De mijn van St. Gurlott. Zondag, 24 April 18S7. 31ste Jaargang. No. 2033. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. Aangifte van Verhuizing. Uitgever: J. WINKEL. Itiircati: Laan, 09, 5. Gemeente Scha gen. Bekend m a k i n g. Wordt Vervolgd. SCHAGËR lliEiieEii Nieuws-, Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- <fe Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders van Selugen, brengen voor zoo veel noodig, met het oog op het verzuim, betrekkelijk het doen van aangifte ter Secretarie, bij verhuizing binnen de gemeente, der ingezetenen in herinnering, de volgende artikelen van het pelitiereglement dezer gemeente, als Art. 11. Ingeval van verhuizing binnen de gemeente, zal daarvan, binnen acht (lagen, behooren te worden kennis ge geven, ter Secretarie der gemeente, op den voet als hierna is bepaald, te weten Voor een geheel gezin, inwonende dienst- en werkbodeu daaronder begrepen, door liet hoofd van dit gezin. Voor afzonderlijk levende personen dooi hen Zclven. Art. 12. Overtreding van het vorig artikel wordt gestraft met eene boete van een gulden. Schagen, 22 April 1887. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGEN BERG. w de Secretaris, jt DENIJS. Roman naar het Enyelsch van W. WANNA. ülenender'tigste tloofdstuk. 34. Redruth ging hoe langer hoe meer uit en bleef ook telkens [langer wegdoch Anuie verdroeg dit alles zonder een enkel woord van klacht te uitenzij had beloofd, te zullen trachten, geduld te hebben, en zij oefende geduld ter wille van hare 'liefde. Zij berispte hem geen enkele male, immers hij had ge daan, wat hij doen kon. Hij had haar tot zijne vrouw gemaakt, had haar een tehuis gegeven, veel weelderiger, dan zij het ooit verlangd had, hij had haar zelfs toegestaan, aan de haren te schrijven en mede te deelen, dat zij gelukkig was meer had hij nooit kunnen doen. Maar ook deze toestand zou niet lang duren. Redruth kwam op zekeren dag bij haar, om haar te zeggen, dat het huisje, hetwelk zij bewoonde, hem te duur was geworden, dat hij een paar kamers voor haar gehuurd had en dat zij met het einde der week verhuizen zouden. Annie was dadelijk bereid, zijne Wenschen in te willigen. Zij had zich in deze prachtige ver- kken nooit recht tehuis gevoeld; zonder haar echtgenoot waren zij haar trots al het comfort toch steeds een treurige rblijfplaats geweest. Zoo trok Annie toen in die woning, waar heen zij mij later gebracht had. „V eel. verhalenswaard had er toen niet meer plaats," vertelde Annie verder, „tot op dien dag, opwelke ik u ontmoette, Hugh. dien dag, ik zal dien nooit vergetenNadat die mannen *eggevoerd hadden, bleef ik op mijne kamer, stijf van schrik, pet in staat, mij eenige voorstelling te maken van datgene, *at er wel gebeurd mocht zijn. En daarna herinnerde ik" mij Wies weder, wat er zooeven was voorgevallen. Ik zag weder *e° verwijtenden blik, ik hoorde weder uwe beschuldigende oorden, die gij mij toevoegdet, voor gij heengingt, en welke hlwdc 1 ^at °°genhlik dag en nacht in de ooren #>Moogt gij eens', zeidet gij, ,voor uw doen en laten even enschap kunnen afleggen, als ik voor het mijne. Gij e oorzaak van al dit onheil. Wanneer er werkelijk een ^oord is begaan, dan valt een deel der schuld op u deuk luidden uwe woorden, Hugh; gij ziet, dat ik ver8eten> en ih zal ze ook nimmer vergeten, «en f" ware ik toen maar gestorven Doch het is rjj**rec t\aardige straf, dat ik moet blijven leven en het moet j h°e diegenen, welke mij op aarde het dierbaarst zijn, aan pag en nacht bij nacht lijden en van verdriet ver- En zoo zijn de „schoone dagen van Aranjuez" alweer lang voorbijEen hemel op aarde, de gouden eeuw, het duizendjarig rijk, van al die heerlijkheden hadden ze iets. Ik heb den wolf wel niet met het lam zien neder- liggen, maar wat misschien nog wèl zoo kras is ik heb toch joelende en zingende politieagenten een rondje zien dansen met vleezige vischvrouwen en bedaagde huis moeders, die ze wellicht de vorige week nog bekeurd had den om het rijden op de kleine steentjes of het kleeden- kloppen ia verboden tijdLijkt dat niet sprekend op een tooneeltje uit het rijk van den eeuwigen