Alpmeen lm-
Allerlei
11.
De mijn van St. Gurlott.
Donderdag, 17 Maart 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2072.
ZEEMILITIE.
H E R IJ K.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAOENI, Laan, D, 5.
Ge mee ti te Scha gen.
Bekendmakingen.
DENIJS.
den Gemeenteraad,
de Provinciale Maten,
de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
SGHAGER
COURANT.
Dit blad veraohijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Eij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEH-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STOKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
l<»- i
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen naar
aanleiding van art150 der Militiewet, ter kennis van de
lotelingen dezer gemeente, dat zij, welke genegen zijn, om
bij de Zeemilitie te dienen, zich daartoe moeten aanmelden ter
Gemeentesecretarie alhier, vódr den len April a. s.
Schagen, 8 Maart 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Gelet op het besluit van Heeren Gedeputeerde Staten dezer
proviucie van den 12 Januari 1887, No. 5, (Provinciaal Blad
No. 8);
Gezien het Koninklijk besluit van 4 December 1886, (Staats
blad No. 184), waarbij is bepaald, dat in het jaar 1887 aan
de herijk zijn onderworpen, de maten en gewichten;
Brengen ter kennis van de ingezetenen, dat die herijk, binnen
deze gemeente, zal plaats hebben voor de gewichten voor
fijnere wegingen, op S£atei-cl»gr *26 Maart a. s.,
des namiddags van 3 tot 4- ure voor de overige maten en
gewichten op Maandag 28 en I>inss<lag- 3O
IVïaart, van des voormiddags 0 tot des namiddags 3 ure,
Roman naar het Engelse h van W. JPANNA.
Ur-iee n twintigste Hoofdstuk.
24.
«Ziet gij, ik had wel gelijk," zeide Madeline op zachten toon.
«rik wist, dat men u niet zou kunnen veroordeelen
//Ik heb aan u mijn leven te danken antwoordde ik.
Zij lachte en schudde het hoofd.
//Zelfs wanneer dit zoo ware, zou het niets dan wederver
gelding zijn; geen uwer vrienden echter heeft ook maar aan
uw onschuld getwijfeld En zeg mij nu, wat gij van plan
zijt te doen. Gij zult natuurlijk naarSt. Gurlott terugkeeren!"
//Dat denk ik niet, het zou voor mij toch niet meer de
oude plaats zijn."
.Stel u eens het geval," zeide zij, .dat ik mijn neef zou
kunnen bewegen, u weder in uwe vroegere betrekking aan
te stellen
"Hij zou dat ook nu niet doen," antwoordde ik," en zelfs
wanneer hij uw verzoek inwilligde, dan ging dat toch niet
meer. Het komt geheel en al overeen met uwe hemelsche goed
hartigheid er aan te denken, maar nimmer kan daarvan sprake
zijn. Mij blijft alleen over, Engeland te verlaten."
«Dat moogt gij niet!" antwoordde zij haastig. .Om ons
aller wille Om mijnentwille
,Om uwentwille
»Ja, zeker
.Gij, gij wenscht, dat ik blijf?"
Zij scheen verlegen te worden, doch antwoordde zonder
aarzelen
«Ja. Ik mag er niet aan denken, dat gij naar den vreemde
wordt verdreven. St. Gurlott is uw tehuis, waarom dat verla
ten
Ik wist geen antwoord te vinden. Ik kon haar niet spreken
van mijne armoede, van mijn gebrek aan middelen van bestaan,
U kon haar met zeggen, dat mijn dierbaarste in Engeland
aar vriendschap, het vriendschappelijk samenzijn met haar ge
weest was, dat immers nu toch spoedig een einde zou nemen.
a eenige pauze ging zij voort:
»Of gij nu naar St. Gurlott terugkeert of niet, sta mij dan
tenminste toe, u te helpen.»
.Helpen Hebt gij dat niet reeds gedaan meer; dan ik ooit
aad durven verwachten?»
at )k deed, was eenvoudig mijn plicht. Maar ik ben rijk
terwijl gij het niet zijt.' J
"Oij wilt zeggen, dat ik arm ben. Gij hebt gelijk; maar
alles in hit lokaal .de Beurs," van W. Roggeveen Cz., Wijk
E. No 36, ingang aan de Noordzijde.
Schagen, den llen Maart 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente Schagen,
brengt bij deze ter kennisse van de ingezetenen dier gemeente,
dat het kohier van het Patentrecht over het derde kwartaal
van het dienstjaar 1886/87, op den 9 dezer door den Heer
Provincialen Inspecteur in de Provincie Noordholland is execu
toir verklaard en op heden aan den Heer Outvanger der directe
belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt alzoo ver
maand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht
te geven, len einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit
nalatigheid zouden voortvloeien, te ontgaan.
