Zondag, 22 Mei 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2091.
IN HET ACHTERHUIS.
Uitgever: J. WINKEL.
Iturcau: ï>aan, 5.
(ie meen te Scha gen
Bekendmaki n g.
Nationale Militie.
Onderzoek vnu Verlofgangers te lande.
Een gevaarlijke Schoolkameraad.
In het achterhuis.
SCHAG
Alpine» lis-
COURANT.
AlflM- L
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een alhier gevonden
Doekspeld..
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schagen, ma
ken hiermede bekend, dat naar aanleiding var. Art. 186 en
volgende van bet Plaatselijk Politie-reglement dezer gemeente,
betreffende de dienstplichtigheid bij de Brandspuiten alhier,
alle geëmployeerden bij die spuiten den ouderdom van 50 jaren
bereikt hebbende en verlangen uithoofde van lichaamsgebreken
of zwakke gezondheid, hun ontslag te bekomen, worden opge
roepen, om zich tot dat einde, vóór of uiterlijk op den 27
dezer, van 's morgens 9 tot 12 ure, ter Secretarie der gemeente
aan te geven, en hun herkenningsteekenen terug te brengen,
zullende na dien tijd, de zich niet aangemeld hebbende perso
nen, nog voor een jaar worden gecontinuëerd.
Schagen, den 17en Mei 1887,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGEN BERG,
de Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis
van de in die gemeente verblijfhoudende Verlofgangers der Militie
te land, behoorende tot de lichtingen 1882, 1883, 1884, 1885
Roman van E. A. KOENIG.
„Ln moet ik nu de commies—voyageur worden van uw
zwager Katernberg F' vroeg Würfel zijn vriend.
*Ja, maar dat ik u daarbij niet kan helpen, zal ik u wel
wet behoeven te zeggen; gij moet juist beproeven, of het u
gtlukt. En wanneer het u gelukte, dan zoudt gij mij misschien
opheldering kunnen verschaffen omtrent de vermiste cassette,
het zou mogelijk zijn, dat ik hem den buit ontrukte,
wsw ik geloof het niet."
»Nu, we zullen zien, wat er te doen valt," zeide Würfel, na
bedenken, /wanneer uw zwager met een schijnheilige
gediend is, dan kan ik die rol ook spelen. De cassette is
zeker wel niet teruggevonden F'
oor zoover ik weet, niet. Overigens heeft mijn zwager
er geen schade bij gehad; men heeft onder de geestverwanten
oo ang gebedeld, tot de vieiduizend gulden weder bijeen waren,
16 i em. toen als pleister op de wonde gelegd werden."
11 bevatte de cassette anders niets F'
v at kan ik niet zeggen; ik vond geen aanleiding om mij
rover bijzonder veel te bekommeren."
n uwe eigenschap als dagbladreporter
Dott°ltoen nog niet gebracht," zeide de doctor
y. was in dien tijd nog maar wonderdoctor."
'Jtg dat ook al geweest F'
ben het nog, en ik geef u de verzekering, dat ik veel
JJr en genees. De lintworm is mijn specialiteit; wanneer
d*n >an Wormen ooit een hevigen vijand gehad heeft,
n ik het. Voor het overige genees ik alles met rhabar-
^trfcng dieet, en mijne patiënten bevinden zich uit-
v" J deze goedkoope geneeswijze l"
'gYÏ1 honorarium F
•Izof h' 111U* .antwoordde de doctor met eene handbeweging,
'J daaraan niet wilde herinnerd worden. „Het arme volk
dit ;è^mers n*et? betalen Wanneer het waar is, dat men na
,en voor zijne goede werken beloond zal worden, dan
gaan 1 <"ens gerust de oogen sluiten; maar het zal daarmede
neTe[ zoo menige blijde hoop, die na lang wachten in
fcstnrv r'^rijnt. Nu, mijnentwege, vroolijk geleefd en vroolijk
belang er komen, boezemt mij nu weinig
me* zbu een geweldigen bouw door de lucht
melodie van een volkslied.
en 1886, voorzooverre zij vóór den len April 1887, in het
genot van onbepaald verlof waren gesteld dat zij zullen hebben
tegenwoordig te zijn bij het onderzoek hetwelk zal plaats heb
ben te Schagen op Dinsdag den 14en Juni 1887, des voor
middags ten halftien ure, ten Raadhuize aldaar.