vrede? „Wie schouwde ooit zulk tafree), wie had ooit zulk weervaren kon men met den oudvaderlandsche dichter uitroepen. En hoe schoon was het slot van die idylle Want een zingende keel pleegt droog te worden en vereischt nu en dan de noodige besproeïug met een of ander, liefst geestrijk vocht. En toen een der dus besproeide handhavers der openbare orde eindelijk in dien toestand van zalige onbewustheid was gekomen, die geen joelen of zingen meer toelaat toen namen drie dames uit den kring hem zachtkens op hare breede schouderen en droegen hem in triomf huis waarts. Een steeds wassende begeleidingsstoet zong er feestliederen bij, met geïnproviseerde wijzigingen volgens den eisch van het oogenblik, de draaiorgels in de buurt speelden hunne schoonste deunen, olie-, vet- en gasvlam men bestraalden den lustigen opiocht en de „Oranje Boven's!" dreunden hoog boven de vlaggen der eerepoorten uit. „Het was er boter op den boom, het was al pays en vree zou vader Vondel er bij gezongen hebben. Er heerschte gedurende de geheele feestweek een gulle, gaan, wegens liet onrecht, dat ik hen heb aangedaan „Zooals ik zeide, ik was als bewusteloos," ging zij voort, „doch eensklaps kreeg ik mijn bewustzijn terug en vloog ik naar de deur met het oubestemde plan, u te redden en terug te brengen, toen mijn echtgenoot bitinentrad. Of hij van de zaak iets wist of niet, kon ik niet zeggen. Ik omhelsde hem in hartstochtelijke opgewondenheid en vertelde hem alles. Toen ik hem alles had verhaald, zag hij mij met zulk een ijselijke koelheid, met zulk een onverschilligen blik aan, dat het bloed mij in de aderen stolde. „,Dat is een leelijke geschiedenis,' zeide hij, ,doch ik zie niet in, wat ik daaraan doen kan „,Dan zal ik het u zeggen,' antwoordde ik. ,Gij kunt mij naar St. Gurlott terugbrengen en mij helpen, de onschuld van mijn neef aan het licht te brengen waut onschuldig is hij, dat weet God „,U naar St. Gurlott terugbrengen zeide hij. ,In welke hoedanigheid Als Annie Pendragon of als mijne vrouw „,Als uw vrouw,' antwoordde ik. *0 Hugh, nimmer zal ik de uitdrukking vergeten, die er nu in zijne oogeu lag. Hij lachte, toen hij antwoordde „,Dat kan ik niet, want mijne vrouw zijt gij niet.' „,Uwe vrouw niet!' herhaalde ik, ternauwernood mijne ooren vertrouwende; doch eenmaal begonnen, scheen hij er be hoefte aan te hebben voort te gaan. „,Neen', antwoordde hij. ,Dat zijt gij niet. Wanneer gij niet een blind, klein zottinnetje waart geweest, dan had u dat reeds lang duidelijk moeten zijn geworden'. „,Maar wij werden toch getrouwdhield ik vol. „,Ja, wij hebben tenminste zoo iets dergelijks laten plaats hebben,' antwoordde hij, ,daar ik mij zeiven een lang gezicht en verwijtende blikken wilde bespareu. Gij waart met de cere monie tevreden en verder had die plechtigheid geen doel. De notaris was een dier lieden, die voor geld tot alles te krijgen zijnwaart gij niet in eeu klein dorpje opgegroeid, dan hadt gij moeten weten, dat trouwplechtigheden niet des avonds, maar altijd op den middag plaats hebben.' „Ik staarde hem onthutst aan; nu begrijpende wat er na deze onthulling van mij was geworden, viel ik aan zijn voeten. „,George,' riep ik vol wanhoop uit, ,zeg mij, dat gij niet in erust spreekt, zeg mij, dat het niet waar is Maar zijne liefde voor mij scheen gestorven te zijnzonder mij aan te zien, wendde hij zich van mij af. Spreek niet zoo smeekte ik, mij aan hem vastklemmende. ,Zeg, dat ik uw vrouw bendat is de eenige troost, die mij is bijgebleven, gedurende al den tijd, dien ik ver van het ouder lijk huis heb doorgebracht. Ontneem mij dien troost niet. Om Gods wil, heb medelijden met mij Het is immers niet moge lijk, dat gij zoo laaghartig jegens mij zoudt kunnen handelen, jegens mij, die u zoo onbegrensd bemind, u zoo kinderlijk hartelijke, zelfs min of meer vriendschappelijke geest tus- schen burgerij en politie, en dit heeft zeer veel bijgedragen tot die goede, vredelievende orde, die terecht iedereen met verwondering heeft vervuld. De fameus drukke Woensdag is zonder een enkel opstootje van beteekenis afgeloopen, en er was dien dag binuen Amsterdam wat „leven in de brouwerij Ook bij het vuurwerk anders een mild vloeiende bron van de schromelijkste verwarringen en vecht partijen ging het wel druk, onbeschrijflijk druk en rumoerig toe, maar ernstige wanordelijkheden hadden er niet bij plaats. Amsterdam heeft zich in alle opzichten ge dragen als een feestvierende stad, die haren Koning te gast heeft en zich die eer wil waardig toonen. Bij het sluiten en afzenden van mijn vorig Kroniek was Z. M., na Dinsdagmiddag ten paleize gekomen te zijn, nog niet weder uitgereden. Dit gescheidde niet vóór Vrijdags avonds. In het geheel heeft de Koning zich slechts drie maal buiten het paleis begeven; dien Vrijdagavond naar het gala-concert in Felix, 't Zaterdagsavonds naar de gala voorstelling in den Stadsschouwburg, waar een paar uit het Fransch vertaalde tooneelstukjes werden opgevoerd, en 't Zondagsochtends naar „de gala-preek" zou ik bijna zeggen naar de godsdienstoefening in de Nieuwe Kerk. Van al de heerlijkheid der zoo smaakvol en weelderig aangebrachte versieringen, van den luister der 's Woensdags, maar ook op andere avonden ontstoken verlichtingen, van al den geestdrift waarmee het jubelende volk zich in dichte drommen door het feestelijk getooide Amsterdam bewoog, heeft Z. M. weinig of niets gezien. Uit de officieele ken nisgeving van den burgemeester, na het vertrek der ko ninklijke familie tot de burgerij gericht, is ons nu maar al te goed de oorzaak bekend, waarom de Koning zich bijna niet in het publiek kon vertoonen„Z. M. heeft het zeer betreurd, dat zijne gezondheidstoestand hem langdurig rijden verbood, zoodat hij niet in staat is geweest om alle vertrouwd heelt - niet mogelijk, datgij mijn eer zoo in het stof treden, mijn hart zoo voor eeuwig zoudt kunnen breken. Ik geloof het niet, neen, neen gij zijt wèl mijn echtge noot „Ik bedekte mijn gelaat met beide handen en weende. Ein delijk trad hij op mij toe en hief mij op." Annie', zeide hij, ,mijn arm meisje, wees bedaardIk moest u toch eenmaal de waarheid bekennen: gij zijt mijne vrouw niet, gij kuilt het niet zijn, het verschil in stand is te groot zulk een huwelijk zou mij in de maatschappij onmo gelijk maken. Ik heb u gruwelijk bedrogen, maar mijn hart behoort u heden nog en zal u altijd behooren. Laten wij En geland ontvluchten. Ver van hier in een vrij, schooner land, waar deze kleingeestige beschouwingen niet meer gelden, zul len wij gelukkig en in vrede met elkander leven.' Bij deze woorden wilde hij mij omhelzen. „,In de hevigste ontroering rukte ik mij van hem los. „,Raak mij niet aan 1' schreeuwde ik hem toe. „Geen woord meer van liefde Waarom jammert gij dan zoo?' vroeg hij. ,Om een idee. Blijft liefde niet altijd liefde, trotseert zij niet de geheele we reld Liefde is geen liefde, wanneer zij niet geheiligd is. Gij hebt ze ontheiligd. Gij hebt mijn hart gebroken, mijne vrede voor eeuwig verwoest.' „,Gij spreekt zeer onverstandig,' antwoordde hij. ,Ik zeg u immers, dat ik goed wil maken, hetgeen ik jegens' u mis deed. Wat ik heb, zal het uwe zijn; ik zal het met vreugde aan uw geluk opofferen. Kunt gij mij niet vergeven „,U vergeven antwoordde ik. ,Ja, God helpe mij ik vergeef u Vaarwel „Wilt gij heengaan waarheen „,Naar huis „Voor ik meer kon zeggen, veranderde de uitdrukking van zijn gelaat. „,Ah, ik zie het al,' zeide hij, ,gij wilt mij in het verderf storten, gij wilt deze geschiedenis in het geheele dorp uitba zuinen. Gij wilt niet alleen beschimpt worden, ik moet het mede worden. Maar ik ben niet zulk een dwaas, dat ik u zal laten gaangij zult hier blijven, zoo lang ik het goed vind „Ik wist toen niets van al hetgeen, dat sedert mijn vlucht in St. Gurlott had plaats gegrepen; ik wist niet, dat hij er bang voor was, tegenover miss Grahani ontmaskerd te wor den. Hij hield mij nu eenige dagen letterlijk gevangen, tot het mij gelukte, mijn kerker te ontvluchten. V at er later gebeurde, weet gij, Hugh. Ik kwam te Falmouth, waar gij mij vondt, den hongerdood nabijhadt gij mij niet ontdekt, ik zou van ellende gestorven zijn een verloren kind op den terugweg naar huis."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1