Schagen, den 12 Maart 1887.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
G. LANGENBERG.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen bij deze
ter kennisse van de Ingezetenen dezer Gemeente en van alle
daarbij belanghebbenden, dat de Lijsten, bevattende de aange-
slagenen in de Rijks Directe Belastingen, zoo in opcenten als in
hoofdsom, tot een bedrag van f 16.en f 32.en hooger,
en die alzoo en overigens de bevoegdheid bezitten tot het kie
zen van Leden voor
zijn opgemaakt, ingevolge art. 6 der Wet van den 4den Juli
zoo arm ben ik niet, om van u geld aan te nemen. Neen,
dwing mij daartoe niet. U iets te moeten weigeren is mij pijn
lijk genoeg, maar ik zou gaarne mijne onafhankelijkheid willen
bewarenzij is het eenige, wat mij in mijn ongeluk is over
gebleven l"
.Belooft mij tenminste dan iets?"
..Ta
.Engeland niet te verlaten, zonder mij daarvan eerst in
kennis te stellen, zonder nog eens met mij gesproken te
hebben."
Gaarne beloof ik u datGij staat mij dus toe, u nog een
maal te zien
Een lachje was haar antwoord. Na nog eenige opmerkingen
reikte zij mij de hand en nam afscheid. Ik vergezelde haar
tot de deur.
.Mijn neef wacht mij op de marktplaats," zeide zij, .ik
zal met hem naar Redruth-house terugrijden."
Terwijl zij sprak, kwam juist George Redruth met zijn
elegante equipage, welke hij zelf mende, aanrijden. Toen hij
ons gewaar werd, kreeg zijn gelaat eene toornige uitdrukking.
Hij trok de teug -Is aan, de bediende sprong van den bok,
en plaatste zich voor de paarden.
.Ik wist niet, waar gij gebleven waart," zeide hij met on
verholen ergenis. .Ik wacht reeds een geheel uur op u, de
paarden wilden niet langer wachten, ik was juist van plan,
een straat om te rijden."
»Ik ging hierheen, om mr. Trelany te spreken," antwoordde
Madeline bedaard, .en om hem met zijn vrijspraak geluk te
wenschen.»
.Het schijnt zoo. Maar wij hebben een lange rit voor ons,
er blijft dus geen tijd te verliezen over."
Redruth deed alsof hij mij niet zag, eerst toen ik Madeline
naar het rijtuig geleidde, keek hij mij aanop zijn gelaat
stonden duidelijk jalouzie en onuitwischbare haat te lezen. Ik
kon daaruit zien hoe woedend hem mijne vrijspraak had ge
maakt; met hoeve- genot zou hij het aangehoord hebben, wan
neer ik tot een smadelijken dood was veroordeeld geworden.
„Leef wel, mr. Trelany," zeide Madeline, terwijl zij mij nog
eenmaal de hand reikte. «Leef wel en vergeet uwe belofte niet!"
Een forsche zweepslag deed de paarden woest aantrekken,
ik moest snel achteruit treden, om niet onder de wielen van
het rijtuig te geraken.
Ongeveer een uur later reden ook mijn oom en mijne tante
met John Rudd naar St. Gurlott. Ik beloofde hen over een
paar dagen tot hen te komen en in dien tijd naar eene be
trekking om te zien. Zoo bleef ik dan eenige dagen in
Falmouth.
Wat zou ik beginnen De toekomst was voor mij duister,
en ik wist dan ook werkelijk geen raad. De practische kennis
welke ik had verworven, betrof het mijnwezen, maar buiten
1850, (Staatsblad No. 37); op heden dea 14en Maart
1887, naar aanleiding van art. 10 dier Wet zijn vastgesteld,
en te rekenen van af dien datum, gedurende veertien dageu
vün des voormiddags negen tot des namiddags ten vier ure,
op de Secretarie dezer Gemeente, voor een ieder ter inzage
zullen worden nedergelegd, en daarenboven van elk een exem
plaar derzelven aan het Gemeentehuis is aangeplakt, ten ein
de de des bevoegden in de gelegenheid te stellen hunne bezwa
ren tegen die Lijsten in te brengen, onder uitnoodigiDg tevens
om die bezwaren vóór of op den 28en Maart d. a. v. bij ver
zoekschrift op ongezegeld papier, door de noodige bewijsstukken
gestaafd, aan den Gemeenteraad in te dienen.
