Alpieei Nieuws-
rlie- k
II
Yastlionflen van Eenflen.
Zondag, 7 Augustus 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2113.
IN HET ACHTERHUIS.
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: M IIAGI liaan, I), 5.
Gemeente Schagen
Bekend m aki n g.
De broeders.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIÈTJ in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INQEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTEN1IËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethoudens van Schngen;
Gezien art. 103 van het politie-regtement dezer gemeente;
Brengen bij deze ter algemeene keunis, dat vanaf heden tot
en met 15 October a. s., de EENDEN binnen deze gemeente,
upgesloten of gebokt moeten worden.
Nalatigheid is bij bet politie-reglement strafbaar gesteld met
eene boete van drie gulden
Ssbagen, 26 Juli 1887,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
De Secretaris.
DENIJS.
Groote blijdschap onder de Amsterdamsche volksjeugd,
zoo jonkskens als maagdelijns
Daar staat het zwart op wit in alle kranten, en daar
staat het ook met groote letters, en met het stedelijk
wapen er boven, op de stads-biljetten, die allerwegen op
de aanplakborden te vinden zijn
rommelen op de Beurs.
Roman van E. A. KOENIG.
23.
XII.
„Het is genoeg met die komedie riep nu de Amerikaan
eensklaps uit. „Ik acht en vereer de werkelijk godvruchtige
menschen, maar ik zoek ze niet onder degenen, die het woord
God steeds op de tong dragenIk heb die soort ook daar
ginds leeren kennenzij is overal dezelfde, en ik ga haar
gaarne uit den weg. Waarom hebt gij mijn kind niet in uw
huis opgenomen, gelijk gij mij dat indertijd met zalvende
plechtigheid hebt beloofd P De redenen, met welke gij u heden
*^lt rechtvaardigen, zijn in mijne oogen niet steekhoudend
aarom weet uwe vrouw niets van het kind Moet dat alles
Hij niet in de hoogste mate bevreemden Het kind moet reeds
j*n jaar geleden gestorven zijn, desniettegenstaande hebt gij
"et geld, dat ik in dien tijd aan u zond, in ontvangst geno-
men' .Pa^ 8Ü uit broederlijke liefde de ongelukstijding moest
Tetz*ijgen, kan ik evenmin inziengij moest ze mij toch
eenmaal mededeelen. Wanneer ik onder zulke omstandigheden
*antrouwea koester, dan kan men mij dat waarlijk niet euvel
duiden
'^ijt gij nu gereed vroeg Hubert op zachten toon. «Gij
1 mij harde woorden gezegd, broeder, maar ik vergeef u
Y ner u dit, wanneer uw geweten u later verwijtingen doet.
^an worc^t ook u vergeven, Johanna; wij zijn allen
ïge menschen en hebben vergiffenis noodig. Hier is het
treksel uit het sterfte-register, dat zal al uw twijfel wel
•egnemen 1"
De Amerikaan wierp een onderzoekenden blik op het docu-
<®t, hij ]as den naam van zijn kind en den datum van over-
J en> hij zag de onderteekening en het zegel van den amb-
van den burgerlijken standtoen kon hij niet langer
Jqjfelen. En toch was het hem, als fluisterde een geheime
m hem toe, dat hij de hoop niet moest laten varen, en toen
*jjl nu eensklaps opkeek en den zegevierenden blik bemerkte,
en Johanna met elkander wisselden, tóen dook
twijfel weder in zijn gemoed op en vond de hatelijke
'ödenkbg nieuw voedsel.
'j 'lebt mij verweten, dat ik het geld mij had toegeëi-
a png de armverzorger voort, terwijl hij met zenuwach-
ikarust aan zijn halsdoek rukte, „ik zal u over alles, wat
Ij'1!1 ontving, eerstdaags rekening en verantwoording doen.
*r-u" U helaas om een klein uitstel van betaling moeten
°enhechte gang der zaken, de ziekte mijner vrouw en
„Aan de kinderen wordt vergund, zich op de Groote
Koopmansbeurs met trommelen en andere spelen te ver
maken, van Maandag 8 tot en met Zaterdag 13 Augus
tus e. k., des namiddags van Sl/3 tot 7 uur.
„De ingang is daarbij uitsluitend aan de zijde van den
Vischsteeg, terwijl uitstallingen of kruiwagens op de Beurs
niet zullen worden toegelaten en alle baldadigheden ge
streng zullen worden te keer gegaan."
Die jaarlijksche aankondiging veroorzaakt altijd groote
vreugde onder die Amsterdamsche jongens en meisjes,
wier begrippen van „fatsoen" en „stand" geen beletsel
opleveren, om zich naar hartelust op de Beurs te gaan
vermaken met trommels, fluiten, trompetten, rateltjes, en
welke „muziekinstrumenten" er meer van dien aard zijn.
