Donderdag1, 35 September 1887.
31ste Jaargang. Ho. 2124.
Terug in 't Vaderland.
IN HET ACHTERHUIS.
Uitgever: J. WINKEL,
lliircau: MHM-ifc.M. Laan, IL 5.
(o)
De bedriegers bedrogen.
SCHAGER
AlltlEEl Hl
MANT.
rtcntie-
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Dij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per poat f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENHÊN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meerfO.lB
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
SLOT.
Dat alles is waar, maar laat ons vooral niet vergeten,
dat we dat bewonderen op eenen prachtigen zomerdag,
terwijl 't landschap zijn schoonsto gewaad heeft aangetrok
ken en er daarenboven over dat alles een waas van nieuw
heid en frischheid ligt verspreid, dat onwillekeurig moet
boeien en aantrekken. Wie in eene straat woont, waarin
niets dan weiland met sloten doorsneden en hier en daar
een enkele boom te zien is, wordt getroffen door het onge
woon schouwspel, dat een bergachtige landstreek hem aan
biedt en hij vindt dit laatste veel schooner dan het zijne.
Nu is het volstrekt niet onmogelijk, dat hij, die in die
bergstreken is geboren en opgevoed, dezelfde gewaarwor
ding van verbazing zou ondervinden, wanneer hij in onze
landouwen werd overgebracht en dat het liefelijke en
vriendelijke van onze landschappen, ook al weer door de
nieuwheid iets bekoorlijks voor hem had. En dat is niet
alleen mogelijk, maar zelfs zeker. Daarvoor strekken tot
bewijs de veelvuldige landschapstudies, die door buitenland-
sche schilders in ons landje gecnaakt worden. Dus is er
dan toch bij ons ook nog iets schoons te vinden?
Ieder, die geen vreemdeling is in zijn eigen land en er
zijn er, helaasmaar al te veel, op wie die benaming kan
worden toegepast, weet, dat er in ons vaderland menig
verrukkelijk plekje te vinden is, al is 't dan ook op kleiner
schaal. Wie per tram van uit den zoogenaamden achter
hoek, te beginnen bij Terborg een uitstapje maakt naar
Utrecht, en zoodoende een aanzienlijk gedeelte van twee
schoone provinciën bezoekt; wie een kijkje gaat nemen
op 'tLoo en zijne omgeving; wie naar Nijmegen gaat en
van daar naar 't liefelijke Beek, waar bij een voorsmaak
Roman van E. A. KOENIG.
33.
XVII.
„Voortreffelijk!' zeide Würfel, vergenoegd de handen wrij-
,ende, „morgen zet ik den vrek den duim op den keel; wie het
ffleeste betaalt, heeft mij. Wanneer de schurk mij nu weder
deur wijst, dan werp ik mij den doctor in de armen; hij
*1 dan ook nog andere dingen vernemen, die mij zijn dank
posten verzekeren.'
Zijne plannen overdenkende, wandelde bij nog langen tijd
kamer op en neder, alvorens hij zich op zijn harde leger
bede wierp en den volgenden morgen, dadelijk na bet ont
ij» ..begaf hij zich naar de marktplaats.
Hij had de straat reeds bereikt, waar Hubert Katernberg
•oonde, toen hij eensklaps, dicht voor zich uit, de vrouw van
"oo slotenmaker zag, die naar betzelfde doel scheen te stevenen.
betroffen bleef hij staan; het viel hem niet moeielijk, zich
111 de menigte, die zich in de straat bevond, te onttrekken
nieuwsgierige blikken.
et wijf zag verscheidene malen om; Koenraad Würfel nam
en r°0dachtigen cilinderhoed af, die hem misschien had kunnen
den en verschool zich zooveel mogelijk tusschen de rne-
Pri zonder evenwel de vrouw uit het oog te verliezen.
'J 2ag haar het huis van den armverzorger binnen gaan;
Bioest hij wachten, tot zij het weder verbet.
