Hei- Zondag, 24 Juli 1887. 31ste Jaargang- No. 2108. IN HET ACHTERHUIS. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. NATIONALE IYIILITIE. Gent een Ic Scha gen. Bekend in a k i n g. Twee Kinderen. SCHAGER ÜRAIÏT. Dit blad verschijnt tweemaal per weelc: Woensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEB- TEJïTIÉN in het eeratuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. Uitgever: J. WINKEL. Rui-cau: Laan, I), 5. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. POLITIE. Ter Gemeentesecretarie alhier zijn inlichtingen te bekomen, omtrent een in deze gemeente gevonden nieuw li iinderschoentj e. l)e Burgemeester van Schagen, daartoe de rioodige aanschrij ving ontvangen hebbende, brengt ter algemeene kennis, dat tot den werkelijker! dienst worden opgeroepen, de onderstaande verlofgangers der lichtingen 1881 en 1885, te weten: Dirk Zwaag Jacob Metselaar Petrus Borst Jan Visser Garbrnnd Bas Coriielis den Adel Simon Koegelberg Jan Tuinman Hendrik Pronk Klaas Snaas Leendert Windt Jan Schoorl bebot.ren.de tot bet le Regiment Infanterie j (garnizoen Helder), tegen 10 Augustus a. s. als voren, 7e Regiment (garnizoen Iloom). behoorende tot htt 4e Regiment Vesting—artillerie, (garnizoen Heidei), tegen 13 Augustus a. s. als voren, tpgen 17 September a. s. Welke verlofgangers op genoemde datums bij bun korps present zullen moeten zijn, vóór des namiddags 4 ure. Schagen, 19 Juli 1887. De Burgemeester voornoemd, G. LANGEN BERG. Roman van E. A. KOENIG. 19. X. »Gij herkendet den wolf in een schapenvacht niet," zeide de doctor met een spottend lachje tot den kapitein; hij zal reeds er wel voordeel van gehad hebben, dat bij u dat huichelachtige masker toonde." vlk weet niet, welke voordeek n hij moet gezocht hebben," pig Jacob Katernberg hoofdschuddend voort, terwijl hij in Ipdachte verzonken, naar den rook van zijn sigaar staarde, «hij deed met mij geen enkele zaak; hij vertoefde slechts eenige •jagen bij mij, wanneer zijne zaken hem naar onze stad voer en. Zoo verliepen er twee jaren, de twee gelukkigste jaren "hjns levens, toen een vreeselijk ongeluk mij eensklaps van lieve vrouw beroofde. De herinnering daaraan vervult ""J n°g heden met ontzetting." H'j dronk nu schielijk zijn glas uit en bedekte zijne oogen ^®Dde geruimen tijd met de hand. hon niet vergeten hernam hij eindelijk het woord, „waar- v n i.* staarde, overal zag ik het verschrikkelijke beeld, on- ,|'hig of ik waakte of droomde. Ik moest voort, ver weg, di h 'n ^en vreernde hen dood zoeken, om met mijne are *cder vereenigd te zijn. Maai waarheen met het kind, pas een jaar telde Medenemen kon ik het niet, dat zou ae 8eweest zijn en mij ware het tot last. Bovendien hes Uer<^e ^e' kind mij onafgebroken aan het vreeselijke ver- aan de jaren van geluk en de dagen van kwelling en cn*ijtelmg. Ik was nog niet tot een besluit gekomen, toen jJ" bru«ler mij weder bezochthij bood dadelijk aan, de Vp ^°°r het kind op zich te nemen. Er was slechts een kort trhoud voor noodig, om alle bedenkingen, die mij tot he- *>ij Ier°nt.rust hadden, ter zijde te stellen. Hubert beloofde bet hind te verplegen en op te voeden als zijn eigen, en "'et terugkeeren, dan zou hij met nauwgezetten trouw he toekomst van het kind zorgen. Ik gaf hem twintig je^11 fphden in soliede effecten, de renten van dit kapitaal ^0^®° e kosten der opvoeding bestrijden, het kapitaal zelve ;tr aan het meisje, wanneer zij meerdeijarig werd of huwde, Vahnd geteld worden.» ,\u ar zit het geheimzcide de doctor opgewonden. 'uet^k' 'd i'r,te^S Benoegj dat kapitaal werd juist liet ongeluk van den Amerikaan kregen nu een bijzonderen 21Jlle gespierde handen balden zich, het zenuwachtig Wanneer deze regelen de pen verlaten, zal de nieuw opgetreden luchtvaart-kapitein Hendrik Louis reeds voor de tweede maal met zijn reuzenballon Primes Wilhelmina op gestegen en nedergedaald zijn. Men zou dezen braven kapitein al een diep ingekankerden haat moeten toedragen, om hem niet van ganscher harte toe te wenschen, dat zijn tweede tocht glorieuser moge afloopen dar. zijn eerste. Hij heeft hier Woensdagavond, al kon hij het ook niet helpen, door zijn half mislukt luchtreisje heel wat schrik en ontsteltenis verspreid. Als een loopend vuurtje deed dien