, helder daglicht, als verblind waren geworden, toen mijn
oor werd getroffen door den klank eener stem, die ik maar al
te goed kende. Ik keek om. Zij was het, Madeline die in ge
zelschap van George Redruth en van hare zwarte kamenier
naar den ingang der mijn toekwam. Zij droeg een licht grijs
kleed en een kleinen hoed met wapperende veder. Ilaar plot
selinge verschijning bracht mij het eerst in verwarring, zoodat
ik een oogenblik onthutst bleef staan, maar daarop besloot ik
mij te verwijderen, teneinde eene voor mij in dit oogenblik
dubbel pijnlijke ontmoeting te ontwijken. De gebiedende stem
van den jongen heer hield mij terug.
„Trelany riep hij, „een oogenblik Ik stond stil.
„Ja, sir."
„Miss Graham verlangt de mijn te bezichtigen. Ik vermoed
echter, dat dit niet aangaat. Wat denkt gij er van Is dut
voor eene dame wel mogelijk f'
„Geef u dienaangaande verder geen moeite, George", zeide
zij, „ik heb dit voornemen weder laten varen." Na deze woor
den trad zij op mij toe en stak mij groetend hare kleine
hand toe.
Eerbiedig boog ik mij over dezelve, zonder haar evenwel
aan te vatten, mij verontschuldigende, wegens mijne met slik
en stof bedekte handen.
„Ik denk, dat gij er toch niet veel anders uitgezien zult
hebben, toen gij mij van het zinkende wrak reddet," zeide zij.
«loenmaals aarzeldet gij geen oogenblik om mij aan te raken,
ofschoon uw leven er toch bij op het spel stond. Mr. Trelany,
hier is mijn hand."
Ik deed, wat zij begeerde. Tk nam hare teedere vingertjes in
wijne heide handen en bracht ze eerbiedig aan mijne lippen.
Toen ik mijn hoofd ophief, zag ik dat George Redruth mij
toet nijdigen blik aankeek.
»Hoe is het, Madeline," zeide hij, „willen wij naar huis
pnigkeeren
i Dit was evenwel haar plan niet en het allerminst scheen
Rj zich van haren neef te willen laten bevelen. Zij zeide, dat
*1) wel het plan opgegeven had, om in de mijn neer te dalen
Herhinnert aan de geldboeten eti g vangenisstraffen, waar
mede hij art. 184, 252, 426, 453 en 454 van het Wetboek
van Strafrecht worden bedreigd, zij die zich in kennelijken
staat van dronkenschap op den openbaren weg bevinden, in dien
staat het openbaar verkeer belemmeren, de orde verstoren, of
eens anders veiligheid bedreigen.
Brengt ter algemeene kennisse dat door hem Burgemeester,
met den meesten nadruk aan het verzoek van den Heer Com
missaris voornoemd, gevolg zal worden gegeven, en mitsdien
gedurende den dag der loting alhier, de voornoemde wetsbepa
lingen ten strengste zullen worden toegepast.
M ordende ten slotte nog aan de tappers en anderen in her
innering gebracht, de strafbepalingen dierzelfde wet, op het
verstrekken van sterken drank aan personen, kennelijk reeds
verkcerendc in beschonken toestand.
Schagen, den llen Februari 1887.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Oe BURGEMEESTER der gemeenle SCHAGEN;
Brengt ter kennis van belanghebbenden, het navolgende
De Commissaris des Konings in Noord-Holland,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland van 20 Januari 1887, n° 24
Gelet op art. 11 der wet van 13 Junij 1857, (Staatsblad
maar dat zij daarentegen nu de gebouwen der mijn wilde be
zichtigen.
„Gij behoeft u evenwel niet er van te laten terughouden
om naar huis terug te keeren," voegde zij er aan toe. „Mr.
Trelany zal wel de goedheid hebben, mij rond te geleiden en
mij naar huis te vergezellen."
„Onzin," antwoordde hij, „Trelany moet aan zijn arbeid
gaan, die op hem wacht. Ik ben immers gaarne bereid, u alles
te laten zien, wat gij wenscht."
En zoo hieven zij toen, nog twee uren lang. Nadat Made
line alles met aandacht had beschouwd, keerde zij met haren
neef naar huis terug.
De volgende drie dagen had ik geen gelegenheid haar te
zien, maar daarna ontmoette ik haar wederhet was in den
avond, toen ik mij van de mijn naar huis begaf. Ditmaal was
zij alleen, slechts hare kamenier volgde haar op eerbiedigen
afstand.Onverwijldkwam zij naar mij toe en stak mij wederom haar
hand toe. Ik beantwoordde haar groet beleefd en wilde verder
gaan.
„Ik liep u tegemoet, om een eind weegs met u te gaan,"
zeide zij. „Vindt gij dat niet goed
„Of ik het goed vind?' vroeg ik verbaasd. „Gij vergeet
miss Graham, dat het voor mij een eer is aan uwe zijde te
mogen wandelen."
Zij schudde afkeurend het hoofd en wij wandelden naast
elkander voort. Een tijd lang sprak geen van ons beiden een
woord, doch ik gevoelde, dat zij mij onafgebroken aankeek.
Op eens zeide zij „Weet gij, wat ik nu gedaan heb, mr.
Trelany
„Neen."
„Ik trachtte in uw gelaat ook maar eenige gelijkenis te vin
den, met dat van den jongen knaap, dien ik in Münster ge
kend hebt doch dat is mij niet gelukt."
„Ik begrijp u niet."
„Niet Dan zal ik het u ophelderen. Die knaap, dien ik be
doel, was vriendelijk jegens mij, openhartig en vertrouwelijk.