W3S fl lllflollilr rl O 4- nn V> nm lio.l i-Afron ar
nu
Wt ^Biddijk, dat zij hem bedrogen en de papieren
B hem om wilden verkoopen!
I^pïsschien bracht zij hem nu wel de papieren; misschien
rtj reeds de voorwaarde vervuld, die verbonden was aan
t W°'rf°?n^n^ ^er
jjji i -j tandenknarste van woede, toen hij aan deze moge-
^^Bid dacht. Zelfs kwam de gedachte bij hem op, ook het
Ka i'nnen te gaan en beiden te dreigen met de wraak van
[^ftéarl mtrikaan' maar daartoe had hij niet den moed, en ook
y e daardoor alles te bederven.
ntkr UWiSchun^ was toch veel te slim> om de PaPiercn den
»aten zien, voor zij het met hem over den prijs eens
en dit laatste was, met het oog op de heb-
s ji 61 Beide partijen, nog zoo spoedig niet geschied.
*eder S€n V(d uur verstreken, toen het wijf eindelijk
de straat kwam; Koenraad Würfel zag duidelijk de
Zii j nitdmkking van haar gelaat.
hiioo' J s ^aar doel bereiktZij deed op de markt eenige
en sloeg toen den weg in naar huis; Würfel wachtte
erlangt van Duitschland wie 't eiland Walcheren niet over
slaat en gehoor geeft aan de steeds luider en luider klin
kende roepstem van Valkenburgwie dit alles doet, zal
zich tijd noch geld beklagen, en naar waarheid erkennen,
dat er in Nederland nog veel natuurschoon te zien en te
genieten valt.
Moet men dus niet naar 't buitenland gaan, erkennende,
dat er in ons eigen land stof genoeg is? Volstrekt niet.
Behalve 't aangename, dat er aan het zien van geheel andere
plaatsen verbonden is, heeft het daarenboven een zeer
groot nut.
Het kan ons stemmen tot dankbaarheid, tot erkenning
van 't vele goeds, dat wo in ons land genieten. Klaagliederen
zijn aan de orde van den dag; dat weten wij, maar zij,
die zoo over armoede en geringe verdiensten klagen, moes
ten eens een kijkje nemen in zoo menig dorp in 't buiten
land, dat er op een plaatje, o zoo prachtig en schilder
achtig uitziet, maar waarin zeer dikwijls een armoede
heerscht, waarvan wij ons geene voorsteling kunnen maken.
Menige boer, die hier klaagt, zou zich een groot heer
noemen, wanneer hij zoo menige armzalige boerenwoning
binnentrad en zag, dat deze heele rijkdom van den bewoner
uit een paar, och zoo magere koebeestjes bestaat, met
welke de kinderen bijna den geheelen dag langs den
weg loopen, om hun een karig voedsel te verschaffen en
wanneer hij dan een kijkje nam in den stal of in de woning,
dan zou hij de zijne daarvoor nog niet gaarne willen ruilen.
Zijne vrouw zou zich zekerlijk ergeren over de morsigheid, die
daar gewoonlijk heerscht en wanneer men in 't algemeen
ziet op welke ruwe, armoedige wijze de steenen, die de
bergen opleveren, dikwijls zonder gefatsoeneerd te zijn, zoo
maar op elkander zijn gevoegd en met; eene soort van
kalk bestreken wanneer men de gezellige manier ziet,
waarop 't varken als een huisgenoot daar omgaat en 't in
wendige in staat is, om ons medelijden op te wekken, nu 't
tot zij in een zijstraat was verdwenen; daarna trad hij het huis
van den armverzorger binnen.
Johanna stond achter de toonbank, toen Würfel binnentrad
greep zij de el en wees naar de deur.
„Er uitzeide zij barsch.
„Holla, waant gij u zoo veilig?' spotte hij.
