Binnenlandsch Nieuws.
Tliorn. S1'. AI IC II IEL. Fest—Ouverture. Leutner.
Waalwijk L'ESPÉRANCE. Ouverture—Fan! astique. Govaert.
Wageningen. H ARMONIE. Opem—Sehau, Potpourri. Resch.
Schagen. HARMONIE-KAPEL. Fantaisie
Horst. KON. HARMONIE. Potpourri
en van jeugd, van weelderige kracht en van kinderlijke
vreugde.
Is zij eene roos van Saron of eene koninginne van Scheba?
Verschoon me, dat ik haar noem in twee zoo uiteenloo-
pende voorbeelden; verschoon me, want mij dunkt, ze is
beiden; ze is eenvoudig en vorstelijk, lieftallig en mild,
schoon en rijk, ze is vol poëzie en ze is vol wijsheid, ze
is alles goeds in alles!
Ze is de trouwe gezellin der beminnelijke Flora, en daar
door alleen kennen "we haar reeds voldoende, om haar lief
te hebben en te vereeren, en om het den armen Heidenen
te yergeven, dat ze haar eens hebben aangebedendat ze
haar juichend begroetten met zang en met dans, als de
Meimaand was aangebroken.
Daar ligt iets lieflijks in een geloof, dat zich slechts uit
in ongedwongen vreugde, beste tolk der dankbaarheid ook
al kent de eenvoudige kinderlijke ziel den schenker niet
van alle goede dingen. De Heidenen, Germanen en Romanen,
brachten de Lente eer en lof toe als eene lieve weldoenster,
en de latere tijden, zelfs de dweepzieke middeleeuwen,
hebben in zang en proza gesproken over de Lente, als ware
zij de Hebe der Cristenen. En onze nuchtere negentiende
eeuw deukt nog mijmerend aan het lieve beeld der Hei-
densche godin.
Allegorisch wordt zij voorgesteld, zittende in een open
rijtuig, -dfitr voortfrolt over roosldeurige wolken, en dat gé-
trokken- wordt door snelgewiekte vogelen, terwijl bonte ka
pellen en gouden kevers rondom haar zweven en de bloe
men zoowel aan haar zetel als aan .haar luchtig gewaad
kwistig zijn vastgehecht.
Waarlijk, dat is een lieflijk beeld; zoo stelt men zich in
zijne droomen een jonge bruid voor, die jubelend den brui
degom tegensnelt, om met hem verbonden te worden op
den sohoonsten aller dagen.
Zal deze bruid ons nog langer laten smachten naar haar
aanblik
Lente! we hebben u duizende malen begroet, zijt ge nog
niet voldaan
Gij weet, dat wij u verwachten met angstig verlangen,
dat'wij u tegemoet zien als de lieve vorstin die mild bloe
men om zich strooit, opdat de armzalige menschenkinde-
ren zich verlustigen in de geuren en de kleuren, die zij
rondom zich spreidt.
Lente, nogmaals heb medelijden
Onze gevangenis wordt ons te eng, en toch wij kunnen
de kluisters niet verbreken
Lente, doe gij het, maak gy ons vrij
.T v. tl. H.
-•
Schagen, 26 April.
De rij der vermakelijkheden alhier te geven door de
plaatselijke vereenigingen, werd j. 1. Zondag gesloten met de
openbare uitvoering in het lokaal Cérès alhier, in welk lokaal
door eenige leden dier Sociëteit, ten tooneele werden gevoerd:
a. „Joost Uilenspiegel,* blijspel in één bedrijf door J. Broekhotf T3z.
en „Adam en zijn waschvrouw* vroolijke vaudeville met zang,
in drie bedrijven, naar het franseh van J. Both Jz.
Wat betreft de keuze der stukken, zoo maakten wij voor
ons do opmerking dat deze dilettanten-kring bij vorige uitvoe
ringen gelukkiger keuze had gehad.
