AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Wordt Vervolgd.
liinnenlandsch Nieuws.
Wat men, na het verrassende Beurs-avondje in Burger
plicht buiten Amsterdam wel van ons denken zal, wil ik
liever niet gissen. Het komt mij voor, dat deze comisch-
dramatische poging tot oplossing eener veeljarige quaestie
alle mogelijke Kamperstreken verre in de schaduw stelt.
Tal van jaren achtereen gingen er uit alle vertakkingen
van den handel hartbrekende klachten op, dat de Beurs op
den Dam voor de mannen van zaken onbruikbaar en voor
hunne gezondheid levensgevaarlijk was. Dag aau dag werd
die Beurs in woorden en geschriften afgekeurd en op den
bouw van een nieuwe aangedrongen. Tengevolge daarvan
kwamen er stapels ontwerpen voor allerlei Beurzen in 't
licht, op allerlei punten der stad te plaatsen, en allen be
ginnend met het doodvonnis over de Beurs van Ao. 1845
uit te spreken. Met onvermoeide inspanning blevon kooplui
en bouwkundigen steeds op hetzelfde aanbeeld hameren.
De Beurs „deugde geen lor," was een schande voor
Amsterdam en een voorwerp van bespotting voor den
vreemdeling, en heette het „als we maar eerst een
nieuwe, mooie, monumentale Beurs hebben, zult ge eens
zien, wat hooge vlucht de Amsterdamsche handel zal
nemen!" Weg met zoo'n foeileelijke en levensgevaarlijke
BeursMen moest zich maar terdege laten hooren, dan zou
het gemeentebestuur wel eindelijk toegeven en de zaak
ter hand nemen 1"
En het gemeentebestuur nam de zaak ter hand. Tot
tweemaal toe werd door den Raad besloten, dat het nu
gedempte deel van het Damrak de plaats zou zijn, waar
de nieuwe, monumentale Beurs verrijzen zou In afwachting
daarvan werd er, om de kosten te dekken, een Beursbe-
lasting uitgeschreven, die alvast op de oude toepasselijk
werd verklaard. Schatten aan tijd en geld werden er ver
spild met het nemen van voorloopige maatregelen, het in
stellen van voorloopige onderzoeken, en andere voorloopige
zaken. Eindelijk was men zoover, dat er een prijsvraag zou
uitgeschreven worden. Alleen voor Amsterdamsche of voor
Nederlandsche bouwkundigen Wel neen, dat leek er niot
naar, de prijsvraag zou internationaal zijnheel de wereld
moest kunnen meedoen in den wedstrijd om ons aan een
nieuwe, mooie enz. Beurs te helpenVan alle kanten
stroomden de ontwerpen ons toe, over land en over zee.
Die ontwerpen werden voor het publiek tentoongesteld, er
werd een jury benoemd, het eene rapport na het andere
uitgebracht en een berekening der kosten gevraagd. Maar
toen begon do lijdensgeschiedenis eerst recht. De bekroonde
plannen waren wel prachtig, maar veel te duur. Zij
konden vrij wat eenvoudiger ingericht en dus vrij wat
goedkooper uitgevoerd worden. Men zou dat zelf wel eens
opknappenEn daarop toog ons „volijverig Bureau van
Publieke Werken" aan den arbeid. Van het eene bekroonde
plan den staart, van het andere den kop, met een mootje
van eigen vinding er tusschen zoo kwam er een zeer
dragelijk geheel tot stand, dat voor een aannemelijk bedrag
gebouwd kon worden. Dat nieuwste plan werd nu bij den
gemeenteraad ter behandeling ingediend.
Maar //Burgerplicht", onze voornaamste liberale Kies-
vereeDiging, heeft in zulke dingen ook altijd een woordje
mee te praten. Maandagavond had zij leden en belangstel
lenden bijeengeroepeu, om over het gemeentelijk beursplan
van gedachten te wisselen. Er was veel publiek, en goed
publiek ook. Raadsleden, bouwkundigen, mannen van de
Kamer van Koophandel, tot zelfs een Tweede-Kamerlid
tegelijkertijd zijn stevigen stok naast de lange pijp hing.
