4
J
Zondag, 6 November 1387.
31ste Jaargang. No. 2139.
a*
AMSTERDAMSCHE KRONIEKT"
TOCH VERLOREN.
SCHAGER
Alicieei
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: M'lflAttBtX. Taan, O, 5.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente Scha gen.
Beken d m a k i n g.
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen
omtrent eene alhier onbeheerd gevonden koe.
Zoo nu en dan is er toch nog wel eens iets nieuws
onder de zou. Niemand zal b. v. beweren, dat de hier
volgende „motie" niet als haute nouveauté kan aangemerkt
worden:
„De vergadering, gehoord de grieven, den heer Wil
link Ketjen aangedaan door Regeering en Volksvertegen
woordiging, protesteert tegen het recht vragen aan een
uitgezocht college van schoeljes, en draagt den heer Wil
link Ketjen op, den heelen boel af te ranselen met de
hondenzweep, waarmee hij zoo dikwijls gedreigd heeft."
Werkelijk, zoo iets hoort men niet alle dagen
Maar laat ik beginnen met den lezer, door een paar
woorden, op de hoogte der feiten te brengen. De vergade
ring, aan wier oordeel de bovenstaande beminnelijke ont
boezeming onderworpen werd, is gehouden in het Amster-
damsche café „Maison Stroucken", op j.1. Woensdagavond.
Zij was bijeengekomen tengevolge van eene oproeping van
de Vereeniging „De Unie" (een zeer radicaal getinte Ver-
eeniging, ter bespreking van maatschappelijke belangen),
die den bekenden heer Willink Ketjen, naar aanleiding
van diens open brief in het Vaderland, gelegenheid wilde
geven, om zijn in dien brief gedaan beroep op het recht
vaardigheidsgevoel van het Nederlandsche volk, in eene
Roman van G. RECKE.
12.
VII.
Wederom heerschte er een poos een drukkend stilzwijgen
in het cabinet van den handelsraad.
#Onder eene voorwaarde," zeide eindelijk de handelsraad,
terwijl hij een zwakke poging deed om te glimlachen. Gij
trouwt met mijn dochter en zijt een goede schoonzoon
Artbur White lachte sarkastisch „dat wil met andere woor
den zeggen ik doe afstand van het ten mijne gunste luidende
testament ik denk, dat ik gelijk heb."
//Een testament, welks geldigheid, gelijk ik reeds vroeger
B deed opmerken, betwist kan worden," voegde de handels
raad er schouderophalende aan toe.
De Amerikaan nam een minachtende houding aan. „Goed
zo°' 8'j zijt een verduiveld sluwe knaap maar eere aan
ow doorzicht; geef mij Eugenie tot vrouw en gij zult over mij
tevreden zijn
Hij nam een trotsche houding aan en speelde met de massief
gouden ketting van zijn horloge. „Bah ik heb zelve immers
geld genoeg gij behoeft niet beangst te zijn, dat ik naar uw
dood verlang, broeder," voegde bij er schetsend aan toe, doch
rijn stem verried dat hij zich beleedigd gevoelde. „Ik denk,
dat ik u niet jn den steek zal laten, wanneer gij mij bij geval
noodig mocht hebben."
Hat was natuurlijk zonder eeuige verbindtenis gesproken,
'Baar toch blonk in de oogen van den handelsraad de gloed
er hoop. Zijn gerimpeld voorhoofd was langzamerhand glad
geworden en met een conventioneel lachje om de lippen, van
2!jn stoel opstaande, reikte hij Aithur de hand. 'fop, toege
ven, het geldtriep hij uit op een toon, gelijk hij dien
*«1 eens aansloeg bij het afsluiten van een groote zaak. „Ik
®°g heden met Eugenie spreken."
Haarmede was de zaak tusschen de beide mannen afgedaan
pa nog eenige woorden van algemeenen aard, trok Arthur
i .e zich terug, omdat hij zijn broeder niet langer van zijn
ezlgheden wilde houden, gelijk hij het uitdrukte.
loen Arthur White tegen den volgenden avond de prachtige
*°onkaruer binnentrad, vond hij Eugenie alleen aanwezig. Het
meisje zat in een leuningstoel bij den haard en het uad
f1 ten schijn, dat zij geweend bad. Bij het binnentreden van
2 oom sprong zij snel van haar stoel op en streek zij snel met den
over de oogen.
tor/Oor ik u r" vroeg arthnr op zijn gewonen vnendehjken
b en wilde zich weder onmiddellijk verwijderen.
aar als van een plotseling opgekomen besluit bezield, snelde
publieke bijeenkomst nader toe te lichten. En in die ver
gadering nu, werd door den socialist Van der Stadt, ten
aanhoore van een zeer talrijk publiek, een motie voorge
steld, waarin onze Regeering en Volksvertegenwoordiging
als een „uitgezocht college van schoeljes" werden gequa-
lificeerd en de heer Willink Ketjen de duidelijk uitgespro
ken opdracht ontving, om „den heelen boêl" met de hon
denzweep af te ranselen. Wanneer ik er nu nog bijvoeg,
dat die motie na de voorlezing met stormachtige bijvals-
teekenen begroet werd, dan kan men ook zonder Woens
dagavond de vergadering in Maison Stroucken te hebben
bijgewoond, tamelijk wel beoordeelen, hoe gezellig het er
toeging. Zeer jammer inderdaad. De bijeenkomst was wer
kelijk met een goed doel belegd; de mondelinge toelichting
van den verongelijkte, en de daarop te volgen gedachten-
wisseling hadden veel opheldering kunnen geven over wat
er in deze treurige zaak nog raadselachtig mocht zijn,
maar nauwelijks was de inleiding afgeloopen, of de socia
listen, die in grooten getale waren opgekomen, maakten
zich dadelijk van het debat meester en stichtten een chaos
van verwarring, die ten slotte op niets uitliep.