In aanmerking nemende dat wij, Hollanders, behooren tot
het Germaansche ras, hetwelk in zeden, gewoonten en karakter
zeer veel verschilt van het Gallische ras, waartoe de Franachen
behooren, meenen wij, dat reeds dit natuurlijk verschil van stam
zich wel degelijk bezwarend doet gevoelen bij de opvoering van
fransche tooneelstukken door Hollanders en ook in o
zin. Het programma vonden wij dan ook ditmaa me o
gekozen, hetgeen wij inderdaad jammer vinden, aar -
onzes inziens niet die voldoening mochten smaken, waarop zJ
aanspraak hadden wegens den tijd en moeite, welke zij aan
van die beide stukken hebben besteed. 0„knT»
h Joost Uilenspiegel" werd-vrij goed gespeeld Sch"Pe,'bUr^
rentenier, en Inpakker, deurwaarder, waren flink in unn
len en vertolkten dezelven met de noodige actie. Joos
van Schrapenburg maakte op ons niet zulk een guns ïgenin
druk. We hebben hem wel beter zien spelen. en (ire
van Weeren hebben zeker te gemakkelijk over de hun oege
dachte taak heengeloopen, want hun spel was onvol oen e, was
koud, iets wat op de uitvoering van dit stukje een na ee ïgen
invloed uitoefende, daar beide rollen, goed vertolkt de goeie
uitvoering van het geheel zeer zouden hebben in de liane ge
werkt. Anton was veel- te mat en Karei, die van zijn
rol juist zoo bijzonder veel had kunnen maken, vooral 111 c ie
gedeelten in welken hij moest uitblinken door adeldom van
karakter, maakte kortweg, juist niets van zijn rol, doch zegde
die op als een van buiten geleerd lesje.
Beide heeren hebben wij o. a. bij de vorige uitvoering in
„Hercules" beter „ad rem" gezien.
Aan de opvoering van „Adam en zijn W aschvrouw" is blijk
baar door de spelers veel tijd van studie besteed en tobk
teicel upharsin.
Dat het stuk qua stuk een draak is, kunnen de spelers
niet helpen. Omtrent de hoeveelheid tooneelstukken zonden we
zeer zekei met goed recht kunnen getuigen, dat het onkruid
het goede zaad in den akker verstikt, zoo talrijk is het. been
wonder dus dat men een enkele maal bij de keuze der stukken,
zich eens bedriegt.
Maar algescheiden van den inhoud, maakte het op ons den
indruk, dat dit stuk den spelers te „machtig" was. Immers
het eischt eene buitengewoon groote mate van actie en samen
spel iets wat voor tooneelspelers van beroep dikwijls een
struikelblok is, hoeveel te meer dus voor dilettanten.
Daarbij komt nog, dat'bij de spelers het fransche type ge
heel en al werd gemist.
Van de drie bedrijven, waaruit dit stuk bestaat, werd het
derde niet onverdienstelijk, neen, zelfs verdienstelijk opgevoerd,
doch dit kon de leemte der beide andere bedrijven niet goed
maken. Misten wij o. a. bij de beide eerste bedrijven samenspel
en actie, in het derde daarentegen was werkelijk gloed en
leven en waren de spelers blijkbaar pp hun gemak. De couplet-
en koorzang, die hierin voorkwam verdient allen lof en in dit
gedeelte was Mina, de Engelsche waschvrouw, eerst goed in
Laar kracht.
Bijzonder trok het onze aandacht, dat aan grimmeering, decoratief
en illustratie van liet tooneel, zeer veel zorg was besteed. Een
net decoratief en een smaakvolle versiering oefenen een zeer
aangenamen indiuk uit op het eesthetisch gevoel der toeschou
wers.
Onze Harmoniekapel maakte zich dien avond weder verdien
stelijk, door hare welwillende medewerking, niet het minste be
toond in het melodieus en lief accompagnement van den zang.
