Zondag, 3 Juli 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2103.
AImemIWS-
IN HET ACHTERHUIS.
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHJtOFW Laan, I>, 5.
Gemeente Scha gen.
Bekend m a k i n g.
J A C II T.
Onder de Pantoffel.
RAMT.
Mis- k Liiiillai
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÈN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden aaar plaatsruimte berekend.
De Burgemeester der gemeente Schagen
Brengt ter kennis van belanghebbenden, het navolgende
De commissaris des Konings in Noord-Holland.
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie
van 15 Junij 1887, 110. 8
Gelet op art: 11 der wet van 13 Juni 1857, (Staatsblad
No 87); Brengt ter kennis van belanghebbenden
lo. dat de jacht op waterwild in den kring begrepen
binnen den "Westfrieschen om.r*ingclyl£ en in
de gemeenten IPetten en Callantsoog", zal worden
geopend op Vrijdag 15 Juli 1887, en in de overige deelen
der provincie op Maandag 1 Augustus 1887
2o. dat de kooilieden, met uitzondering van die op Texel,
op wie deze bepaling niet van toepassing is, hunne kooi
eenden opgesloten ef gebokt moeten houden, van het tijdstip
der opening van de jacht op waterwild tot 1 September 1887.
En zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden geplaatst
en voorts in iedere gemeente van Noord-Holland worden aan
geplakt.
Haarlem, 18 Juni 1887.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(Get:) Schorer.
Schagen, 28 Juni 1887.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Roman van E. A. KOENIG.
14.)
VIII.
Schlaumann opende de deur zijner woning en trad meteen
eerbiedige buiging achteruit; voor hem stond de geheimraad
teonhard Therstappen, een klein, mager mannetje met een
ÖTprak leV6ndlg gelaat' waaruit onbegrensde goedhartig-
ergeet mij, dat ik u lastig val," zeide hij met zachte stem,
»ik neb u een vraag te doen, die gij mij naar ik hoop, open-
nartig en eerlijk zult beantwoorden. Men heeft mij gezegd, dat
gij mij de huur zoudt opzeggen, is dat waar
een, mijnheer," antwoordde Schlaumann, de hand op het
J e88ende, alsof hij de waarheid van zijn antwoord wilde
bekrachtigen, „ik heb daartoe geen opdracht."
«L tan ,,h.et zeker weer dienstmeiden-geklets," zeide
weten e eer> blijkbaar tevreden gesteld„ik zou ook niet
Ik vra ërouden die °Pzegging zou moeten berusten.
\a A °m versü'looning) dat ik u lastig ben gevallen."
zijn w Woordeü verliet hij Schlaumann en begaf zich naar
jas en °UUlg 'i *n den ?an8 gekomen, ontdeed hij zich van hoed,
vrouw paraP.me en trad de woonkamer binnen, waar zijne
Hij <^oc^^er me^ het avondeten op hem wachtten,
teenen h deur zoo zacht mogelijk geopend en was op de
die een ?nn!:,n&etreden> maar zijn zeer elegant gekleede vrouw,
komst 8er was dan hij, keerde zich bij zijnbinnen-
Hedwi H 0B1 en verzocki iïem hare zenuwen te ontzien,
hem iu rentegen> een slanke, schooue brunette, begroette
Wel v 1 ,een. hlik vol hartelijke liefde, schoof zijn stoel bij de
Het ,ZIin 8^as met wijn en bracht het hem aan.
gebaktaT0Q jen Was zeer eenvoudig, een weinig salade met
^rtreri'eb^ ^Cn 6D koud gebraad, maar het had alles
een hpt kunnen smaken wanneer de gemoedsstemming maar
e was geweest.
een beIuUW]'S^ gCen woord» en Hedwig wisselde nu en dan
blik en 7 lgt"den ''lik met haar vader, die door zijn angstigen
k voork 6 an8si'-vadigheid waarmede hij elk gedruisch trachtte
storm in°men' <duddelijk verried, dat hij gevoelde, dat er een
Eenskla"1 Was'
legde v S JiDg mama zu'k een blik van haar dochter op,
eógen' en mes neder en keek haar met bliksemende
Gij agend
het naa^uw natuurdJk ongelijk;" zeide zij scherp, „ging
dan moest ik dadelijk naar beneden gaan en
Vandaag vóór acht dagen in de belommerende dreven
van het Vondelpark het geur- en kleurrijke Bloemenfeest
der studenten, en heden behoort datprachtige feest-
nommer met al de andere feestelijkheden reeds weder tot
de geschiedenis. Nu, de heeren reünisten zullen met de
beste en aangenaamste herinneringen uit Amsterdam zijn
vertrokken, en zij zullen moeten erkennen dat Amstels
stedemaagd hare eer als gastvrouw een gansche week ach
tereen op waardige wijze heeft opgehouden. En de omgang
tusschen de oudere en jongere vertegenwoordigers der ge
leerde wereld was zoo aangenaam en ongedwongen moge
lijker heerschte dag aan dag de genoegelijkste stemming,
en met de tallooze vriendschapsbanden, die gedurende dit
samenzijn van acht dagen werden aangeknoopt ot nader
bevestigd, zou men waarschijnlijk wel een paar maal den
aardbol kunnen omspannen. Mea zou 't hun zoo op 't oog
niet aanzien, dat die edelachtbare rechters, eerwaarde do
minees en edelgestrenge advocaten zulke onvermoeide en
ongedwongen pretmakers kunnen zijn. Ge hadt eens moeten
zien op de zomeravondkermis in het Paleis voor Volksvlijt,
met een merleton of een rateltje in de hand en arm en
arm voorthuppelend met vroolijke snuiters van het eerste
en tweede studiejaarHeerlijke geest, die daar heerschte,
de geest van het echte, ware „vrijheid, gelijkheid, broeder
schap," tusschen oud- en jong-studenten. En Vrijdagmiddag,
te midden van al de bladeren en bloemen, was de leuze
van „vrijheid, blijheid" niet minder aan de orde.