avond het bericht de rondte door schouwburgen, koffiehuizen en so ciëteiten, „dat de luchtballon zonder man of muis naar beneden was gekomen en de bestuurder dus onderweg door een nog onbekend gebleven oorzaak uit zijn mand of schuit moest gevallen zijn." En wie het niet gelouven wilde, kreeg het bulletin uit Giessendam te lezen, waarin het vreeselijke feit zwart op wit geboekstaafd stond. Had de kapitein een parachute gehad,en was hij eenvoudig op een hoogte van zoo of zooveel duizend meter over den rand van zijn schuit gestapt, zooals wij uit een vigelante Neen, aan dit koen maar halsbrekend bedrijf kon de luchtschipper zich, wegens gebrek aar. gereedschap, onmogelijk gewaagd hebben. Wat was er dan gebeurd Was de man in zee gestort, of ergens op het land terecht gekomen P Pijnlijke onzekerheidEn waar hing dat veel besproken Giessendam toch wel uit? De Amsterdammers hebben tegenwoordig, met al die lange en vreemde straatnamen in de nieuwe buurten, zooveel moeite om op de hoogte van den rechten weg in hun eigen stad te blijven, dat zij zich met de woonplaatsen van „buitenmenschen" zooals hier alle niet Amsterdammers heeten -- onmogelijk kunnen bemoeien. Wie Giessendam wist te liggen, was goud waard. Landkaarten veel vraag trekken der lippen verried den toorn, die in zijn binnenste woedde. „Vloek over hem, wanneer gij gelijk lichtantwoordde hij nijdig. „Vertel verder, waarde heerverzocht de kleine man. „Hoe geslepen hij ook zijn moge, in deze zaak zullen wij de waar heid aan het licht brengen. Gij vertrokt dus naar Amerika „Ja, ik vertrok met het overschot van mijn vermogen den volgenden dag zou mijn broeder met mijn kind naar zijn huis terugkeeren Daar ginds in Amerika, kwam het anders uit, dan ik verwacht had. Ik wierp mij in het geheel vreemde, wild bewogen leven, en het geluk hechtte zich aan mijne verzenen, alsof het uiij voor al het leed wilde schadeloos stellen. Wat ik ondernam, gelukte de meest gewaagde speculatiën brachten mij overvloedig winst, en in dit werkzame leven verbleekten de herinneringen aan het verleden meer en meer. Ik schreef mijn bioeder, hij antwoordde mij, dat mijue dochter voortreffelijk op groeide ik zond hem van tijd tot tijd een som gelds, met de bepaling, ook dit geld in effecten te beleggen, opdat het kapi taal van mijn kind vermeerderd werd. Aan de mogelijkheid van mijn terugkeer dacht ik nog niet, de gedachte daaraan ontwaakte op zekeren dag eensklaps in mijn ziel, en nu over viel mij het verlangen naar het vaderland en naar mijn kind; en dit verlangen kon ik niet meer bedwingen. Mijne onderne mingen waren spoedig overgedaaneenige dagen voor mijn vertrek, schreef ik aan mijn broeder, dat ik komen zon. En nu ben ik heden aangekomen, en liet eerste, wat ik verneem, is, dat men in het huis van mijn broeder niets van het kind weet." „Zeer zeker een zonderlinge geschiedenis!zeide de doctor, terwijl hij de glazen weder vulde. „Wij willen alle vermoedens ter zijde zetten, tot gij met uw broeder persoonlijk gesproken hebt. Is het kind dood, dan moet hij u het bewijs van over lijden voorleggen, welk bewijs wij zullen onderzoeken. Natuur lijk vordert gij in dat geval uw geld terug; ik geloof niet, dat gij het zult krijgen. Wanneer schreef hij u het laatste?" „Een half jaar geleden." „En leefde het kind toen nog?" „Hij schreef mij, dat het gezond en friseh was," bevestigde Katernberg. „Hm, dat kan ook zeer goed leugen geweest zijn, want zoodra liij u den dood van het kind zou melden, zouden natuur lijk uwe geldzendingen ook gestaakt zijn geworden „Dat zou wel een misdadige leugen geweest zijn; hij moest toch vreezen, dat de waarheid aan het licht zou komen.' „Toch niet gij hadt hem gezegd, dat gij nimmer naar het vaderland zoudt terugkeeren, en gij schreeft ook niet, dat gij van plan veranderd was. De gedachte lag dus voor de hand, i dat gij daarginder zoudt sterven.' „Ja, ja, gij hebt gelijk," mompelde de Amerikaan met een en alsof half Amsterdam plotseling een reis om de wereld ia tachtig dagen zou gaan doen, tuurden we ons de oogen blind op het conterfeitsel van ons lieve vaderland. Ende ziet het geschiedde in diezelfde ure, dat de doodgewaande en reeds aiepbetreurde luchtschuit-kapitien in levende lijve het zeventiende-eeuwsche