-{(•
Volgens het opgemaakt programma van den Grooten
Nationale» Wedstrijd te Nijmegen, voor Harmonie-en Fanfare
gezelschappen, op Zaterdag, Zondag en Maandag, 2, 5 en 4
Juli e. k., Ueemt ook onze Harmoniekapel daaraan deel, en
wel in de 3e afdeeling, sectie A. De lijst van deelnemers in
die atd. is als volgt
Les ClQches de Corneville. Planquet.
over met master George en hij beloofde mij, nog eens zelve
daarnaar te komen zien, voor hij heenging. Ik heb hem gezegd,
dat het niet om mijzelven, maar om de andere menschen was,
en dat ik hoopte, (lat het gevaar voorkomen zou worden. Hij
gaf mij ook zeer vriendelijk bescheid, beleefd, gelijk hij altijd
is, ofschoon er wel menschen zijn, die hem niet mogen lijden.
Dat was op mij gemunt. Na hetgeen ik wist en hoe schurk
achtig mijn oom bedrogen was, kon ik mij ternauwernood
inhouden, om als antwoord daarop het geheele geheim te
onthullen doch ik dacht aan de mogelijke gevolgen en
zweeg.
Middelerwijl was ook tante naar beneden gekomen, wij ont
beten nu met elkander en later begaf oom zich naar de mijn.
Eerst toen hij weg was, kon tante vrij met mij praten en deed
mij vele wagen omtrent de oorzaak van mijn onverwachte
terugkomst. Het hoofd van den ouden man was te veel vervuld
van zijne eigene droevige gedachten, dan dat er nog veel ruimte
overbleef voor het stellen van allerlei gissingen; in zijne een
voudigheid nam hij de dingen, gelijk zij kwamen. Een ander
geval was het met tante. Met haar gezond menschenverstand
doorzag zij dadelijk, dat het niet alleen een verlangst naar
het tehuis was, dat mij terugvoerde, maar dat er iets gewich
tigere achter stak. Spoedig kwam zij dan ook tot het natuur
lijke besluit, dat mijn komst iu verband stond met het aan
staand huwelijk.
„Gij hadt ook beter gedaan met weg te blijven," zeide zij,
„liet is de oude geschiedens van de mug en het kaarslicht,
mijn jongen.'Toen Annie mij zeide, dat zij naar u wilde gaan,
vond ik dat zeer goedhet zal u heiden genoegen doen, el
kander weder te zienmaar zij deelde u iets mede, dat zij
beter gedaan had te verzwijgen, en dat het datgene is, wat
n hierheen voert, mijn jongen, dat bevalt mij niet. Nu juist
hadt gij niet moeten komen, nu, als er naar u het minste ge
vraagd wordt."
„Dat doet niets ter zake, tante;" antwoordde ik zoo lucht
hartig mogelijk. „In ieder geval zal mijn hart er niet hij breken."
„Dat kan wel wezen," was haar antwoord, „doch ik zeg u
nogmaals, gij zoudt wijzer gedaan hebben, met weg te blijven."
Zoodra ik kon, verliet ik de keuken, om daar buiten in het
wije veld na te denken, over hetgeen mij nu te doen stond.
Nu ik eenmaal hier was, gevoelde ik eerst de eigenaardige
moeielijkheid van den toestand. Hoe zou het mogelijk zijn
Annie's rechten met nadruk te verdedigen en toch voor oom'
sur 1'opera Macbeth. R.m
Vliimen CONCORDIA. Fleur de Bois. Fantaisie. v*\-p
Eijsden. OUDE HARMONIE. Joseph in Fgypte ïïct*
Ouverture.
incie Noord—Hf 11
slechts twee Corpsen deel, en wel: Purmereud en Schageil.
Aan dezen wedstrijd namen uit de provincie Noord-
die door het bekend worden van het gebeurde den genadestoot
zou ontvangen, alles geheim te houden. Eene openbaarmaking
van het begane bedrog moest in ieder geval een schandaal ver
wekken en toch moest er iets geschieden, zoowel om Annie's
als om Madeline's wille. Het eenige, wat ik doen kon, was,
zoo voorzichtig mogelijk te werk te gaan, vooreerst den'hoofd-
persoon te toetsen en aan te hooren, wat hij wel tot zijne
verdediging zou mogen aanvoeren. Tot zooverre met mij zeiven
in het reine, besloot ik dadelijk naar Redruth's huis te gaan.