Ja, dat Bloemenfeest, het is boven verwachting geslaagd,
beter nog dan ik mij, heden vóór acht dagen er over
schrijvende, wel durfde voorstellen. Hoewel het oorspronke
lijk op Italiaanschen bodem tehuis behoort, heelt men het
reeds lang geleden met goed gevolg in Oostenrijks hoofd
hare excellentie om vergiffenis smeeken."
„De generaalsweduwe is geen excellentie, lieve Anna," waagde
haar echtgenoot op schuchteren toon op te merken.
„Eerder een dragonder dan eene excellentie," ging zij voort,
en hare stem klonk nog scherper; „ik heb uwe lessen niet
noodig. Natuurlijk wacht men er op, dat ik excuus zal komen
vragen, maar ik neem geen woord terug
„Ik weet toch niet, of dat wel verstandig gehandeld is,"
zeide de geheimraad, aangemoedigd door de goedkeurende
blikken van zijn dochter, „wij wonen nu eenmaal met die
menschen in hetzelfde huis en de generaals-weduwe was toch
vroeger uwe vriendin
„Zij is het nooit geweest
„Nu, ik herinner mij toch, dat gij te zamen menig kop thee
hebt gedronken, Anna, en
„Ter wille van den vrede heb ik vriendschap met haar
gehouden," viel zij hem in de rede, „ik wist al lang, dat zij
zich voornamer achtte, maar ik deed opzettelijk, alsof ik dit
niet merkte, omdat ik geen ongenoegen wilde verwekken."
„Nu, gij kunt toch niet ontkennen, dat gij haar beleedigd
hebt
„Die kaatst, moet den bal verwachten Wat gaf haar het
recht, mij te beschuldigen van slordigheid en mijn meid te
bevelen
„Wat onze Marie zegt, kunnen wij ook niet altijd geloo-
ven," zeide Hedwig nu, „zij praat altijd kwaad en stookt
iemand steeds op."
„Ik laat mij niet opstooken I" riep haar moeder toornig
uit. „Nu zal ik wel de eenige schuldige zijn Goed, wanneer
ik dat ben, laat mij dan ook alleen mijn weg gaan, maar ver
lang van mij niet, dat ik mij voor die vrouw zal verootmoe
digen
„Ja, dan zal er wel niets aan te doen wezen," zuchtte de
geheimraad, terwijl hij zijn bord ter zijde schoof en zijn servet
op tafel legde, „ik heb altijd bevonden, dat men het verste
komt, wanneer men toegeeft."
Spottend vroeg zijn vrouw bits
„En hoever zijt gij met uw deemoed en onderdanigheid
gekomen Gij hadt reeds lang president moeten zijn, maar gij
zijt het nu nog niet en zult het ook wel nimmer worden; die
genen, die altijd den hoed in de hand hebben, worden ter
zijde gedrongen en over het hoofd gezien. Dat weet de gene
raalsweduwe, en daarom ziet zij met geringschatting op ons
neer.
„Daartoe heeft zij geen reden;" antwoordde hij, en de hooge
blos op zijne wangen bewees, dat haar onrechtvaardig verwijt
zijn misnoegen had opgewekt. „Ik ben met datgene, wat ik
ben geworden, tevreden, en al hield ik ook den hoed in de
band, zoo heb ik toch altijd mijn overtuiging weten te doen
gelden."
stad overgeplant, en wat te Weenen slaagde, is ook hier
vrij wel gelukt. Althans voor een eerste proefneming, die
echter, naar men algemeen hoopt, niet de eenige blijven
zal. Het spreekt van zelf, dat bij zulk een proefneming
alles nog niet zoo vlot marcheert als bij volgende gelegen
heden, wanneer men meer en beter met de zaak vertrouwd
is. Ook had de „schuldelooze uitgelatenheid," die bij zulke
festiviteiten de haas van de hazepeper vormt, wel wat
grooter en krachtiger kunnen zijn. Elkaar in versierde rij
tuigen en in vliegende vaart voorbij te rijden, om elkaar
dan en passant met bloemen en bouquetten te bombar
deeren, is wel aardig, maar er behoort toch nog iets meer
bij, om het te maken tot wat het eigenlijk moet wezen.