Voor den heer Willink Ketjen is deze afloop der ver
gadering, van welke hij zich natuurlijk veel zal hebben
voorgesteld, zeer te betreuren. Ook nu weer valt er, na
de mondelinge en met tal van officieele bescheiden ge
staafde toelichting zijner zaak, niet aan te twijfelen, dat
hij sedert het met hem voorgevallene in het laatst van
Maart '81, op zeer bedenkelijke wijze in zijne belangen
benadeeld en in zijne rechten verkort is. Dit heeft hij ook
Woensdagavond uitvoerig en duidelijk aangetoond. De moed
om ongelijk te erkennen en redres van grieven te geven,
schijnt de zaak van den hoer W. K. bewijst het op
nieuw bij sommige Nederlandsche en Nederlandsch-In-
dische autoriteiten soms slechts in zeer geringe mate aan
wezig, soms zelfs geheel afwezig te zijn. De heer Ketjen
het jonge meisje met uitgestrekte handen op hem toe. „In
tegendeel, gij zijt mij welkomik zou u wel een vraag
willen doen."
»En die is? vroeg Arthur terwijl hij naar Eugenie toeliep.
„Gij hebt gisteren bij mijn vader aanzoek gedaan om mijne
hand vroeg Eugenie op ernstigen toon.
De Amerikaan knikte met het hoofd en keek het jonge
meisje met onzekeren blik aan. „Inderdaad, ik deed dit
en gij, Eugenie
Het jonge meisje wierp met een trotsche beweging het hoofd
in den nek en keek haar tegen partij met vlammenden blik
aan. „Ik verklaar u, dat ik uw aanzoek aanneem.'
„Aha ah riep de Amerikaan verrast uit en bleef
trots zijn gewone tegenwoordigheid var, geest met open mond
staan, want op zulk een gemakkelijke overwinning had hij in
geen geval gerekend.
„Ik neem uw aanzoek aan herhaalde Eugenie met nadruk,
„dat wil zeggen," voegde zij er eensklaps aan toe, „wanneer
gr mijne hand nog zult aannemen, nadat ik u iets heb mede
gedeeld.'1'
„Dat is geen vraag," bracht Arthur White voorzichtig in
het midden, terwijl hij de hand van het schoone meisje grijpen
en die galant aan zijne lippen brengen wilde.
Met eene onstuimige beweging ontrukte Eugenie hem haar
kleine, blanke hand. „Nu, hoor mij eerst aan," zeide zij met
van ontroering bevende stem. „Het is de wil van mijn vader,
dat ik uw vrouw word, ofschoon gij veel beter mijn vader kon-
det zijn val mij niet in de rede," voegde zij er bits aan
toe, toen de Amerikaan haar hierop wilde antwoorden. „Het is
alleen de vraag, of gij bij uw aanzoek blijft volharden, wan
neer ik u zeg, dat ik een ander lief beb gij kent mijn
verloofde zeg nu zelve, of ik naast hem nog een ander
kan liethebben."
Hare stem klonk nu weemoedig en elk ander zou geroerd
geworden zijn door de diepe smart, welke er uit hare woor
den sprak maar Arthur White had voor dat alles slechts een
koel glimlachje.
„Bahdat zal wel gaan, mijne schoone Eugenie," zeide
hij, terwijl hij met plompe onbescheidenheid naar hare hand
greep. „Ik verlang niet overmatig veel van mijne vrouw
het bewustzijn, dat gij mij toebehoort, zou mij gelukkig ma
ken.'
Het donker rood van den toorn kleurde Eugenie's gelaat.
„En wauneer ik u zeg, dat ik u zou haten en verachten,
wanneer gij desniettegenstaande bleeft eischen, mij tut vrouw
te hebben Zoudt gij mij dan nog willen dwingen
Het gelaat van den Amerikaan was lijkkleurig geworden,
evenals ^in het oogenblik, waarin men hem den gepleegden
moord mededeelde. „Ik ik," zeide hij stotterend.