Het was een stormachtige, regenachtige dag. Toen ik dé
toegangslaan naderde, keerden mijne gedachten terug tot dien
dag, opwelken ik, nog een -knaap, George Redruth hier voor
de eerste maal had gezien. Niets was er veranderd, de hoo^e
hoornen, de roestige ijzeren poort, de breede kiezelweg, alles
was nog gelijk vroeger, doch welk een berg leed en smart
was er in al die jaren over mij uitgestort!
Ik opende de poort en betrad het kiezelpad, toen ik bii
mijn naam werd geroepen. J
Mij omkeerende zag mijn snicht...Zij was mij tot hiertoe
gevolgd; zij had haar sSuwT -over- het hoofd geworpen, om
zich te beschutten tegen-den regen, die in stroomen neder
„Hugh," riep zij hoestend terwijl zij haar hand op mijn
arm legde, „waarheen wilfgij 1 J
„Naar Redruth's huis. Daarom kwam ik naar St r
rJM«n nietSlecht, heden niet,, riep *1
„Ik heb geen tijd om te wachten,* antwoordde ik W
moet toch eens in het reine gebracht worden. Ga naai huis
en laat al het andere aan mij over. Ik heb u beloofd, er voor
den !"gen' U gCSchlede eD ,k m'ju woord hom
keiul° aan ldemde zich Vast en keek mij smee-
d „Wanneer gij dan toch moet gaan," smeekte zij „beloof mij
„Wat
„Beloof mij dan, dat gij geen geweld zult gebruiken. Ilutri
beste Hugli, hij is een gentleman, tart hem niet, vertroef
o, vergeet niet dat ik hem lief hebb et>
„Kunt gij dat nn nog zeggen, nadat hij u zoo misleid heeft?»
antwoordde ik onwillig. „Nu, gij kent uu? hart en ik ken h t
mijne. Ik kwam om met George Redruth af te rekenen e ik
In den vroegen morgen van Zondag j.1. is nR ue n
den Amstel, ongeveer ter hoogte van den Omval, onder 1'
cremeente Nieuwer-Amstel, opgehaald het eenuszins jn
van ontbinding verkeerende lijk van een onbekend meisje v,
naar gissing ongeveer 15 a 16 jaar, tamelijk groot, aaneen
rond, haar blond, neus gewoon; mond klein, gekleed 0'
met grijsachtig bukskin manteltje, blauwachtig katoenen 1]$,/
je, korset, wit geweefde borstrok, wit linnen hemd, dito onfe
broek, een paar blauwe en een paar witte kousen,
hooge dameslaarsjes met knoopjes.)
Öp deze drenkeling zijn gevonden een paar gouden oorbe!
letjes en een geel glimmend metalen armband, terwijl zich»
de linkerhand bevindt een donkerkleurige katoenen handschoen
Het lijk heeft op het voorhoofd, even beneden het ha,'
een gapende wonde ter lengte van ruim 4 centimeter, zoomrfj
een verwonding boven het rechter oor, circa 3 centimeter U
mist voorts den rechter onderarm en heeft om de mouw
den linkerarm tusschen den elleboog en de pols gestrikt eet
rood katoenen, eenigszins in elkaar gedraaide das, welke ver
moedelijk gediend heeft om beide armen bij elkaar te binden
zijnde een met die das gemaakte lus (waarin de rechterarm
gestoken geweest zal zijn) vasttoegeknoopt.
OmtreDt de verminkte drenkeling bij den omval uit den
Amstel opgevischt, verneemt men dat zij Lieveloo genaamd is,
dat het lijk harer moeder, sedert September 1882 weduwe van
den Telegraaf directeur te Alkmaar, eenige dagen geleden in de
Watergraafsmeer drijvende is gevonden, en dat haar zustertjes
jaren geleden even noodlottig aldaar omkwam. Van geweldadi-
gen moord of doodslag schijnt minder sprake dan van zelfmoord,
aangezien de ongelukkige aau personen in de Rozenstraat, waai
zij laatst woonde, het voornemen daartoe meermalen moet
openbaard hebben.