//Nu vroeg hij zegevierend. „Kan men het in mijn ver
houding beter verlangen
„Waarachtig niet, gij zijt rijker dan ik dacht/ antwoordde
zijn vriend, terwijl hij op een stoel plaats nam. „Maar dat ge
raamte zou mij hinderen.*
„In tegendeel," zeide de doctor lachende, „de oude jongen
is mijn beste vriend, ik heb hem aan de universiteit eigenlijk
in elkander gezet en van daar medegebracht. Wanneer ik in
een slecht humeur ben, dan laat ik mijn toorn tegen hem bot
vieren, en ben ik vroolijk gestemd en heb ik de kruik met
bier voor mij, dan drink ik hem toe".
„Onzinviel Würfel hem schouderophalend in de rede.
„Wonen in deze barak ook zoovele menschen, als in het
voorhuis
De docter bood zijn vriend een sigaar aan, hij zelve had
de pijp van het scelet genomen, gestopt en aangestoken.
„Dat spreekt van zelf," zeide hij met het hoofd knikkende,
„wie zulk een kast bouwt, wil er ook voordeel van trekken,
en onze onder-huisbaas doet zijn naam eer aan; als een echte
sluwe man zorgt hij er voor, dat er geen vierkante voet onge
bruikt blijft. Daar beneden woont een slotenmaker, Peter
Schunk, met zijne vrouwover dag arbeidt hij in een machine
fabriek; zijne vrouw houdt zich onledig met de verpleging en
de opvoeding van kleine kinderen, die niet weten mogen, wie
hunne ouders zijn."
„Hm, een engelenmaakster P'
„Best mogelijk; maar zoolang ik hier woon, moet zij de
handen thuis houden, ik kijk haar scherp op de vingers."
„Peter Schunk herhaalde Würfel zacht, terwijl hij nadacht,
„dien naam heb ik meer gehoord."
„Dat kan wel zijn; maar zijne kennisschap zou voor u geen
groote eer zijn, hij is een wilde patroon, dien ik mij drie
pas van het lijf houd. Dan woont daaronder nog een orgel
draaier Paff met zijn hoop vollen zoon, twee schelmen van het
fijnste soort."
„Een fraai gezelschap!"
„Silentium; daarmede is de rij der deugnieten afgesloten;
de overigen, waaronder ik mij zeiven ook reken, zijn eerlijke
lieden. Vooreerst de boekbinder, Grundscheid, een jong kereltje,
die de wijsheid met lepels gegeten heeft, alles zeer nauwkeu
rig weet, elk boek, dat hem ter inbinding gegeven wordt,
verslindt en in het bezit van een conversatïons—lexicon slag
vaardiger is, dan menige geleerde professor. Aan de andere
zijde wonen de Schusters, twee broeders en een zuster; de eene
broeder is kleermaker en liegt hemel en aarde aan elkander,
toe. Ook werd er veel gesproken; misschien zou een gansch
nummer van de Schager Courant niet voldoende zijn, om
al de ontwikkelde meeningen en contra-meeningen te boek
staven. En wat was het resultaat dezer langdurige >;wrü;
ving van gedachten* Doodeennvoudig dit: dat men dij
nader inzien de oude, leelijke, gevaarlijke, duizenlmaa
verwenschte Beurs, dan toch maar liever wilde behouaen.