Van het oorverscheurend rumoer, dat dan op zulke zomer-
sche achtermiddagen in onzen anders zoo deftigen Mercu-
riustempel heerscht, kan men zich onmogelijk een voor
stelling maken, als men het nooit gehoord heeft. Daarbij
vergeleken is het klinken van twintig stoomketels tege
lijk, nog een lieflijke sonatine te noemen. Maar toch
wie een vriend der jeugd is en behagen schept in hare
vroolijke spelen, al gaan ze dan ook met groote luidruch
tigheid gepaard, is wel tegen dat rumoer bestand en slaat,
zij het ook met de handen voor de ooren, lachend het
woelige tooneel ter beurze gade.
Vóór de pret 's middags te half vier begint, is het wel
aardig, een kijkje op den Dam te nemen. Gelijk de Joden
oudtijds, op de bazuin blazend, rondem de muren van het
onverwinlijke Jericho trokken, zoo doen de in martiaal-
gewaad getooide kinderen hun krijgsmuziek weergalmen
voor den ingang der Beurs, ev i zeker van hun overwin
ning, als de bazuinblazende Israëlieten in het Oud-Testa-
mentisch geschiedverhaal. Lang \óór den vastgestelden tijd
staan zij reeds op hun post. Maar aan toegang is nog geen
denken: de eerzame Amsterdamsche kooplui zijn nog druk
bezig met hunne affaires, hetzij die zich bepalen tot het
ouderwetsche „zaken doen" of zich uitstrekken tot het
meer moderne „speculeeren," in de wandeling ook wel dob
belen genoemd. Doch zoodra hebben de heeren hun hielen
niet gelicht, en is het terrein vrij, of de lustige schaar
stormt de trappen op en het lieve leventje neemt een
aanvang, tot de Beurs als 't ware op hare grondvesten
schudt.
Tn vroeger jaren, toen er te Amsterdam nog kermis
gehouden werd, had dit „Beurstrommelen" zooals het
genoemd wordt in de eerste der beide kermisweken
plaats. Doch toen in 1870 door het gemeentebestuur de
kermis werd afgeschaft, bleef het jaarlijksche trommel-
feest der kinderen bestaan, met dien verstande, dat het
voortaan gedurende de zomervacantie der scholen zou
plaats hebben.
Voor den oningewijde moet het eene zonderlinge com
binatie zijn, de Koopmansbeurs van de hoofdstad des
Rijks en de trommelende kinderschaar. Hoe komen die
zoo bij elkaar? hoor ik dezen en genen lezer al vragen.
Indien ge mij een oogenblik wilt aanhooren, vriendelijke
lezer, zal ik het u haarfijn vertellen, voor zooverre de
geschiedenis er licht over geeft, want er blijft nog altijd
iets duisters in. Het is een historie van ouden datum,
meer dan tweehonderd jaar geleden. XVij moeten in ge
dachten terug tot anno 1622.
De Amsterdamsche Beurs, een werkelijk uit- en inwen
dig prachtig gebouw, stond toen aan het begin van het
Rokin, achter den tegenwoordigen Vijgendam, een buurt die
allen bezoekers van Amsterdam wel bekend is. De tegen
woordige Beurs op den Dam, in 1845 geopend en thans
reeds herhaalde malen ter dood veroordeeld, was toen nog
ver te zoeken. Die oude Beurs dan op het Rokin rustte
op vijf gewelven of bogen, een grooten in het midden en
twee kleinere aan iederen kant. Men kon onder dien grooten
van mijn kind hebben mij achteruit doen gaan en ik mag er
wel op vertrouwen, dat de rijke broeder den arme niet zal
ruirieeren."
„Daarover spreken wij later," zeide Jakob, die liet bewijs
van overlijden in zijn portefeuille had gelegd, „die tienduizend
gulden, die het kapitaal van mijn kind vormden, waren in
effecten belegd, die zonder mijne toestemming niet verkocht
mochten worden."
„Wanneer wilt gij liet graf bezoeken vroeg Johanna, voor
Hubert den tijd had, een antwoord te geven op dit verwijt.
„Morgen namiddagik kom met een rijtuig hierheen en
haal u af."
„Het ware mij lief, wanneer gij van mijn geleide wildet
afzien/ zeide de armverzorger, „ik heb juist morgen veel zaken,
die niet uitgesteld kunnen worden, en, eerlijk bekend, heeft
uwe ondankbaarheid mij ook beleedigd. Gij weet wel is waar
niet, wat wij beiden, Johanna en ik, voor het kind geweest
zijn, hoe gaarne wij harentwege elke moeite en zorg ons ge
troost hebben, en al hebben wij ook nooit op dank gerekend,
zoo zou een woord van erkentelijkheid ons toch aangenaam
aangedaan hebben. Maar wij zullen dit laten rusten, ons is
het bewustzijn voldoende, dat wij onzen plicht vervuld hebben.