Verminkingen kunnen door bijkomende omstandigheden ais
schroeven van stoomers veroorzaakt zijn
Meer zekerheid van den zelfmoord wordt verkregen, nu men
weet, dat het lijk der moeder niet ver van dat der dochter
verwijderd is gevonden, eveneens met afgehouwen arm,
beiden samengebonden den dood zochten en door een schroefskj
gescheiden werden met verlies van elk een arm.
Onze Koningin!
De feestweek is zegt het Algemeen Handels
blad en heeft de aangenaamste herinneringen nagelaten
welke lang zullen bijblijven. Op welsprekender wijze kon Is
bevolking eener groote stad niet toonen, dat ze orde en we;
liefheeft, dat ze afschuw heeft van oproermakers, dat ze ra
harte, in de dynastie der Oranje, het Stamhuis eert van stad
houders, veldoversten, koningin, dat als het ware een syn
is van het vaderland en aan alle partijen tot band strekt
Het is een feest geweest van de volksbuurten, wat vocsi
vreemdelingen diep trof.
M ie gaat daar, zonder geleide, zonder soldaten of
agenten, in een open rijtuig, met
zoo overdag als des avonds door
stad Overal een dicht gedrang,
alle stegen en zijstraten Is het niet gevaarlijk voor
moeder en dat kind, te midden dier dringende, opgeww
menigte Een enkele kwaadwillige en ^e°l
het zijn de Koningin en de Prinses; de menigte scW
zich eerbiedig ter zijde; ze handhaaft zelve de orde; ze
schaffen doortocht aan de Koningin en Haar gevolg, en intussc i
een jong kind aan
de nauwe straten der
volk stroomt toe
■edels
ga niet eerder weg, voor ik dat van aangezicht tot aangi
gedaan zal hebben.*
„Hugh, om Gods wil
„Kom kom," stelde ik haar gerust, „wees maar niet W
en doe wat ik u zeg. Ga naar huis en wacht mijn W
komst at. Ik beloof u, dat ik mij niet door mijn toorn a
laten vervoeren; reeds alleen ter wille van mijn oom we^
ik elk publiek schandaal te vermijden. Maar hij zal^
bekennen en miss Graham zal gewaarschuwd worden.
Met deze woorden scheidde ik van Annie; zij bleef
en keek mij na, toen ik met snellen tred de laan hiheP"
de kromming derzelve, keek ik nog eens om; zij stond noj
liet hek; ik groette nog eens met de hand en liep toen op
buis toe. Doch ik liep nu wat langzamer en trachtte
worden, maar mijne opgewondenheid groeide steeds aan -~f
wonder, wanneer men bedenkt, welken gang ik deed. En
kwam nog iets mijne gejaagdheid vermeerderen naar.
waarschijnlijkheid zou ik binnen enkele minuten
Graham terug zien. (3
Ik liep naar het voorportaal en belde aan. Dadelijk
de deur geopend door den huisknecht.
„Is uw heer te spreken vroeg ik. jt
„Mr. Redruth is in de ontvangkamer. Wien moe
dienen
„Ik zal mij zeiven aandienen," antwoordde ik, binnen'
Daar ik vroeger meermalen in dit huis was geffeeh' fc*
1 e inrichting. Toen ik nu den gang doorliep, v0g
diende mij en trachtf« mt; rian ta „oranerren. doen
den de"»
mij en trachtte mij den weg te versperren,
hem ter zijde.
„Ga mij uit den weg!* zeide ik, de hand op
CgTu u °Pende de deur en trad de kamer binnen*
- iu .TU.d nu 'n een groot, elegant inger^L|i#,
wt zuidzijde tot den tuin toegang verleende. ifio^
gewone omstandigheden dit vertrek voor mij, die 5 u he
eenvoud had geleefd, veel overeenkomst z tl-;
gehad met de zaal van een vorstelijk slot, in
wooi i ïge gemoedsstemming maakte dat alles niet nïoor*
indruk op mij - ik kwam om rekenschap -
gedane smaad, en dit gevoel deed mij ongevoelig\J)
overweldigende pracht, welke er steeds op het hm
had geheerscht.
wordt vervol