Zondag, 19 Juni 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2099.
IN HET ACHTERHUIS.
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Uitgever: J. WINKEL,
fiurcau: Stil itüAi, Laan, O, 5.
Gemeente Schagen
Bekendmaking.
Eene slechte tijding.
Wordt Vervolgd.
SCHAGER
Alicicei Nieuws-,
URAIÏT.
pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÈN van 1 tot 5 regels f 0.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De Burgemeester van Schagen
Gezien art. 23 en 29 van het politieregleuient dezer ge
meente
Verleent vergunning,
aan de tappers, om gedurende do kermis, muziek te laten ma
ken, danspartijen te doen plaats hebben en na bezetten tijd
te mogen tappen.
Schigen, 14 Juni 1887.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Gelet op art: 89a van het politiereglement dezer gemeente
Brengen ten algemeene kennis
Dat het van af den 20en tot en met 23en Juni en op den
26en Juni a. s. in het belang der openbare veiligheid ver
boden is, in de kom dezer gemeente, anders dan stapvnest
te rijden. Overtreding wordt gestraft met eene boete van vijG
gulden.
Schagen, den 14en Juni 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
SCHUTTERIJ.
Burgemeester en Wethouders van Schagen; Gelet op art 11
van het Koninklijk besluit van 21 Maart 1828 (Staatsblad
No 6 eu art. 10 en 11 der wet van 11 April 1827 (Staatsblad
No 17).
Brengen ter kennis van belanghebbenden le, dat de al-
phabethische naamlijst van alle de binnen deze gemeente voor
de Schutterij ingeschrevenen, voor de lichting 1887, van of
heden tot en met den 24 en Juni a. s. ter Secretarie ter inzage
is nedergelegd
2e, dat de loting zal plaats hebben ten Raadhuize op Zaterdag,
25 Juni a. s. des voormiddags teu 11 ure.
Schagen, 17 Juni 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd;
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
Roman van E. A. KOENIG.
VI.
Onrecht," antwoordde Hubert spottende. „Ik wil niet met
hem in het gericht treden, ik vergeef hem, maar de bewijzen
zan zijn liederlijk leven, die ik na zijn afsterven in zijn boe-
hen en papieren gevonden heb, laat ik mij niet betwisten. Ik
heb aangenomen deze bewijzen nw broeder voor te leggen, maar
die verlangt hij niet, wel geld, en daar ik hem dit niet geven
wen kan, zoo beschuldigt hij mij met eene eigenzinnige hard
nekkigheid van bedrog. Ik heb nog eenmaal gedaan, wat men
schen- en christenplicht mij gebood; ik heb hem de hand
toegestoken, een trouwe sterke vriendenhand, om hem uit dezen
te redden, maar het is hem aangenaam daarin te
blijven en met lijf en ziel verloren te gaan."
vZoo hebt gij het uwe gedaan en daarmede basta zeide
Johanna met een uitdagenden blik op hare schoonzuster, die
zich diep over haar handwerk heenboog. »Wil hij uwe goedheid
Met erkennen, dan kunt gij hem niet dwingen-."
vNeen, dat kan ik niet," ging hij voort, „ik kan alleen hem
beklagen en voor hem bidden, dat God hem verlichten moge.
*ij hebben een zware taak in deze zondige wereld, maar
*'j *illen stand houden, niet wankelen en niet wijken, het loon
ons dan zeker."
.Hij was bij het venster staan gebleven, met onheilspeilenden
!k keek hij lang naar de levendige straat, die zijn huis van
de marktplaats scheidde.
6 knaap had niet opgezien naar zijn vader, hij rekende
Al heb ik het maar „uit de krant," ik weet toch even
goed alsof ik midden op het Rensgas of op de Hoogzijde
woonde, dat het de volgende week kermis in Schagen is.
Natuurlijk is men er Zondag al in blijde verwachting van
de dingen die komen zullen. Ik mag dus wel voor een
prettige, opgewekte Kroniek zorgen.
Maar maak eens hazepeper zonder haasWij kunnen
hier ons pleizier wel aan. Doch stil. laat ik niet ondank
baar wezen, Er is toch ook nog wel wat verblijdend nieuws
op 't menu.
Daar hebt ge b. v. de opening onzer veelbesprokene en
veelbelovende Tentoonstelling van Voedingsmiddelen.