Wijders worden aan belanghebbenden in herinnering gebracht
de navolgende bepalingen uit de Wet op de Nationale Militie
van 19 Augustus 1861 Staatsblad No. 72).
Art. 180. Het Crimineel Wetboek en het Reglement van
Krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de manschap
pen der Militie te land, die zich onder de wapenen bevinden,
van toepassing en met opzicht tot de verschillende gevallen
van desertie op al de bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn
lo. zoolang zij zich bij hun corps bevinden
2o. gedurende den tijd, dien het in art. 138 bedoeld onder
zoek duurt
3o. in hei algemeen, wanneer zij in uniform zijn gekleed.
Art. 110. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in
uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrusting
stukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn
zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een ar
rest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gele
gen provoost ot het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest,
door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlof-
ganger
lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek veiscbijnt
2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet
voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde voorwerpen
3o. wiens kleeding- of uitrustingstukken, bij het onderzoek
niet in voldoenden staat worden bevonden
4o. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoo
rende, als de zijne vertoont.
/Maakt gij nog altijd jacht op de oude volksliederen F' vroeg
zijn vriend hem met een spottend lachje.
#Herinnert gij u dezen, mijnen hartstocht voor de volkspoëzie,
nog Het menschel ijk hart moet immers iets hebben, waaraan
het zich hechten kan met mijn hartstocht heb ik mij tenminste
reeds over veel weten heen te zetten. Maar, ziedaar, wij zijn
aan ons doel
II.
Het huis, voor het welke de docter was blijven staan, lag
in een breede, drukke straat; het huis was groot en statig;
maar dacht men de ornamenten weg, die er van buiten zeer
overvloedig waren aangebracht, dan geleek het zeer veel op een
kazerne.
In het midden bevond zich een groote open poort, daar naast
aan weerszijden vier vensters en daar naast bijzondere deuren
voor de bewoners der bovenverdiepingen.
In de groote poort zelve bevond zich aan elke zijde een
huisdeur, en daarenboven ter rechterzijde nog een klein, met
een ijzeren tralienhek voorzien venster, door hetwelk elke uit
en inganger bespied konde worden. Ging men de groote poort
door, dan kwam men op een ruim, bestraat pleintje, hetwelk
rechts en links door hooge muren omgeven was, terwijl op den
achtergrond een tweede, maar kleinere kazerne het geheel sloot.
Stond men op het pleintje, ook hof genoemd, dan maakt het
geheel geen prettigen indruk, want de bouwmeester had blijk
baar niet de minste waarde gehecht aan de versiering van het
achterhuis, evenmin als van de achterzijde van het voorgebouw
meu zag hier niets dan kale, zwarte muren, hier en daar bij
de vensters een bloem of eenige waschgoederen, die ook al
niet bijzonder geschikt waren, de muren een vriendelijk aan
zien te geven.
De beide vrienden waren de groote poort binnen gegaan
het hoekige, met een roode pruik bedekte hoofd van een oud
man was aan het kleiue venster verschenen en dadelijk daarop
weder verdwenen.
„Mijnheer Lorenz Schlaumann, onze vice-waard en Cerbe
rus," fluisterde de doctor zijn kameraad toe, die beleefd den
hoed had afgenomen, „een oude, perkamente kameel, die met
een meid huist, en geld op panden voorschiet."
„En aan de andere zijde?" vroeg Würfel.
„Hier links woont een agent, Gosebrink, met zijne! jonge
vrouw en drie kleine kinderen, een gevaarlijke babbelaar; de
vrouw vooral verstaat de kunst, om de menschen hier tegen
elkander in het harnas te jagen. Op de geheele eerste verdie
ping, woont de Generaal's Weduwe von Wolff, met hare beide
zonen; de een is assessor, de andere schilder; menschen, voor
wie iemand van ons slag het best doet, uit den weg te gaan,
wanneer hij zich niet door hen uit de hoogte wil behandeld
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand
artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan
kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden ge
bracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de
hem opgelegde straf, dan wordt hij, op schriftelijke aanvrage
van den militie-commissaris, te richten aan den Burgemeester
der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder
verzekerd geleide naar naastbij gelegen provoost of het naastbij
zijnde huis van bewaring of arrest overgebracht.