Met de daartoe strekkende motie bleek de groote meer
derheid der vergadering zich te kunnen vereenigen. En die
motie was niet voorgesteld door den een of anderen war
hoofd, door een humoristischen Burgerplichter, die met
de onuitstaanbare Beurs-quaestie eens een loopje wilde
nemen, maar door den heer Voüte, een der notabihteiten
en sieraden van Amsterdam, steunpilaar en toongever van
den handel, wiens firma sedert onheuglijke jaren de eere
plaats onder onze Amsterdamsche kooplieden inneemt. Zijn
motie liet hij voorafgaan door een ontboezeming, die in
Amsterdam en daarbuiten een ontzachlijken indruk moet
gemaakt hebben. Als er ooit van „klaren wijn schenken
sprake is geweest, dan heeft de heer Voüte het j.1. Maan
dagavond gedaan. De Voorzitter van Burgerplicht had in
zijn inleidend woord de opmerking gemaakt, dat thans
weder de vraag gerezen was, of men, met het oog op den
tegen woordigen (treurigen zot ik er bij) toestand van den
handel, niet beter deed, de tegenwoordige Beurs te behou
den en te verbouwen. Dat denkbeeld werd door den heer
Voüte onbewimpeld toegejuicht, want vooral in den laat-
sten tijd was het hoe langer hoe duidelijker geworden, dat
de nu bestaande Bears volstrekt niet te klein is. Het aan
tal Beursbezoekers is zeer verminderd, wat blijken kon
uit de jongste becijfering der Beursbelasting, die f 17.000
lager is dan vroeger. Wat het gebrek aan ruimte voor
de effectenhandelaars aanging, deed hij het voorstel aan
de hand, om deze heeren van plaats te laten verwisselen
met den Schippershoek, waardoor ook in het verkeer op
de Beurs eene voldoende verbetering zou zijn aangebracht.
Voor den bouw van een nieuwe Beurs had men nu reeds
hemel en aarde in beweging gebracht, ten koste van al
lerlei geldverspillingen. Eerst bij de verbreeding van het
Damrak, later bij de gedeeltelijke demping, daarna bij het
uitschrijven van de prijsvragen voor de ontwerpen. Op
dien weg zal meo nu willen voortgaan door het bouwen
van een nieuwe Beurs, en eindelijk door het afbreken van
de bestaande, die volgens den heer Voüte nog jaren, ja
misschien nog eeuwen kan trotseeren.
Nog eeuwen! Het woord is gesproken door een van
Amsterdams aanzienlijkste en invloedrijkste kooplieden, in
een openbare vergadering, en binnen 24 uur door de pers
wijd en zijd verspreid. Mij dunkt, onze oude Beurs, zoo
plomp en houterig als zij is, zal in haar vuistje gelachen
hebben, toen zij dat hoorde. Er is nog hoop voor deze ter
dood veroordeelde! Want de geld-qusestie komt óók in 't
spel. De heer Voüte legde er grooten nadruk op, dat er
voor den nieuwen Beursbouw ook op nieuw geleend zou
moeten worden, hetgeen natuurlijk weer een nieuwe ver
hooging der belasting zou tengevolge hebben. Ook de ge
raamde opbrengst der te verhuren Beurslokalen en van
het te stichten café achtte hij zeer twijfelachtig; terwijl hij
het bovendien ongepast vond dat het gemeentebestuur zich
met zulke dingen inliet, die men liever aan de particuliere
concurrentie moest overlaten. De slotsom van zijn helder
en zaakrijk betoog was, dat hij de bestaande Beurs zou
willen behouden, met wegneming der twee uitbouwsels,
door het Beurspubliek altijd „puisten" genoemd, in af
wachting dat er betere tijden aanbreken, die van zelf een
de andere Schuster is kellner, en maakt alle meisjes het hof,
en mejuffrouw Rosa Schuster bestuurt bij de beide broeders de
huishouding."
„En bij u ook
„Voor zoover er wat te besturen valt, ja. Mijn ontbijt en
mijn avondeten maak ik zelf gereed, wanneer ik iets heb;
menigmaal doe ik het met een glas water en een stuk droog
brood; 's middags wordt er voor mij bij de Schusters gekookt,
en wat ik daarvoor betaal, is de moeite niet waard."
„Dat is alles zeer aardig en wel, maar ik vrees, dat gij mij
onder die omstandigheden niet zult kunnen herbergen," zeide
Würfel op een bedenkelijken toon. „Ik zou gaarne alles voor
lief nemen, maar
„Silentium, dat is eenmaal afgedaanviel de doctor hem
in de rede, die met groote schreden het vertrek doormat en
vervaarlijke rookwolken uitblies. „Gij ziet natuurlijk naar eene
betrekking om, en ik zal u daarbij helpen, zooveel ik kan;
voor het overige zijt gij onbezorgd; zoolang ik een stuiver be
zit, deel ik die met u."