Woensdag is de groote dag geweest, waarop de hekken
onder den doorgang van het Rijksmuseum voor het publiek
ontsloten werden. Vooraf had de plechtige, officieele, sacra-
menteele openings-plechtigheid zelve plaats gehad, waarbij
alleen inzenders, genoodigden, autoriteiten en verslaggevers
tegenwoordig waren. Dat was alleen voor de „Oomes,"
maar de neefjes en nichtjes kregen het 's avonds toch,
ook, dank zij de tusschenkomst der „eeuwige pers" zooals
zeker burgemeester haar onuitwischbaar gedoopt heeft)
zwart op wit te lezen. Toen dat onder-onsie was afge-
loopen, mocht Jan en alle man binnen komen. En ja
daar had men dan nu de langberaamde tentoonstelling
„van eten en drinken," zooals ik haar door een welgedane
huismoeder hoorde betitelenwel nog niet geheel en al
gereed, maar toch zeer goed toonbaar. Men kon er nu
naar hartelust rondwandelen,, bekijken en.watertanden.
Daar zijn er, die over zulk een tentoonstelling de schou
ders ophalen haar een dwaasheid noemen. Maar deze
lieden hebben 't niet bij het rechte einde. Op het gebied
van tentoonstellen staan de sluizen thans zóó wijd open,
dat alles er door kan. En men heeft wel van dwazer din
gen een bijeenzameling en een catalogus gemaakt, dan van
„eten en drinken," om met de welgedane huismoeder boven
genoemd te spreken. Vroeger gingen die artikelen met den
grooten hoop mee en kregen zij een achteraf-hoekje op de
nijverheids- en wereldtentoonstellingen, waarop alles toe
gelaten werd. Tegenwoordig is dat anders. Ook op het
stuk van Tentoonstellingen begint de specialiteitszucht
zich te doen gelden. Men wenscht ieder bestanddeel meer
afzonderlijk tot zijn recht te doen komen en laat de dingen,
die vroeger allen te gelijk als een grooten bazaar te kijk
gezet werden, thans een voor een aan de beurt komen.
Dat geeft beter gelegenheid tot opmerken, vergelijken, ver
beteren, enz. enz. (zie de openingsredevoeringen der Ten
toonstellingen van den laatsten tijd.) Wel is waar wordt
die verzameling van een en dezelfde soort artikelen voor
ijverig door; Johanna stond achter haar schoonzuster en sloeg
haar broeder oplettend gade; zij zag de tranen niet, die lang
zaam over het bleeke gelaat der lijdende vrouw biggelden.
„Er is nog een weg, langs welken hij misschien nog gered
zou kunnen worden; hernam Katernberg na een lange poos het
stilzwijgen bewaard tc hebben, „Johannes, ga de kamer uit!"
De knaap legde zijn lei weg en gehoorzaamde oogenblikke-
lijk; de kommervolle blik van de moeder volgde hem, tot hij
de kamer had verlaten.
„Ik zeg misschien; ging de magere man voort, terwijl hij
een ruk gaf aan zijn witten halsdoek, maar ik kan hem dien
weg niet wijzen, hij heeft mij te grof beleedigd, en in zijn
stijfhoofdigheid zal hij van mij geen hulp willen aannemen. Ik
ben bereid, hem een som gelds te geven, waarmede hij de
kosten van een overtocht naar Amerika kan bestrijden; wil hij
daar een nieuw leven beginnen, dan zal hel hem misschien
nog gelukken, zich daar een bestaan te verwerven."
„Gelooft gij dat werkelijk vroeg zijne vrouw, wier blauwe
oogen schitterden van blijde hoop. „Zeker, Emma. Hij zal toch
wel iets van de geneeskunst geleerd hebben, tenminste
genoeg, om daarginds als arts te kunnen optreden Ik kende
vroeger een barbier, wien hier geen sterveling zijn gezicht
toevertrouwd zou hebben, en daarginds moet hij een zeer ge
acht en gezocht tandarts zijn. Waarom zou het uw broeder
ook niet gelukken, wanneer hij maar ernstig wil Hier schenkt
niemand hem vertrouwen, omdat men zijn ongunstig verleden
kent; hier is hij van menschen omgeven, die zeiven in den
poel van zonde wandelen en met ijzeren banden hem vast
houden. Ik wil zijn geluk, omdat hij uw broeder is, en omdat
ik uw vader in zijn laatste uur beloofd heb, dat ik mij den
dwaler zou aantrekken. Neen, zeg daar niets tegen, Johanna,
ik weet zeer wel, dat ik hiermede een offer breng, dat ik
voor mijn kind slechts nauwelijks kan verantwoorden, maar de
plicht der naastenliefde gebiedt mij, ook dit laatste te beproe
den beschouwer al gauw wat eentonig, doch men heeft
huismiddeltjes genoeg weten te vinden om daarvoor te zor
gen.