Art. 143. Onderverminderd de straf, in art. 141 vermeld,
is de verlofganger verplicht, op den daartoe door den militie-
commissaris te bepalen tijd en plaats, en op de in art. 140
voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden
onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig
maakt aan het feit, sub. 4o van art. 141 bedoeld, of niet
overeenkomstig art. 143 voor den militie-cmmissaris verschijnt,
of, aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert, sub 2o. en
3o. vau art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen
en van drie tot zes maanden gehouden.
Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan
eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur
behandeld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, vermanen allen wie
dit aangaat om, door in achtneming van hunne verplichtingen,
zich voor onaangenaamheden en straffen te vrijwaren.
Schagen, den 20en Mei 1887.
Burgen eester en Wethouders voornoemd,
G. LANGEN BERG, Burgemeester.
DENIJS, Secretaris.
u
zien.
„En de tweede verdieping
„Rechts de geheimraad Jerstappen, met echtgenoote en doch
ter; hij een echte pantoffelheld, zij eene heerschzuchtige dame:
de dochter is een lief meisje, van wie er verder niets valt te
vertellen. Links woont de inspecteur eener levensverzekering
maatschappij, Karl Mundorf, met drie dochters, van wie slechts
eene, de jongste, verdient genoemd te worden," zeide hij, ter
wijl zij het achterhuis binnentraden en een donkeren, steilen
trap opstegen.
„En zijn dat al de bewonersF' vroeg Koenraad Würfel.
„Neen, maar van de overigen, die in de hoogste gewesten
hun nest gebouwd hebben, ken ik slechts eene familie, Hein-
rich Wohlfahrt en zijne dochter Kaatje; bovenst beste men
schen, wie ik alles lief en goed toewensch. De oude man is,
evenals ik, dagbladreporter; aan zijnen raad en aan zijne vriend
schap heb ik het te danken, dat ik op dezen weg gekomen
ben, die mij tenminste voor verhongeren bewaart. Hij is ook
erg ongelukkig geweest; zijn eenige zoon is bij de ontplof
fing van een stoomketel omgekomen; zijn schoondochter stierf
kort daarna in het kraambed, en nu moet hij ook nog voor
de beide kleinkinderen zorgen, bij wie Kaatje de plaats van
moeder inneemt. En hier is mijn kamer
De doctor had de deur geopend; zijn blik rustte vragend
op den vriend, die den cylinderhoed afnam, hem naast zijn
bundeltje op de tafel plaatste en hoofdschuddend rondkeek.
Het vertrek was ruim, maar trots de beide vensters, nog al
donker, daar het aan de noordzijde lag, en nooit door de zon
beschenen werd.
Een oude, met leder overtrokken sofa, stond naast de deur,
en boven dezelve hingen aan den wand twee floretten, benevens
het corpslint en de verbleekte cerevisinuts. Voor de sofa stond
een oude, dennenhouten tafel en op deze een klein kooktoestel,
dat met spiritus werd verwarmd.
Het bed bevond zich in den donkersten hoek, daarnaast
stond een klein kastje, hetwelk tegelijk voor waschtafel diende,
gelijk was op te maken uit de waschkom en den kleinen ge
broken spiegeltwee lompe stoelen en een kleiue, roestige
kachel voltooiden het ameublement; de beide stukken, die er
nog in de kamer stonden, had de doctor gevoegelijk kunnen
ontberen. Deze heide stukken bestonden uit een schrijftafel, die
tusschen de beide vensters stond en eeu menschelijk scelet, dat
kunstig samengesteld naast de schrijftafel de wacht hield.
Op de schrijftafel stonden eenige kleine fleschjes, die anato
mische praeparaten bevatten, onder dezen ook een goed gecon
serveerde lintworm, dien de doctor met billijken trots eiken
patent als het gevolg van zijne bekwaamheid toonde.
Het scelet hield in de linkerhand een bierglas, in de rechter
een lange tabakspijp; op den schedel droeg het een katoenen
slaapmuts, die de doctor nu met zijn hoed bedekte, terwijl hij