Gij wilt dus van avond niet bij ons blijven
De Amerikaan had zijne handschoenen aangetrokken en de
jas toegeknooptde harde trek plooide zich weder om zijn
mond.
„Laat mij alleen," antwoordde hij, „ik had mij dit weder
zien anders, gelukkiger voorgesteld; nu moet ik eerst de stor
men in mijn gemoed tot kalmte brengen. Heb ik u met mijn
wantrouwen en met mijn twijfelen onrecht aangedaan, dan zal
ik ook zoo eerlijk zijn, vergiffenis te vragen, maar ik verzoek
u ernstig, Hubert, blijf mij voortaan met uwe zalvende spreuken
en klachten van het lijf; dat kan ik niet verdragen, want ik
ruik dan altijd den duivel daarachter. Dus morgen namiddag,
Johanna Goeden nacht
Johanna knikte bevestigend en liet hem nu uitde arm
verzorger keek beiden met starenden blik na, zijne gelaat
strekken verwrongen zich, de bevende hand zocht naar een
steonsel.
„Ik vrees, dat wij ons verrekend hebben," zeide hij op
heeschen toon, toen Johanna in het kantoor terugkeerde, „zijne
verdenking zal hem zoolang doen zoeken, tot hij de waarheid
ontdekt heeft."
„Dan is het nu aan ons, om hem dat onmogelijk te maken."
antwoordde Johanna op beslisten toon. „"Wees geen kind, Hu
bert, wat eenmaal begonnen is, dat moet nu ook doorgezet
worden. Het zou alles uitstekend afgeloopen zijn, wanneer niet
een boos toeval Jakob in gezelschap had gebracht met uw
zwager. Stil, word niet driftig, wij moeten zacht spreken,
ik vertrouw nu uwe vrouw ook niet meer. Ga zitten en lioud -
u bedaard."
Hij gaf gehoor aan deze uitnoodiging en voer met de hand
over zijn met angstzweet bedekt voorhoofd; zijn gloeiende blik
zweefde ongestadig door het vertrek.
„Geef mij de flesch en het glas uit het kastje in den muur,"
zeide hij, „de ergenis is mij in de maag gevaren."
Het was een groote flesch, en toen Johanna ze ontkurkte
en het glas vulde, verspreidde zicli een scherpe cognacgeur
door het vertrek.
De armverzorger dronk het glas haastig uit en streek met
de hand langzaam over zijn kaal hoofd, terwijl hij den steken
den blik vol ongeduldig verlangen vestigde op het hoekige
gelaat zijner zuster.
„Hoe was dat mogelijk vroeg hij. „Waar ontmoetten zij
elkander En wie heeft u dat gezegd
„Zij ontmoetten elkander hier in huis," antwoordde zij op
gedempten toon, „Hoe dat mogelijk was, moet gij aan uwe
vrouw vragen. Zij ontving heimelijk het bezoek van haar broe
der, daarna kwam Jakob, en de beide heeren verlieten samen
het huis. Zoo vertelde de meid mij daareven, en daarom maakte
ik Jakob opmerkzaam op den haat van uw zwager."
„En wat had die vagebond in mijn huis te doen stoof
de magere man driftig op. „Wil Emma met hem tegen mij
samenzweren He zal
„Gij zult niets doen," viel zij hem waarschuwend in de
rede, terwijl zij een angstigen blik wierp op de deur. „Wij
mogen niet eens laten merken, dat wij van dit bezoek ken
nis dragenzij moeten niet gelooven, dat wij ons angstig
maken. Misschien heeft Emma met i uw broeder wel willen
spreken over het plan om hem naar Amerika te doen ver
huizen ik kan geen andere verklaring voor zijn bezoek vin
den Het toeval deed hem Jakob ontmoeten, en dat die ellen
deling deze gelegenheid gebruikt heeft, om ons een kool te
stoven, dat vind ik zeer natuurlijk. Deswegens was Jakob ook
zoo wantrouwend, maar zijn achterdocht zal weder verdwijnen
wij moeten geduld hebben, tot het in zijn gemoed kalmer is
geworden, dan zullen wij hem de oogen openen voor uw
zwager."
„En wat verder vroeg hij nadenkend.
Zij kwam nu achter hem staan en boog zich tot hem voor
over; hare lokken vielen op zijn schouder.
„Het kind moet verdwijnen," fluisterde zij.
Hubert Katern berg knikte toestemmend.
„Kunt gij u verlaten op de vrouw, bij wie gij het kind
hebt besteed?' vroeg zij.
Zeker, maar de geschiedenis zal geld kosten zuchtte hij.
„Daarentegen behoeft gij later geen verplegingskosten meer
te betalen
„Dat is wel waar, maar zal de verdwijning van het kind
ons redden? Zal hij niet onderzoeken, of die vrouw Hammer-