Gij zijt ternauwernood vriendelijk meer, gij zijt afgetrokken,
gij zijt verbitterd en, wanneer ik het zeggen mag, verbijsterd.
M at heeft u toch zoo veranderd
„Ik ben niet anders geworden, miss Graham, of wanneer
ik het ben, dat is het wisselend levensgeluk daarvan de schuld,
hetwelk den een verheft, terwijl het den ander vernedert, en
dit laatste viel mij ten deel. Toen wij beiden in Münster waren,
geloofde ik met u op dezelfde hoogte te staan, heden
„Nu, heden F'
„Zijt gij miss Graham, ik de eerste opzichter in de mijn
van uwen neef."
„En daarom verbeeldt gij u, tegenover mij u te moeten ge
dragen alsof gij een vreemdeling waart F'
I at zal wel het beste zijn."
„Gij zijt ontbillijker dan ik vermoedde. Wanneer gij mijne
vriendschap, ter wille der oude, heerlijke dagen, toen wij beiden
nog kinderen waren, niet wilt aannemen, zoo moest gij toch
n° 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden
1° dat de j icht op eenden in deze provincie zal worden
gesloten den 28sten Februari e.k. met zonsondergang;
2° dat de jacht op ander waterwild zal worden gesloten
den 15den April e.k. met zonsondergang;
3° dat het weispel van kwartelen met steekgaren of vlieg
net zal mogen worden uitgeoetend van 2 Mei tot 15 Juli e.k.;
4° dat de kooilieden met uitzondering van die in de ge
meente Texel, op wie deze bepaling niet van toepassing is,
hunne kooieenden opgesloten of gehokt m leten houden van
het tijdstip der sluiting van de jacht op eenden tot 1 Mei
5° dat de visscherij, met uitzondering van die met den
hengel in de hand, van die met aalkorven, aaldobbers en pa
lingfuiken, van die met het schepnet of de gebbe om kleine
vischjes te vangen voor de aaldobbers, en van die op snoek
in de gemeente Texel, zil zijn gesloten van 1 April tot 1
Juni e.k.
En zal deze in het Provinciaal Blad worden geplaatst en
voorts in elke gemeente der piovincie worden aangeplakt.
Haarlem, 29 Januari 1887.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(GetSCHORER.
Schagen, 11 Februari 1887.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
tenminste nog eenige belangstelling voor mij koesteren. Ik sta
hier geheel alleen, in eene vreemde omgeving, waarin gij mij
als een oule vriend voorkomt. Wanneer gij nu en dan een
deelnemend woord voor mij zoudt willen over hebben, dan
zoudt gij mijn verblijf alhier veel aangenamer maken."
Hare hartelijke woorden behaalden op mij de overwinning,
wij scheidden als vrienden. In het heerenhuis kwam ik nooit,
zij nooit bij ons. Ik zocht haar niet op, maar zij deed het
wel, openlijk en op onbevange wijze. Dikwijls wandelden wij
te zarnen over het moeras, wanneer ik des avonds, na vol
brachten arbeid, naar huis ging, terwijl aan de trouwe kame
nier nooit als derde in onzen hond ontbrak. Op zekeren avond
kwam zij alleen.
„Gij mist Annita," zeide Madeline, toen zij bemerkte, dat
ik naar haar rondkeek. „Zij is met het dienstmeisje mijner
tante naar Londen en zal eerst tegen middernacht terugkeeren.
Mijn neef verlangde, dat ik heden avond tehuis zou blijven
of in zijn gezelschap zou uitgaan, doch daar mij weinig aan
zijn gezelschap gelegen is, was ik met beide zijner wenschen
het niet eens, te meer, daar onze vertrouwelijke wandelingen
wel spoedig een einde zullen nemen."
„Hoe? Gij gaat toch niet van hier?" vroeg ik onthutst.
Zij haalde de schouders op. „Misschien, wel. Tot wanneer
kan ik u nog niet zeggen. Toen ik hier schipbreuk leed, be
vond ik inij op weg naar Londen, naar mijne naaste bloed
verwanten, die inij nu bestormen met uitnoodigiugen om tot
hen te. komen. Ik heb Annita tot hen gezonden, om hen gernst
te stellen, doch den een ot anderen dag zal ik toch mijn
oorspronkelijk plan uitvoeren."
Zij zeide dit oogenschijnlijk zeer kalm en toch meende ik
in den toon harer stem iets te bemerken, hetwelk verried,
dat het haar speetdit bericht maakte op mij eene zeer onaan-
genamen indruk.
De gedachten, haar op nieuw weder te moeten verliezen,
had mij tevens het groote geheim van mijn hart ontsluierd,
hetwelk ik tot nu voor mij zeiven had verborgen gehouden
gelijk Madeline den knaap reeds had betooverd, zoo had zij
het nu ook den man gedaan.
Wat ik toen gevoelde, gevoelde ik ook heden nog, maar
met meer bewustzijn en krachtiger. De knaap had zich geheel
en al aan dit gevoel overgegeven, de man wist, dat het hem
in het verderf zou storten, en toch, slechts een uur haar te
mogen beminnen, het zou een geheel leven vol smartelijke
ontzegging waard geweest zijn.
Zij vergezelde mij tot ons huis. Bij de kleine tuinpoort
stond zij stil en reikte mij de hand.
„Goeden nacht, mr. Trelany," zeide. zij, „dat is evenwel
nog geen afscheidsgroet."
Wederom bracht ik de kleine hand aan mijne lippen, daarna,
als in een droom wandelende, begaf ik mij in huis. Slechts
dit eene was ik mij bewust, dat ik, dwaze man, haar beminde
en met lichaam en ziel door hare lieftalligheid was gevangen.
Wordt Vervolgd.