Donderdag, 1 September 1887.
31ste Jaargang- ITo. 2120.
Terug in 't Vaderland.
IN HET ACHTERHUIS.
111
Uitgever: J. WINKEL.
Itiircaii: M'S! AC*StA\ ELaan. I), 5.
Gemeente Scha gen
B eken d m a k i n if.
Trots en Moederliefde.
SCHAGER
Alpieei Nieuws-,
1IRAIUT.
MÉ- L
Dit blad verschijnt tweemaal per week .Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TEN1IÏN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
fj
"P0LITIE~
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een alhier gevonden contramoer van een rijtuig
wiel.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur der Gemeente Schagen,
brengt bij deze ter kennisse van de ingezetenen dier gemeente,
dat het kohier No. 2, voor de Belasting op het Personeel,
dienstjaar 1887/88, op den 29 dezer door door den Heer Pro
vincialen Inspecteur in de Provincie N'oord-Holland is executoir
verklaard en op heden aan den Heer Ontvanger der directe
belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt alzoo ver
maand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te
geven, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit na
latigheid zouden voortvloeien te ontgaan.
Schagen, den 31 Augustus 1887.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
G. LANGEN BERG.
(o)-
De stoomfluit laat zich hooren. De snelheid van den
trein vermindert duidelijk en eindelijk staat hij stil voor
't laatste station van 't buitenland en 't eerste van 't
vaderland.
Waarom houdt de trein bij zoo'n klein station zoo lang
op, terwijl we straks nog een veel grooter vcorbij gespoord
zijn Om de eenvoudige reden, dat we aan een grenskan-
toor zijn. Ons wacht de aangename formaliteit der visitatie.
Koffers en valiezen moeten open, wij moeten voor de recht
bank verschijnen en bewijzen, dat we dood eerlijke lui,
Roman van E. A. KOENIG.
29.
XV.
Bij het graf.
Wat wilde de doctor?" vroeg Adèle Gosebrink aan Schlaumann.
„Niets bijzonders," antwoordde bij kortaf, terwijl hij met
Veel beweging een snuifje nam en de snuifdoos driftig toesloeg.
«Ach, gij wilt het mij niet zeggen," pruilde zij, «hij is im
mers naar de familie van den overleden geheimraad gegaan,
sprak^ hij er niet van P"
«Waarvan p"
«Lieve God, dit ligt immers voor de hand
«II ut, mejuffrouw 'f'
»Ciij weet toch, hoezeer de geldmiddelen der Therstappens
achteruitgegaan zijn zeide zij met gedempte stem. «De oude
lecr had geen vroolijk uur meer, en de twist met de generaals-
uwe bracht hem den genadeslag toe."
»-Ieh wat, zoo erg was het niet
"Lat weet ik beter. De oude heer had zijn toestemming
pegeven tot de verloving zijner dochter met den assessor von
IQaar mevrouw wilde niet, en wat die niet wil, dat ge-
urt ook nietzij mag wel andere dingen «dragonder" noe-
V'j *s ze^ve een eerste dragonder."
«Nu, en wat verder?" vroeg Schlaumann, ongeduldig op
JQ snuifdoos kloppende.
«JJan kan men wel begrijpen, dat den ouden heer het leven
en een kwelling geworden is. Is u dan den plotselingen
niet verdacht voorgekomen Hij gaat gezond en wel uit
en wordt eenige uren later als een lijk tehuis gebracht
«Een beroerte, mejuffrouw
I erkelijk fluisterde zij, en hare oogen werden steeds
pmoter. «Men moet in zijn hand een klein fleschje gevonden
wn, begrijpt gij
ie heeft u dat vozend vroeg Schlaumann, de wenk-
®*en fronsende.
at mag ik niet verraden, en ik zeg het u ook alleen
r. °"der het zegel van geheimhouding. Ik kan niet voor de
rheid der geschiedenis instaan, en de lui van daarboven
ten Wel alles doen, om het geheim te houden. Lieve God,
js zeer treurig
*J man I^buis r" viel Schlaumann haar in de rede.
aj maar met dien kan men over zoo iets niet praten, hij
dat we geen smokkelaars zijn! Foei, smokkelaars! Nu ja,
geen smokkelaars zooals die booswichten en uitvaagsels
van 't menschdom, die daar bij nacht en ontijden met
zakken zout op den rug ongemerkt over de grenzen trach
ten te komen, om eenige centen te verdienendie daaren
boven gewapend zijn en er geen gewetenszaak van maken,
om een kogel op een kommies af te zenden. We zijn niet
van die luidjes met blauwe kielen aan, die dikwijls van
voren en van achteren een bult hebben, die uw medelijden
kunnen opwekken, wanneer gij namenlijk in de meening
verkeert, dat ze met die wanstaltigheden geboren zijn of
dat het werkelijk een lichaamsgebrek is, maar dien nog
bij slot van rekening doen glimlachen, wanneer gij ver
neemt, dat die soi-disant bulten niet anders zijn dan blazen,
opgevuld met spiritus, dien zij over de grenzen willen
smokkelen. Neenzulke ondieren zijn wij nietWij zijn
hoosst fatsoenlijke lieden, meestal reizigers 1ste en 2de
klasse. Toch zijn er heeren en dames, die op de vraag
van den ambtenaar, of ze niets te declareeren hebben, met
kalmen oogopslag hebben geantwoordneen en die even
wel overtuigd zijn, dat er onder in die koffers en valiezen
nog wel 't een en ander schuilt, dat niet in den haak is.