In dit oogenblik werd driftig de deur geopend, een jong,
schoon meisje trad zichtbaar ontroerd, binnen.
„Ik vraag u wel om verschooning, wanneer ik u stoor,"
zeide zij met bevende stem, „mijnheer de doctor, ik weet mij
niet te redden, vader wordt in hechtenis genomen."
De doctor zette zijn pijp terzijde en ging naar het meisje
toe, wier bruine oogen in tranen baadden.
„Uw vader? In hechtenis?!" vroeg hij verschrikt. „Wat
kan mijnheer de inspecteur Mundorf dan misdaan hebben F'
„Ik geloof, dat er van majesteits-schennis gesproken werd!"
„Onmogelijk, mejuffrouw Laura; ik ken zijne konings
gezindheid."
„Niet waar vroeg zij met smeekenden blik. „Daarom ook
wilde ik u verzoeken, voor hem te getuigen."
„Dat wil ik zeer gaarne doen," zeide de doctor op zijne
goedhartige wijze, en nadat hij zijn vriend verzocht had, op
hem te wachten, snelde hij met het meisje naar haar vader
Hij was er van overtuigd, dat hier eene vergissing moest
hebben plaats gehad; Mundorf, de ernstige, bedaarde man, kon
zich aan die dwaasheid niet schuldig gemaakt hebben. Hij had
hem op zekeren dag leeren kennen, toen hij in het voorhuis
den ouden Wohlfarth wilde bezoeken, die eene verdieping hoo-
ger woonde; de beide mannen vonden behagen in elkander-
Mundorf bracht den doctor later bij zijne familie en sedert
dien tijd was de doctor daar een vriend des huizes geworden
nieuwe Beurs noodig maken. Iu antwoord op de be»0
van een der aanwezigen, (welke bewering met Sl^
gelach begroet werd) dat de Beurs tegenwoordig
bezocht wordt omdat zij zoo slecht is, handhaafde dew
Voüte zijn eenmaal uitgesproken meening en betotou-
dat de Beurs er was voor de „mannen van zake3
dat die - als zij er wat verdienen konden - et
komen zouden, ook al was de Beurs nog kleiner en tv*
tiger dan nu. Hij stelde dan ook een motie voor, Ww"
de vergadering, oordeelende dat het aanhangige BeurW
zoowel plaatselijk als financieel, bezwaar oplevert, it>
wensch uitdrukt, dat de gemeenteraad goedvinde de f
staande Beurs, behoudens enkele noodzakelijke verbetering
te bestendigen. De groote meerderheid der vergade£
bleek zich met die ingrijpende motie te kunnen vereeni»
zoodat zij werd aangenomen en door het bestuur
Burgerplicht ter kennis van den Gemeenteraad zal word»
gebracht. Ik ben benieuwd, welke uitwerking-zij daar
hebben.
Wachten tot een betere toekomst voor den handel
dan een nieuwe Beurs bouwen, als er een noodig is,
denkbeeld van den heer Voüte is niet onlogisch. De' Au'
sterdamsche handel heeft wel meer donkere dagen geker;
waarna toch ook weer het licht is doorgebroken. Zoo b.v
in de helft der zeventiende eeuw, tijdens den oorlog gg'
Engeland. Te Amsterdam kon men toen de verminderd-
van den handel duidelijk opmaken uit het groot aanta
huizen, die ledig stonden, wat volgens de opgaaf van me-
migen 14 h 1500, volgens die van anderen wel 30001*.
droeg. Neringen hanteering kwijnden; van de zeven deurer
der Waag op den Dam waren er gewoonlijk slechts da
of vier geopend. Vóór het Heeren-logement groeide er gmi
op de straat. Wegens den slechten toestand der geldmii-
delen werd zelfs door den Raad der Stad het wanhop:»
besluit genomen, om het Stadhuis, thans het Konink
Paleis, dat toen nog in aanbouw was, slechts van
verdieping te maken. Nauwelijks was echter de vrede e
Engeland gesloten, of de koophandel, die milde bron vn
welvaart voor onze Stad herleefde, en Amsterdam bloeik
weer als weleer. Weldra was er ook in financieel opzien
verbetering te bespeuren, zoodat de bouw van het Pal»
gelukkig voortgang kon hebben en geworden is zooals
het nu bewonderen. En zoo zal er na de tegenwoorcé
donkere dagen wel weer eenmaal een blijde, heldere
komst volgen.
