ii 31ste Jaargang. Uo. 2090. Donderdag, 19 Mei 1887. AIeeiegi Nieuws- ÜÏHtóÉ- k L Out eu tocü Nieuw. IN HET ACHTERHUIS, Gemeente Schogen Bekend m aki n g. Een gevaarlijke Schoolkameraad. SCHAGËR J COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater- s K a v o n dEij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEH- •ENTIÉN in bet eerstuitkomend nummer geplaatst. öTOBZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SVU \iil Laan, n, 5. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.0O. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schagen, ma- en hiermede bekend, dat naar aanleiding van Art. 186 en slgende van het Plaatselijk Politie-reglement dezer gemeente, etreffeude de dienstplichtigheid bij de Brandspuiten alhier, Ie geëmployeerden bij die spuiten den ouderdom van 50 jaren ereikt hebbende en verlangen 'uithoofde van lichaamsgebreken zwakke gezondheid, hun ontslag te bekomen, worden opge- lepen, om zich tot dat einde, vóór of uiterlijk op den 27 szer, van 's morgens 9 tot 12 ure, ter Secretarie der gemeente tn te geven, en hun herkenningsteekenen terug te brengen, diende na dien tijd, de zich niet aangemeld hebbende perso- en, nog voor een jaar worden gecontinueerd. Schagen, den 17en Mei 1887, Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGEN BERG, de Secretaris, DENIJS. „Ondervinding maakt wijs." Een kort maar veel beteeke- nd gezegde, dat een weinig gewijzigd moet worden. Men ed beter met te zeggen„door ondervinding kan men ijs worden." Dan spreekt men tenminste de waarheid. Roman van E. A. KOENIG. L De groote poort der gevangenis werd geopend een jonge an, met een kleinen bundel onder den arm, trad naar buiten, rwijl de portier hem op spottenden toon nariep: tot een wedig wederziens. Toen de poort met veel geraas weder gesloten was, bleef e j°nge man, eene magere, armoedige gekleede gestalte, diep 'emhalend staan. De helders, warme zonneschijn, de frissche lucht, de blauwe emel boven hem, dat alles moest hij sedert lang ontbeerd ebben, en het was bovendien ook juist heden zulk een schoone, eerlijke voorjaarsdag, dat elk menschelijk hart zich er in -oest verheugen. Üaar op het vale, hoekige gelaat was geen spoor van vreugde - ontdekkenmen kon de uitdrukking van dit gelaat zelfs ;rder knorrig noemen; ja, het scheen bijna, als had hij het foute, zwarte huis slechts noode verlaten, want hij nam er een suiartelijken blik afscheid van, terw op den draad versleten jasje toeknoopte. 'et een suiartelijken blik afscheid van, terwijl hij zijn dun, >t op den draad versleten jasje toeknoopte. t,ai\ Z 0'tcrlijk voorkomen scheen hij nog al eenige waarde echten, want met angstvallige zorgvuldigheid keek hij er lar' koperen horlogeketting wel uit zijn jas tevoorschijn ook haalde hij een paar katoenen handschoenen uit de eu trok ze schielijk aan. en oulerwetschen, roodachtig glimmenden eylinderhoed, die jju oota bedekte, rukte hij met veel geur op eeue zijde, en voortmCt z'ja toilet had voltooid, zette hij zijnen hoett ^traab uuu het einde waarvau de gevangenis lag, ont- ebe 6!ï n'et vele personen; maar telken male als dit dittw 1 8 bh den blik neder, om met verhaasten tred langs den hoogen muur voort te sluipen. ®Hiw Vrees' vau a's ontslagen gevangene herkend te worden, een' toen de jonge man de druk bezochte straten insloeg; oort °PSericht hoofd en uitdagenden blik spoedde hij zich g^de menigte, die zich om hem niet in het minste mtrde, en nu en dan floot hij een aria uit een opera. J bet toch het hoofd weder zakken, zoo dikwijls hij 'lijven 1"e~aëent zag, en daar zulks niet onopgemerkt kou ij' t"z' zo? uamen eenige agenten meer notitie van hem, dan le 2] scheen verwacht te hebben, en de opmerkzaamheid trwtcn em W'jbdeu, noodzaakte hem, de hoofdstraten weder te De mogelijkheid bestaat, maar niet de zekerheid. Wanneer men den tegenwoordigen tijd een weinig meer dan oppervlakkig bescbouwt, dan komt men als van zelve tot de conclusie, dat zeer veel menschen hooger willen vliegen dan de draagkracht hunner vleugels veroorlooft en 't is een droevig schouwspel, wanneer men gedurig hier en daar menschen ziet vallen, die niet zelden verpletterd worden in hunnen val. Opmerkelijk is 't, dat het in dezen niet aan waarschuwende voorbeelden ontbreekt er^de men schen met al die voorbeelden toch niet wijzer worden. De oude geschiedenis levert ons daarvan reeds een