Voorts wordt bekend gemaakt, dat de aan den voet dezer
gestelde namen, in gevolge art. 35 der meergemelde Wet, zijn
geschrapt van de in het gepasseerde jaar gesloten Kiezerslijs
ten.
En opdat niemand hiervan onwelenheid voorwende is deze
afgekondigd en aangeplakt waar zulks te doen gebruikelijk is.
Schagen, den 14en Maart 1887.
de Burgemeester,
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS.
NAMEN der, van de in het gepasseerde jaar gesloten Kie
zerslijsten, geschrapte Kiezers
Van Leclen voor den Gemeenteraad
Jn. den Adel, Arie Bakker Jz., Wm. Bood, Cs. Borst, Bs.
Bosman, C. C. Carsten, K. Denijs, T. N. Dorbeck, A. Erix
Pz., Jn. de Goede, Jb. Groot, Arie Grootes, Dk. Grootes, Jn.
Güddeke, M. Hartman, W. A. Hazeu Jr., Pr. Kat, H. Kooij,
Jn. Leijen, P. J. Micklinghotf, L. de Pater, A. Posker. L.
Roggeveen, T. Schenk, Dk. Vader, Cs. Vredenbuig, Wm. de
Vries, Dk. de Wit, Jb. Zeeman Kz.,
dien kende ik geen ander vak. Wel had ik eene uitstekende
opvoeding genoten en zag er ook niet tegen op, de handen aan
den ploeg te slaan, waar het ook zijn moest. Ik doorsnuffelde
ijverig de couranten. Bij eene mijn in Zuid-Wales was eene
betrekking voor eene klerk open, ik schreef dadelijk daarheen,
om helaas het omgaande antwoord te ontvangen, dat de post
reeds vergeven was. Op een andere plaats was men oprechter;
men schreef mij zeer openhartig, dat het „Mijnblad* mijn
geval" uitvoerig had medegedeeld en de eigenaars der mijn,
tot wien ik mij gewend had, konden er niet toe besluiten,
iemand aan te stellen, die nog zoo kort geleden was aange
klaagd geworden van moord. Datzelfde viel mij overal ten
deel, waarheen ik mij ook wendde. Met schrik ontwaardde ik
dat, ofschoon ik vrijgesproken was geworden, de vreeselijke ver
denking toch nog op mij bleef rusten, mijn schuld toch voor
mogelijk werd gehouden.
Ik zag in, dat mij werkelijk niets anders over bleef, dan
Engeland zoo spoedig mogelijk te verlaten. Ik besloot onder
een vreemden naam den oceaan over te steken, en in de nieuwe
wereld een nieuw leven te beginnen. Een nieuw leven O God,
met elke vezel van mijn bestaan hing ik aan het oude leven,
aan het oude land Engeland verlaten, heette ook Madeline
verlaten, het eenige wezen, dat mijn armzalig lot dragelijk
maakteMadeline, die ik, waanzinnige, beminde met al den
gloed mijuer ziel.
Op zekeren dag wandelde ik, plannen smedende, langs het
strand, toen er eensklaps een hand op mijnen schouder werd
gelegd. Omziende, keek ik in het goedmoedige gelaat van mijn
ouden vriend, John Rudd.
«Ook hier, John zeide ik, zijn breede hand drukkende.
«Ja, master Hugh. Ik ben hier reeds van gisteren."
«En hoe gaat het thuis
«Zoo, zoo niet te best. De oude man is nog altijd
in zich zeiven gekeerd. De menschen zeggen, dat het verdriet
over Annie hem hij tikte met den wijsvinger tegen het
voorhoofd. «Doch, wat ik zeggen wilde. Ik heb haar gezien,
zij is hier in Falmouth, master Hugh
«Wie Annie toch niet?"
«Zeker. Ik zag haar gisterennacht met eigen oogen en ik
zou mij al zeer vergissen, indien zij niet in groote armoede
verkeert."
Daarop verhaalde de trouwe ziel met tranen in de oogen,
hoe hij den vorigen avond Annie had gezien in de armste
wijken van Falmouth, niet ver van den stal, waar hij zijn paard
had bezorgd. Zij was armoedig gekleed en zag er mager en lij
dend uit, even alsof zij van een lang ziekbed was verrezen.
Hij had haar dadelijk willen aanspreken, doch daar hij meende
bemerkt te hebben, dat zij hem niet gezien of herkend had,
toen had hij het voor beter gehouden, haar nategaan en zoo was
hij te weten gekomen, dat zij in een armoedig huisje in een