Doch, zoo als ik zeide, het was voor den eersten keer en
men wist blijkbaar nog niet recht, „hoe men zoo iets doen
moest." Later zal het wel beter gaan, en dan zal men ook
geen onversierde rijluigen tusschen al de opgetooiden kun
nen opmerken, zooals nu wèl het geval was. Moge ons
spoedig eene verbeterde en vermeerderde editie van het
Bloemenfeest wachten. Intussen is al de pracht en weelde
van het nu gevierde reeds weder verwelkt. Zal ik mij nu
nog, een week na dato, gaan zetten tot een uitvoerige
beschrijving van al die pracht? De stof is aanlokkelijk ge
noeg maar elke beschrijving van zoo iets blijft zóó ver
beneden de werkelijkheid, dat ik er ook daarom van af zie.
Volledigheidshalve vermeld ik nog, dat de studentenfeesten
Zaterdagavond aan het strand te Zandvoort met concert
en vuutwerk besloten zijn, een schitterend einde van
een voortreffelijk geheel.
Doch waarom moest er, te midden van al die blijde
feestdrukte, zich eensklaps zulk een schrille wanklank door
Amsterdam doen hooren, wel is waar op geheel ander ge
bied, maar daarom toch niet minder pijnlijk? Droef en
ontzettend klonk de treurmare, dat een van onze voor
naamste industrieële inrichtingen, de stoomwerktuigen-
fabriek de Atlas hare werklieden ontslagen, hare beta-
„En ik doe hetzelfde met de mijne zeide zijne echtgenoote
op een toon, die geen tegenspraak scheen te gedoogen. „Mevrouw
von Wolff heeft zich met mijne zaken niet te bemoeien; doet
zij het nog eens, dan zal ik haar nog gevoeliger terecht zetten.
Zij moet het leven hier in huis niet verbitterenmaar bevalt
het haar hier niet langer dan mag zijn vertrekken."
»Ware het niet beter, wanneer wij de dienstboden in ver
hoor namen en de zaak iets nader wilden onderzoeken waagde
de oude heer het in het midden te brengen. „Misschien zou
dan veel blijken geheel anders zich te verhouden, menig
woord, dat heet gesproken te zijn, zou
„Ik ben geen rechter van onderzoek," viel zij hem bits in
de rede, terwijl zij opstond, „wanneer gij er lust in hebt, u
met dat gespuis in te laten, dan kan ik u dat niet beletten
maar de uitkomst er van zal op mijn besluit niet den minsten
invloed uitoefenen."
Hierop verliet zij met veel beweging de kamer en de
geheimraad staarde langen tijd naar de deur, waarachter zij
was verdwenen.
Hedwig was opgestaan, zij sloeg haar arm om haars vaders
hals en kustte hem op het voorhoofd.
„Wanneer mama maar niet zoo eigenzinnig warefluis
terde zij. „Ik geloof, dat mevrouw Wolff haamiettegenstaande
de beleediging toch wel tegemoet zou komen
„Zeg dat niet, kind," zeide haar vader, hoofdschuddend,
„de generaalsweduwe is ook een trotsche, stijfhoofdige vrouw
ik geloof niet aan de mogelijkheid eener verzoening."
„Dat zou vreeselijk zijn!"
„Waarom Wij gaan voortaan ieder onzen eigen weg en
vermijden elkander te ontmoeten."
De oude heer zou misschien anders gesproken hebben, wan
neer hij de vreeselijke bleekheid op de wangen zijner dochter
had opgemerkt, maar daar Hedwig achter zijn stoel stond, zag
hij er niets van; hij hoorde alleen, hoe zwaar en diep zij
zuchtte.
„Mij is het ook onaangenaam," ging hij op neerslachtigen
toon voort, „maar ik kan het niet veranderen. Wij moeten
beiden ons scharen aan de zijde van mama, wanneer wij in
ons eigen huis den VTede willen bewaren; dat zult gij inzien;
kunnen wij haar geen gelijk geven, dan zullen wij zwijgen,
elke tegenspraak windt haar op en verbittert haar nog meer."
„Dat is treurig, papa, zeer treurig zij heeft ongelijk, ik
ken den geheelen twist; zij heeft zich door haar toorn laten
medeslepen en de beleedigende woorden gezegd, en men ver
nedert zich zelve toch niet, wanneer men zijn ongelijk openlijk
bekent
„Neen, men vernedert zich daardoor niet, maar gij hoort
het immers, dat mama niet wil, en wij kunnen haar niet
dwingen. Laat de dingen hun beloop, mijn kind, wij varen
er het beste bij, wanneer wij ons er niet om bekommeren."