treffend voorbeeld, dat, of voor menigeen nieuw is, of, indien 't bekend is, wel verdient, herinnerd te worden. Dedalus woonde in Athene en was een vernuftig man. Hij was beeldhouwer, bouwmeester en kon kunstvolle voorwerpen uit steen vervaardigen, In de meest verwijderde deelen der toenmaals bekende wereld, werden zijne kunst werken bevorderden van zijne standbeelden zeide men, dat ze leefden en liepen en zagen en voor bezielde, levende beelden konden gehouden worden. Dedalus was evenwel ijdel en ijverzuchtig en kon niet uitstaan, dat iemand hem evenaarde. Hierdoor werd hij tot misdaad gevoerd. Hij had een neef Talos geheeten, aan wien hij onderricht gaf, maar bij ongeluk had de neef nog meer aanleg voor al de hem onderwezene vakken dan de oom. De neef overtrof weldra zijnen meester en vervaardigde zoovele uitgedachte voor werpen, dat Dedalus begon te vreezen, dat zijn roem door dien zijns leerlings zou overtroffen worden. Dit mocht in geen geval en daarom bracht hij den neef in 't geheim om 't leven. Terwijl hij bezig was, 't lijk te begraven, werd hij toevallig in zijnen arbeid gestoord. Hij beweerde een groote Achting iu naar de rivier; vloeken en verwen- 'gfcstrj MltsnaPten aan zijne lippen, toen hij de enge, m"T- a doorliep, in welke armoede, ondeugd en misdaad mor- hunne schuilhoeken zochten en vonden. Eenmaal bleef hij staan, om een oud, half beschonken wijf na te zien, dat een klein, uitgehongerd kind erg mishaudelde; hij lachte er om, want het gejammer van het ongelukkige slacht offer trof hem niet meer. z/Beter jong gestorven, dan oud verdorvenbromde hij, minachtend de schouders ophalende, terwijl hij verder ging, z/het leven is een strijd, en degene die dezen strijd met oneer lijke wapens bevecht, slaat zich er het beste door. Niemand heeft bij mijne wieg mij voorgezongen, dat ah bah, waarom er berouw over te gevoelen P Dat geeft toch niets wat eenmaal gebeurd is, kan nimmer meer ougedaan gemaakt worden." Hij had de rivier bereikt, alwaar een druk en bont leven zich aan zijn blik vertoonde. Hier lagen eenige schepen, die door eene menigte gespierde eu stevige sjouwerlieden ontladen werden, daar voer een rijk met vlaggen getooide stoomboot afzwaar beladen karren trok ken krakend door de bewegelijke menigte, die uit de verte op een mierenhoop geleek. Het gelui der scheepsklokken, de commando's, het gezang der arbeiders en het geknars van de straatsteenen onder de breede wielen der karren, dat alles vereenigde zich tot een in waarheid oorverdoovend geraas, hetwelk den jongen man te meer moest treffen, daar hij uit een stil huis kwam, waariu zingen en joelen, ja zelfs het luide spreken ten strengste ver boden was. Men zal het dus begrijpelijk vinden, dat hij naar een rustig plaatsje zocht, hetwelk hij dan ook weldra gevonden had; hij trad na kort zoeken een kleine herberg binnen, alwaar hij een glas bier vroeg. Het was een tamelijk ruim, doch laag vertrek, er woei hem een onaangename lucht tegen, want het riekte er naar slechte tabak, brandewijn eu bedorven kaas. Behalve de zwaarlijvige herbergierster en eenige matrozen bevond zich nog een gast in dit vertrekhij zat in een hoek alleen bij een tafeltje, bladerde iu ziju aanteekenboek, schreef er nu en dan eenige regelen in, dronk uit zijn bierglas en hulde zich in een wolk van rook. Ook hij was nog jong, een ineengedrongen, breedgeschouderd man, met een trisch, goedig gelaat, hetwelk omgeven was door een zwaren, rooden baard, terwijl het kort geschoren, licht blonde haar, gelijk de pennen van een egel naar alle richtingen heenstak. Hij droeg een studentenrok en hooge, tot aan de knieën reikende laarzen; voor hem op tafel lag een ronde, breedge rande vilten hoed, welks twijfelachtige kleur verkondigde, dat reeds menige storm, menig onweder er over was losgebarsten. De ontslagen gevangene had hem reeds een geruime poos aangezien, toen beider blikken elkander ontmoetten. //Nu, wonder boven wonder," bromde de student, terwijl hij het potlood ter zijde legde, en de sigaar uit den mond nam, z/Koenraad Würfel?" //Ja, Christiaan, ik ben het," antwoordde de aangesprokene, terwijl hij opstond, „en ik ben over deze ontmoeting evenzeer verbaasd als gij." slang te begraven. Toch werd hij voor de rechtbank ge daagd en voor den Areopagus van moord aangeklaagd en schuldig bevonden. Hij nam hierop de vlucht, doolde eenigen tijd in Attika rond