Goud- en zilverwerken, waarvan invoerrechten moeten wor
den voldaan en die men weghoudt, omdat ze dan ophouden
goedkoop te zijn. Mijnheer A. stopt zijn flesch met elixer
de Spa weg, want de belasting is fameus hoog en zijn
vrouw heeft de kant, die ze in Brussel kocht, handig weg
gemoffeld en 't argusoog der ambtenaren ziet ze niet.
't Is inderdaad een vermakelijke komedie. Bijna twee
honderd koffers worden daar in de zaal gebracht; en de
groote bank of tafel in den vorm van een hoefijzer kan
ze niet torschen. Wat een gesjouw met die zware koffers
Die arme kerels kunnen ze bijna niet meer houden en
ze smakken ze dan ook maar onbarmhartig neer. De res
pectieve eigenaars plaatsen zich er achter en't gelijkt veel
op een markt, waar ieder zijn waren wil uitstallen en aan
den man brengen. Wat een enorm personeel is er noodig,
om dien inhoud te controleeren. Juist daar zit de knoop.
geloofde het niet, nu zal hij wel anders oordeelen, wanneer
hij verneemt, dat de doctor naar boven is gegaan. Al is die
jonge man ook nog geen doctor, hij heeft toch in de medicijnen
gestudeerd, en een arme slokker, als hij, doet voor eenige
stuivers allesdie zal nu goeden raad moeten geven, hoe de
zaak het best in den doofpot gestopt kan worden."
«Ik kom bij u," zeide Schlaumann, het venster sluitende,
en eenige minuten later trad hij de woning binnen, in welke
de agent Gosebrink en diens vrouw op hein wachtten.
«Ik moet u voor het volgend kwartaal de huur opzeggen,"
zeide hij op zijne hardvochtige wijze, zonder te letten op de
verwarring, die zijne woorden deden ontstaan, «ik kan en mag
niet langer dulden, dat de booze tong uwer vrouw alle bewo
ners van dit huis tegen elkander in liet harnas jaagt."
«De booze tong mijner vrouw stoof de agent driftig op.
«Mijnheer bedenk, wat gij zegt!"
«Het staat u vrij, mij aan te klagen, wanneer gij in mijne
woorden een beleediging ziet," ging hij voort, «beter ware het
wanneer gij uw vrouw den raad wildet geven, vooraf te denken
over hetgeen zij wil zeggen."
«Nu, wat hebt gij dan weder gezegd wendde de agent zich
tot zijne vrouw, die den onder—huisbaas met toornige blikken
aanzag.
«Niets meer, dan dat de geheimraad Thcrstappen geen na
tuurlijken dood moet zijn gestorven," antwoordde zij norsch.
«En het is mijn vaste overtuiging die mijnheer Schlaumann
alleen bestrijdt, omdat hij de geschiedenis moet helpen geheim
houden
«Die ik bestrijd, omdat het eene grove leugen is?" zeide
Schlaumann met nadruk. «Om op de eer van een algemeen
geacht man na zijn dood nog een siuet te werpen en dat alleen
uit zucht tot babbelen -—
«Mijnheer, scheer u weg!" riep de agent. «Gij hebt het
recht, mij de huur op te zeggen, maar gij hebt niet het recht
met uwe bekende grofheid mijne vrouw te beleedigen Ik kan
overal een woning vinden en ik ben zeer blijde, van uwe
spionnnge bevrijd tó worden Gij zit als een echte kettinghond
bij het veuster en slaat alles gade, wat er uit- en ingaat.
Scheer u weg, zoolang ik hier woon, ben ik alleen heer en
meester in deze kamers
Mooi, mooi," antwoordde Schlaumann, «gij hebt de opzeg
ging aangenomen, dat is alles, wat ik verlang. En gij mejuf
frouw, zult mij, naar ik hoop, in het vervolg wel willen ver-
schooncn van uwe hatelijkheden."
Zonder een antwoord W te wachten ging hij heen, en een
tevreden lachje zweefde er om zijne lippen, toen hij naar zijne
woning terugkeerde.
Dat personeel zou er noodig zijn, maar 't is er niet!