markplein op kwam wandelen. Algemeene bravo's op alle banken, zooals het in de Kamer verslagen heet. Maar ook algemeene verbazing. Bij het witblauwe schijnsel van het electrisch licht, hielden we hem eerst voor een spook of zoo iets, voor een wezen dat, uit de bovenwereld via de onderwereld, tot ons teruggekeerd was. Maar zulke ouderwetsche bijgeloovigheden houden zelfs op het zeventiende eeuwsche marktplein niet lang stand. Met twee of drie wooiden des herrezen kapiteins was het mysterieus geval voldoende opgehelderd. Zóó zonne klaar opgehelderd, dat iedereen nu wist hoe de Bontekoe's reis van den goeden man zich had toegedragen. Hij had niet zijn ballon, maar zijn ballon hem verlaten. Precies als een omgekeerde regel van drieën. Het luchtschip had bijna even ver zonder als met bestuurder de reis gedaan, e.i was toch in behouden haven gekomen, juist als een oud vigelnntepaard, dat een uur ver den stal al ruikt en ook zonder koetsier opperbest den weg naar huis kan vinden. Tot overmaat van geluk waren bovendien èn de luchtschipper èn zijn schip er met den schrik afgekomen. Alleen de postduif had onderweg den laatsten adem uitge blazen, van eenzaamheid en verveling denk ik. Overigens „alles wel aan boord." Met nieuwen moed gaat kapitein Louis dan ook Zaterdagmiddag op nieuw per Prinses Wil helmina „in 's Blaue hinein." Al heb ik ook niet de eer, hem onder mijne familieleden, vrienden of betrekkingen te mogen rekenen, toch wensch ik hem in gedachten een voorspoedige reis en een behouden thuiskomst. Men ziet het aan de oplating van den luchtballon, en aan allerlei andere divertissementen, dat het Tentoon- zware zucht, „maar aan zooveel schurkerij kan ik nog altijd niet gelooven. Het is immers mogelijk, dat hij het kind een onder komen heeft gegeven op een inrichting of bij eene familie, omdat hij zijne ziekelijke vrouw geen last wilde aandoen." „Mogelijk is liet, maar waarschijnlijk nietHij heeft zijne vrouw nooit de minste aandacht ook maar geschonken, waar om zou hij liet dan in dit geval gedaan hebben Nam hij het kind in huis, dan verdiende hij zelve het kostgeld, en ik zeg u nog eens, zijne hebzucht is ouverzadiglijk. Ga morgen vroeg tot hem, hoor, wat hij zegt, wij zullen dan verder beraad slagen.' „Neen, heden avond nog ga ik heen,* antwoordde Katern berg, driftig opstaande „lk zal wachten, tot hij naar huis komt; ik zal vooraf mijn zuster Johanna eens onder handen nemen; wat Hubert weet, dat weet ook zij, die twee hebben altijd samen gedaan.' „Dat heeft mijn zuster ondervonden, zij kan u daarvan een boekje opendoen," zeide de doctor verbitterd, „ik kan het begrijpen, dat gij met beiden nooit over weg hebt gekund. En toch kondt gij dien huichelaar zulk een groot vertrouwen schen- keu?" „Hoe kon ik dan vermoeden, dat mijn eigen broeder zoo laag jegens mij zou handelen Neen ik geloof dat ook nu nog niet; ik houd mij nog altijd vast aan de hoop, dat gij u vergist.' „lk wensch het om u," antwoordde de doctor, terwijl zij het vertrek verlieten, „maar ik vrees, dat ik gelijk zal hebben. Alisschen ware het toch beter, dat gij wachttet tot morgen; gij zijt op liet oogenblik te opgewonden „Meent gij, dat ik het morgen niet zijn zon Ik vind immers geen rust, zoolang ik geen zekerheid heb. Bovendien bestaat de mogelijkheid, dat uw zuster haar mij gegeven woord vergeet of inisschen wel om bijzondere redenen niet kan houden, en mij is er veel aan gelegen, dat mijn broeder onvoorbereid is, wanneer ik hem ontmoet." „Hm, ja; nu, we zulleu zien!" zeide de kleine man, „maar in dat huis kan ik u niet vergezellen Dat verlang ik ook niet," viel Katernberg hem in de rede. „Waar kan ik u morgen ontmoeten?" „Wilt gij in het wijnhuis komen, waar wij zooeven waren Gij zijt wel is waar hier vreemd, maar vraag slechts naar de roode druif, dan zal men u den weg wijzen." „Op welk uur r" „Wanneer gij wilt; ik ben vroeg uit de veeren „Hoe vroeger, hoe beter, mag ik u om negen uur verwach ten?" „Ik zal stipt op mijn tijd zijn." „Dan neem ik voor heden afscheid van u,* zeide de Ameri kaan, terwijl hij staan bleef en zijn begeleider de hand bood, „ik dank u.' Voor de doctor een antwoord kou geven, sloeg Jakob Ka-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1887 | | pagina 1