en kwam eindelijk op 't eiland Kreta. Koning Minos, die over dit eiland regeerde, beloofde hem hulp en bescherming, op voorwaarde, dat hij voor hem allerlei Kunstwerken zou vervaardigen. Aan Dedalus werd onder anderen opgedragen, om voor den Minotaurus, een afschuwelijk monster, dat van 't hoofd tot aan de schouders de gedaante van eenen stier had, maar verder op een mensch geleek, een verblijf te bouwen, dat door geen men schelijk oog ontdekt konde worden. De vindingrijke geest van Dedalus bouwde 't later zoo beroemd gewordene laby- rinth, dat zoo in elkander gebouwd was, dat iemand die zich daarin waagde, er nooit weer uit kon komen. Toen 't werk af was, kon de bouwmeester, die zijnen arbeid nog eens doorliep, zelf nauwelijks den ingang terugvinden. Binnen in dit labyrinth woonde de Minotaurus. Menschen- offers werden hem gebracht. Zoo moest onder anderen Athene om de negen jaren zeven jongelingen en even zoovele meisjes zenden naar 't eiland Kreta, alwaar zij 't verscheu rende monster tot spijze moesten dienen. Intusschen begon 't Dedalus wel wat te vervelen, voort durend op dat eiland te vertoeven, te meer daar de ko ning een tiran was. Maar hoe zou hij 't kunnen verlaten, daar hij geen vaartuig machtig kon worden, zonder achter docht op te wekken. Nadat hij weken lang over allerlei middelen had nagedacht, riep hij op eens uitik heb 't gevondenLaat Minos mij vrij beletten, om te land of over 't water te ontsnappen, er blijft mij nog iets over, namelijk de lucht. Door de lucht zal ik ontsnappen. Zoo Hij nam zijn glas en zijn bundeltje en zette zich bij den vriend neder, die hem hoofdschuddend opnam. z/Uit u schijnt ook niet veel gegroeid te zijn," zeide de student. //Ellendig, beste jongenantwoordde de ander schouder ophalende. //En gij, gij wildet immers studeeren in de medi cijnen z/Dat is ook geschied; maar gij weet ook, dat er met het noodlot geen verbond is te sluiten. Wanneer zagen wij elkan der voor het laatst P' z/Toen ik het gymnasium verliet z/Juist zoo; gij wildet koopman worden, sedert dien tijd hebben wij elkander nooit meer ontmoet. Ik behoef u wel niet te zeggen, dat ik aan de uinversiteit een dartele knaap was, gij weet dat ik altijd nog al luchthartig was." z/lk weet ook, dat ik niet beter was, en dat wij menigen schuinen streek hebben uitgehaald," zuchtte Würfel, terwijl hij mij de hand door zijn bruin haar woelde. //Zoolang men geld iu de zak heeft, behoeft men zich over dergelijke dwaas heden niet ongerust te maken." //Natuurlijk niet, en onze ouders waren immers welgesteld." //Zoo geloofde men, maar toen mijn vader stierf, toen kwam het uit, dat hij meer schulden dan eigendommen bezat." „Eu toen was het gedaan met uw carrière P' z/Zeer spoedig." De student dronk zijn glas uit, ondersteunde het blonde hoofd met de hand en staarde geruimen tijd voor zich uit. „Ik weet heden nog niet, of mijn zwager mij toenmaals de waarheid heeft gezegd, dan of hij mij bedrogen heeft," zeide hij, eindelijk het stilzwijgen yerbrekende, „na den dood van mijnen vader nam hij de regeling der nalatenschap op zich, en daarbij kwam er voor mij verduiveld weinig los, niet eens zooveel, dat ik mijne beren kon betalen. Mijn examen had ik misschien met goed gevolg kunnen doen, doch het geld en de lust daartoe ontbraken mijChristiaan Engelbert Moll had nu als doctor in de medicijnen misschien met eigen equipage kun nen rijden, en wat is er nu van hem geworden Een verboe meld sujet, dat door zijne bekenden spottenderwijze mijnheer de doctor wordt genoemd en met het opteekenen van plaatselijk nieuws voor de dagbladen zijn ellendig bestaan jammerlijk moet voortslepen." „O, zoo, schrijft gij voor de dagbladen P' vroeg Würfel met een loerenden blik. „Zekerziet gij daarin iets vernederends P' „O neen, volstrekt nietwauueer ik een blad kon vinden, dat mij zou kunnen gebruiken, dan zou ik gaarne „Nu, daarover spreken wij later," viel de docter hem in de rede. „Men heeft van morgen hier het lijk van een goed ge kleed man uit het water gehaald; een raadselachtige geschiede nis; misschien heeft er wel een moord plaats gehad, vergezeld van roof; voor den reporter van een dagblad is dat een kleine goudmijn, er valt veel daarover te schrijven, namelijk wanneer men het talent bezit, uit de mug een olifant te fabriceeren; elke regel wordt betaald."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1