Er zijn in verhouding maar zeer weinig ambtenaren. En
wat is nu 't onvermijdelijk gevolg? Vooreerst, dat ieder
zich verdringt en vraagt en roept, om toch geholpen te
worden, en dat eindelijk de ambtenaren er maar een slag
in slaan en, zonder den inhoud te hebben geïnspecteerd,
de hand opheffen en het krijt op de koffers nederdaalt, om
't gewichtige merkteeken er op te plaatsen, waardoor men
gerechtigd is, om zijn bagage andermaal op de schouders
en ruggen der menschelijke lastdieren te doen laden en ze
naar den trein te laten verhuizen, waarin gij zelf ook
wederom uwe plaats inneemt, hartelijk verlangende om
nu maar verder te komen en thuis te zijn!
Veiocheidene van die reizigers hebben maar een bagatel
aan de schatkist onthouden, maar veel kleintjes maken
één groot. Kortom, wie dienaangaande meer wil weten,
zoeke slechts op, wat de bekende Benjamin Franklin hier
over zegt.
Als de paarden den stal ruiken, loopen ze des te harder,
maar op locomotief en trein is dit niet van toopassing.
Integendeel komt het ons dikwijls voor, dat de slakkengang
begonnen is, en alleen, omdat er dan op eens zoo'n sterk
verlangen naar de heimat bij ons opkomt. Eindelijk zijn
we aan 't einde van de geduldsproef en daar zien we de
torens onzer woonplaats en welbekende plekjes en zelfs
personen ontmoeten we, en 't is, als verbaast het ons, dat
er niets veranderd is. We waren dwaas genoeg, om die
enkele dagen afzijns als even zoovele weken te beschouwen
Nu wacht ons 't heerlijk genot van 't wederzien Al heeft
men nu juist geen gevaar geloopen om door halsbrekende
beklimmingen het leven te verliezen, toch weet men bij
ondervinding, dat er in korten tijd voel kan gebeuren, en
dankbaar en blijde erkent men 't geluk, wanneer men de
achtergeblevene huisgenooten, zelfs met inbegrip van de
vierpootigen, in welstand mag ontmoeten, en al staat het
woord welkom niet met gouden letters boven de deur,
men leest het niet minder in de blikken.
Nu worden we met vragen als overstelpt en niets is
XVI.
De zoons der generaalsweduwe hadden den geheimraad
Therstappen de laatste eer bewezen, zij keerden in ernstige
stemming van de begraafplaats terug. De oude bediende deelde
hen met fluisterende stem mede, dat de weduwe zich een half
uur geleden bij mevrouw, hun mama, had laten aandienen;
doch niet was ontvangen geworden.
«Dat gaat toch te ver," zeide Friedrich geërgerd, toen zij
het atelier waren binnen getreden, „ik begrijp mama niet."
«Zij vreest in mijne verloving te moeten toestemmen, wan
neer zij de hand der verzoening aanneemt," antwoordde Ar-
thur bitter.
„En zij bedenkt daarbij niet, dat hare stijfhoofdigheid den
vrede en het geluk van ons huis voor altijd vernietigen zal,"
voegde Alfred er met dezelfde bitterheid aan toe.
ï)e majoor had helm en degen afgelegd; hij doormat met
groote schreden, het vertrek en bleef toen staan voor Kaatje's
portret, dat op den ezel stond.
«Wat u betreft, Alfred, gij hebt zelve dezen strijd doen
ontstaan," zeide hij met zacht verwijt, «gij liadt dien kunnen
vermijden
«Zoudt gij er voor terug gedeinsd zijn, wanneer dit heerlijke
meisje u bemind had viel Alfred hem in de re,de. 1 'e stem
van het hart is de stem van het noodlot, zeide de dichter,
en hij heeft gelijknu moet ook mijn lot vervuld worden.
Ik zal mama nog eenmaal om hare toestemming smeeken
weigert zij die andermaal, dan sla ik mijn atelier onder een
ander dak op, om alsdan het woord in te lossen, dat ik der
geliefde verpand heb."
«Maar dan zal u moeder's zegen ontbreken!" antwoordde de
majoor ernstig. «Ik weet toch niet, of ik onder zulke omstan
digheden, wel een huwelijk zou sluiten."
«En wat heeft mama's zegen uw huwelijk gebaat.'" vroeg
Alfred ironisch. «Heeft hij u geluk gebracht?"
«Ik klaag niet.
«Ik weet dit, doch ik weet ook, dat gij het verwachte gehik
niet gevonden hebt."
«Spreek gij eens met mama, Friedrich," verzocht de assessor,
«ik ga nu naar Hedwig en hare moeder. Gelijk Alfred denkt,
zoo denk ik er ook over; mijne aanstelling tot rechter heb ik
in de zak, het is mijn vast besluit, over een half jaar te trou
wen."
Hij ging heen; de majoor keek een poos nadenkend voor
zich uit, daarna liep hij voor den spiegel en streek zi,n haar