„Wanneer gij niet oogenblikkelijk gaat, laat ik de politie
roepen
„En wanneer gij mij hier niet aan het woord laat komen,
dan ga ik zelve naar de politie
„Wat is er te doen?' vroeg Katernberg, die in dit oogen-
blik in de deur van zijn kantoor verscheen. „He, zijt gij er
weder? Ik heb u toch duidelijk genoeg gezegd, dat ik met
u niets te maken wil hebben. Toon mij eerst de papieren, met
welke gij mij dreigt. Gij hebt ze niet eens; de een of andere
schurk heeft u wijs gemaakt, dat ze bestaandaarop bouwt
gij nu uwe pogingen tot afzetterij, die u zelfs in het tuchthuis
kunnen brengen.'
„Nu, dat moet ik zeggen, gij hebt den koop met vrouw
Schunk verwonderlijk snel gesloten,' spotte de schrijver, die
zijn woede slechts met moeite kon bedwingen. „Maar geloof
daarom niet, dat nu voor u alle gevaar bezworen is; ik zal er
voor zorgen, dat gij naast het wijt komt op de bank der aan
geklaagden. Ik weet zeer nauwkeurig, aan wien het pleegkind
van vrouw Schunk behoort; die geschiedenis zal u den hals
breken.'
De magere man was van schrik ineengekrompen; hij greep
met de hand naar zijn witten halsdoek en wisselde met zijn
zuster een vragenden blik.
„Laat den vagebond er uit gooien,* zeide zij koel. „Wat hij
daar bazelt van "een kind, begrijp ik niet; dat is allemaal zot
teklap."
„Natuurlijk,* zeide Katernberg, „omdat ik mij als armver
zorger over een wees ontfermd heb
„Het kind is geen wees,* viel Würfel hem in de rede, „de
vader leeft nog en deze vader is uw eigen broeder, dien gij
voor een aanzienlijk bedrag hebt afgezet. Wilt gij nog langer
van zotteklap spreken
Het gezicht van den armverzorger was nog valer geworden.
„Leugenaar!" riep hij uit. „Ga en vraag vrouw Schunk naar
de ouders van dat kind, maar laat mij vrij van uwe dwaas
heden Scheer u weg en waag het niet, nog weder dit huis
te betreden, mijn geduld is uit en ik zal u niet langer ont
zien.''
Koenraad Würfel had het hoofd trots in den nek geworpen;
een besliste trek teekende zich om zijn mond.
„Is dat nw laatste woord?" vroeg hij.
„Mijn laatste! Doet, wat gij wilt; van mij ontvangt gij geen
centMaar neem n in acht en houd uw tong in bedwang; gij
staat onder het toezicht der politie en het kost mij slechts een
nog zomer iswanneer we dan bedenken, hoe 't daar ge
steld moet zijn in den barren winter, wanneer de sneeuw
voeten hoog ligt, en dikwijls de gemeenschap met de om
liggende dorpen is afgesnedenwanneer men dat alles
bedenkt, dan begint men een ander denkbeeld van het
land zijner inwoning te krijgen en men erkect vele wel
daden, die men vroeger in den gewonen gang der zaken
niet heeft gewaardeerd.
Wanneer men eenigen tijd in 't buitenland doorbrengt
en meer doet dan alleen de schoone natuur te beschouwen;
wanneer men zich de moeite geeft, om op de hoogte te
komen van de maatschappelijke toestanden, dan is er daaren
boven nog veel dat ons noopt tot de erkenning, dat wij
't in ons landje nog waarlijk zoo kwaad niet hebben, en
wij, betrekkelijk genomen, meer de vrijheid genieten dan
de bewoners dier landen, waar alles op bijna militaire wijze
wordt behandeld en er daardoor meer dwang heerscht dan
bij ons.. Onderzoek daar eens naar de bezoldigingen van
onderscheidene ambtenaren en da vergelijking zal ten voor-
deele van ons uitvallen en somtijds begrijpt gij niet, hoe
men daarmede rond moet komen.