Vooreerst door het tentoon te stellen „artikel" met alle
mogelijke ap- en dependenties te nemen. Gaat gij kleederen
exposeeren, dan zou ik niet weten waarom gij er den
kapstok niet bij zoudt nemen, waaraan gij uw jas hangt,
en mevrouw uwe echtgenoote er den spiegel niet hij zou
voegen, waarin zij het totaal-effect van haar nieuwste
toiletje monstert. Een spiegel behoort wel niet rechtstreeks
bij het toilet en een kapstok is wel geen kleedingstuk,
maar men kan die artikelen er toch wel bij nemen. Hebt
ge een tentoonstelling van landbouw dan zullen petten en
klompen voor boerenarbeiders niet afgewezen worden, al
zal men ook geen klompen gaan zaaien of petten oogsten.
En evenzoo is men ook op onze Tentoonstelling van voedings
middelen te werk gegaan. Alles wat maar in de verste
verte met voeding of spijziging in verband was te brengen,
heeft zijn weg gevonden naar het terrein achter ons Rijks
museum, zoodat menigeen bij de bezichtiging zijne handen
wel eens vol verbazing in elkaar zal slaan en uitroepen
Is dit ook al een voedingsmiddel
En toch heeft men een gewichtig element in 's menschen
„voeding" bij vergeten. Ik wil de eer dezer gewichtige
ontdekking niet wederrechtelijk voor mij zeiven in beslag
nemen (uit vrees van te eeniger tijd nog eens in botsing
te komen met de bepalingen der wet op het auteursrecht)
en zeg dus maar dadelijk, dat ik haar uit de tweede hand
heb. Een goede vriend, met wien ik gisteren avond bij
Kras onder een potje bier 's levens lief en leed besprak,
maakte mij opmerkzaam op deze leemte in de expositie.
Hij beweerde op de Tentoonstelling iets te missen, dat er
wel in de allereerste plaats behoorde en toch vergeefsch
door hem gezocht was.
„Ja," sprak ik vergoêlijkend, „maar ge moet bedenken,
dat de expositie nog niet gereed is. Frankrijk komt eerst
begin Juli, en ook vele andere huitenlandsche zendingen
zijn nog onderweg."
,/t Komt er niet op aanik bedoel een artikel van
zuiver Nederlandschen oorsprong, 't Is er nog nieten om
dat het er niet is, vrees ik ook dat het er niet komen
zal
„In welke afdeeling dan?"
„In de rubriek Kindervoeding."
„Revalenta
„Neen."
„Altheastroop
„Ik maak je mijn compliment over je algemeene kennis
Maar dat is het ook niet."
„Wat dan
„Een gezonde, Geldersche min, zes weken oud kraams,
ven. Gelijk gezegd is, ik zelf kan het hem niet aanbieden," gi ng
hij voort, terwijl hij de kamer op en neder wandelde„zijn
trots, zijn verstoktheid zouden hem niet veroorloven het aan te
nemen. Maar gij kunt het, Emma, gij zoudt hem dien laat
sten weg tot zijne redding kunnen aantoonen en hem de mid
delen daartoe aanbieden."
„Ik," antwoordde zij, ongeloovig het hoofd schuddende „Ik
kan hem dat alles niet zoo uiteenzetten
En waarom niet Zeg hem maar hetzelfde, wat ik u ge
zegd heb, hij zal dan verder er over nadenken en de voor-
deelen wel opmerken. Doch hij mag vooral niet weten, dat
het voorstel van mij uitgaat."
„En wanneer hij het ook van mij niet aanneemt
„Dan is het laatste geschied, wat er nog geschieden kon,
en wij moeten dan den verblinde aan zijn lot overlaten,"
zeide Katernberg, de wenkbrauwen fronsende, eu in het ge
heim wisselde hij een veelbeteekenden blik met zijn zuster.
„Schrijf hem, bied hem uit uwe spaarpenningeu de mid
delen aan voor de reis, maar zeg hem ook, dat hij niet over
vragen mag, daar uwe middelen slechts gering zijn."
„Ik zal het doen," antwoordde zij zacht.
„Ontvangen wij een bevestigend antwoord, dan zal ik de
som bepalen, die ik wil opofferen; gij moogt ze dan hem
overhandigen. Ik verlang geen dank van hem, ik ben er aan
gewoon, met ondank te worden betaald; later misschien zal
hij eenmaal vernemen, welk groot onrecht hij mij heeft aangedaan."
„Dat zal hij nimmer inzien," zeide Johanna spottende,
terwijl de jonge vrouw nadenkend voor zich uitstaarde, „hij
zal steeds bij zijne bewering volharden, dat gij hem zijn va
derlijk erfdeel hebt ontstolen."
„Dan moet ik mij ook dat laten welgevallen,* zuchte hij,
terwijl hij met de hand over zijn kaal hoofd streek, „de recht
vaardige moet eenmaal veel lijden en verdragen.*