20 Mei '87. Gijsbreclit.
In Juli a. s. zal het 275 jaren geleden zijn, dat de Been-
ster werd drooggemaakt. Er bestaat plannen tot luisterrijk
viering van dit gedenkwaardige feit, waartoe ook eenige u®
zetenen van de Rijp hunne medewerking hebben beloofd.
Te Hoorn worden pogingen aangewend, om een Km»
van Koophandel en Fabrieken op te richten. Vijf en n
ingezetenen hebben zich tot den Gemeenteraad gewend,
verzoek, die zaak te bevorderen. Door den Gemeeenteraad
in de zittiug van 16 Mei eene commissie benoemd, bestaanï
uit de heeren J. A. Heule, M. de Jongh en S. J. de
om het wenschelijke van de oprichting eener Kamer vauk
handel te Hoorn nader te onderzoeken en dienaangaande ten
porteeren.
Een veehouder in Wanneperveen, wiens vrouw ziel
bracht een nacht wakende bij het haardvuur door, om lij 'j"
komende gevallen, aan zijn vrouw de behulpzame haud te
den. Om eens goed op zijn gemakte zijn, gaat de man op
plaat liggen, waar hij weldra in een vasten slaap geraakte
van de dingen die rondom hem gebeurden, niets meer ver»1
De zoon des huizes, die in dezelfde kamer sliep, werd waü
ziet het vertrek geheel met rook gevuld en de kleeren van^
vader door het afvallende haardvuur reeds smeulende. I"
strooidheid neemt hij den waterketel van 't vuur en schei»
maar oplos, er geen erg in hebbende, dat die ketel
water inhield. Gelukkig, dat de brandwonden niet heel ge
lijk zijn.
C i;
In de beide fabrieken van de firma's Gebrs. en
Stork Co. te Hengelo is volgend stuk aangeplakt
V aarde medewerkers in onze ondernemingen.
Wij danken u voor de uiting uwer gevoelens op u*e
gadering van gisteren Gij hebt getoond te begrijpen d»
zaak de uwe, ons belang het uwe en onze eer uwe eer
Gij begrijpt onze leuze, die was en zal blijven:
„Als het ons goed gaat, zal het onze trouwe en opp
arbeiders ook goed gaan." I
V ij zullen voortgaan op den weg tot nu toe door 0
wandeld. Wij zullen blijven medewerken aan de^on
en welvaart van u en uwe kinderen door onderwijs en
van het hoogst mogelijke loon, dat is ook ons belang-^
Dat wij moeten arbeiden, gij en wij, is een zegen
vloek.
Volksmisleiders stellen den arbeid voor als slavernij
len zich voordoen als uwe beschermers, terwijl zij
de grootste vijanden der werklieden zijn. wen
Dat gij doorziet hunne doortrapte slimheid, om e
de centen der lichtgeloovigen onder de arbeiders, 1
leugenachtige en gemeene boekjes en blaadjes koop"
ons een groote voldoeninghet
Het is ons een bewijs dat wij gedurende meer 3D
eener eeuw niet te vergeefs hebben gewerkt, door
van onderwijs en door onzen gestadigen omgaQS
Aogmaals, wij danken u daarvoor.
Hengelo, 16 Mei 1887. t O
Gebrs. Stort c,
q <jé Stork
Uit HengelooJ
Aan de Nederlandsche katoenspinnerij, directeur
-uorichj, is onderstaand gedrukt biljet verspreid:
e ondergeteekende, overwegende dat G. Ben