Eene nadere beschouwing zal u den totaal-indruk geven,
dat er niettegenstaande de alledaagsclie klachten, bij ons
toch nog meer welvaart heerscht, maar tevens zal men
daar nog menige les kunnen opdoen. Wanneer hier dan
gedurig wordt geklaagd door de behoeftigor, waarom dan niet
nog meer middelen aangegrepen, om de inkomsten te ver
meerderen? Al belragen die verdiensten niet altijd guldens,
't komt er niet op aan, honderd centen maken ook éénen
gulden. Om uit vele voorbeelden er maar één op te noemen.
Wat doet men in ons land met de gewone of zoogenaamde
wilde kastanje Zoo verre mij bewust is, doet men er niets
anders mede, dan dat de kinders ze afslaan en bewaren,
in 't eerst om de mooie, glanzige vracht te bezitten en
er later meê te spelen.
enkel woord, en gij zit weder achter slot en grendel."
Koenraad Würfel zag in, dat hier niets meer te halen was;
de armverzorger had zijn zaken gedaan met het wijf en mis
schien wel reeds de papieren vernietigd.
„Gij zult het berouwen," zeide hij op dreigenden toon, en
daar men hem geen antwoord gaf, verwijderde hij zich, om nu
een eerlijk bondgenootschap te sluiten met den doctor.
„Het schijnt mij toe, dat die kerel meer weet, dan ons lief
kan zijn," zeide Katernberg op beslisten toon tot zijn zuster
Johanna. „Wanneer hij wist, dat onze broeder hier is
„Wat vreest gij nog viel Johanna hem in de rede. „Het
wijf brengt ons heden avond de papieren, betaal haar het geld
niet eerder, dan gij er u van overtuigd hebt, dat er geen do
cument ontbreekt; daarna vernietigt gij alles. Zij zal met haar
man vertrekken en het kind raedenemen, dat is nog beter en
veiliger, dan wanneer het kind hier begraven moest worden,
en zoo zij het niet bekent, wie wil ons dan bewijzen, dat dit
meisje Jakobs dochter is De overeenkomst, die gij met het
wijf getroffen hebt, zet alle vrees en bezorgdheid ter zijde.»
„Maar zij kost geld, veel geld viel bij haar met een zucht
in de rede.
„Zonder offer ging het nu eenmaal nietJakob zal n het
kapitaal laten en later erven wij zijn geheele vermogen; mij
dunkt, deze schadeloosstelling is voldoende.'
„Gelooft gij aan de oprechtheid zijner vriendschap?" vroeg
hij met een loerenden blik, terwijl hij in zenuwachtige onrust
aan zijn halsdoek trok.
„Zeker bevestigde Johanna, „waarom zou zij niet oprecht
zijn? Koesterde hij nog wantrouwen jegens ons, dan zou hij
wel op een afstand blijven, maar hij is juist uit eigen bewe
ging weder naar ons toegekomen."
„Er ligt in zijn houding en zijn spraak iets gedwongens
„Haal u geen noodeloozc zorg op den hals; zijn de menschen
met het kind morgen voort en de papieren vernietigd, dan
is er niets ineer te vreezen;" zeide Johanna op vertrouwen iu-
boezemenden toon, en blijkbaar gerust gesteld keerde hij na
eenig gemompel in zijn bureau terug.
XVHL
De afrekening,
Het was namiddag geworden; Peter Schunk, die den gan-
schen dag gedronken had, zat voor zijn tafel en onder
steunde bet moede hoofd met beide armen.
Met strak ken blik keek hij naar zijne vrouw, die bedrijvig
heen en weder vloog, hare beste have bijeenzocht en deze door
elkander in een zak borg.
Het kind zat in den gewonen boek en knabbelde aan een
korst brood.