„Gij bemint mij niet, dat kan onmogelijk waar zijn gij
althans, die op onrechtvaardige gror.den gestraft en even
onrechtvaardig, hoewel „eervol" ontslagen is, kon noch bij
de Tweede Kamer, noch bij den Minister van Koloniën,
noch bij de andere autoriteiten gehoor krijgen. Daarom
had hij met blijdschap deze gelegenheid aangegrepen, om
een bercep op het Volksgeweten te doen en daardoor een
gerechtelijk onderzoek zijner zaak uit te lokken. In dien
geest had het Bestuur der Unie dan ook een motie voor
gesteld „De openbare volksvergadering, op 2 November
1887 in Maison Stroucken bijeengekomen, noodigt het
Bestuur der Unie uit, zich tot de Regeering en de Volks
vertegenwoordiging te wenden, met het verzoek, aan den
herhaaldelijk uitgesproken wensch van den heer Willink
Ketjen, om een nieuw onderzoek van zijne grieven, gehoor
te geven."
Zoodra die motie was afgelezen, volgde er geen be
spreking, maar stond er een gewezen geëmployeerde van de
Marine op, die mede over verongelijking van de zijde der
Regeering te klagen had en haar nu uitmaakte voor al
wat leelijk was. In zeer heftige en verbitterde bewoordin
gen, waarbij hij de „schurkachtige regeering" o. a. bij een
nietswaardig „zoodje oudroest" vergeleek, gaf de man lucht
aan zijn blijkbaar overkropt gemoedmaar de zaak van
kapitein Ketjen roerde hij zelfs in de verte niet aan. Dat
hij niettemin levendig werd toegejuicht, bewees al dadelijk,
welken loop de bijeenkomst zou nemen: de socialisten
wilden er gebruik van maken, als een welkome gelegenheid
om hun lust tot razen en schelden bot te vieren. En dat
hobben zij dan ook in ruime mate gedaan, gelijk men uit
de hierboven gecopieerde motie- van der Stadt kan opma
ken. Ieder kwam met zijn grieven aandragen en bereed
zijn eigenaardig stokpaardje, zonder dat het mogelijk was
eenige orde in de „discussiën" te brengen. En evenmin
was er, toen men uiteenging, eenig practisch resultaat te
constateeren. Van de bestuurs-motie wilden de aanwezigen
kent inij eerst sedert enkele weken 1" riep Eugenie hartstoch
telijk uit.
Voor haren vurigen blik sloeg Arthur White de oogen neder.
Zijn voorhoofd was van rimpels doorploegd en zijn gelaat voor
spelde niet veel goeds. „Ik denk, dat dit een zonderlinge lief
desverklaring is," meende hij toen sarkatisch, het daarbij angst
vallig vermijdende, den blik van het jonge meisje te ontmoe
ten. „Ik heb uw vader dit voorstel gedaan, omdat ik het voor
ons beiden het beste achtte Gij weet misschien, dat ik
anders met uw vader een klein verschil moet regelen," voeg
de hij er aan toe, terwijl hij een loerenden blik wierp op het
arme meisje.
Eugenie was doodsbleek geworden. „Ja, ik weet het," zeide
zij, „gij kunt n/ijn vader het grootste gedeelte van zijn ver
mogen ontnemen waaraan zijn hart hangt maar het zou
niet edelmoedig van u zijn, dit te doen.'
Nu deed de Amerikaan een hatelijk gelach hooren. „Dat
zijn holklinkende woorden, schoone jonkvrouw," zeide hij min
achtend. »Ik denk, dat edelmoedigheid niet in mijn woorden
boek staat intusschen zult gij wel weten, wat gij hebt
te doen en ik nu hij haalde de schou
ders op en wierp haar een veelzeggenden blik toe, „ik neem
mijn besluit dan naar uw besluit een schoone vrouw
is goed, maar geld misschien nog beter."
Eugenie huiverde voor de cynische ruwheid van zijn karak
ter, dewelke duidelijk geopenbaard werd in zijne woorden.
Zij vouwde de handen over de borst en haalde rooeielijk adem.
„En gij zult bij uw wensch volharden, zelfs wanneer harten
daardoor gebroken kunnen worden riep zij jammerend uit.
In de kamer was het intusschen volkomen donker gewor
den, het vuur in den haard wierp een geelachtig rooden schijn
op het duivelachtige gelaat van deu Amerikaan „Het mag in
uw land de gewoonte" zijn, dat harten breken," voegde hij haar
schouderophalend toe, „bij ons kennen wij dat artikel niet
maar ik ben te galant, om ook maar in het minst eenigen
dwaDg te willen uitoefenen op een jonge dame, vooral wan
neer zij schoon en begeerenswaard is de beslissing be
rust dus geheel en al bij u."
Eugenie baalde diep adem. „Dus geen gftn uitweg f'
kreet zij en drukte de linkerhand tegen haar liart.
Voor een oogenblik heerschte er diepe stilte in het vertrek.
„Ik moet aan uw verlangen toegeven,* zeide zij eindelijk
op gerekten toon, „ik neem uw aanzoek aan.'
De Amerikaan vatte nu haar hand en bracht die galant aan
zijne lippen; maar toen Eugenie de koude, bloedelooze lippen
op bare hand voelde, rukte zij huiverend hare hand los.
„Maar verlaDg niets meer van mij,* riep zij weeklagend uit.
„ik kau u niets". niets geven, dan haat en verachting!"
Arthur White had zijn gelaat van het schijnsel van het
haardvuur afgewend, zoodat het jonge meisje den duivelach-
m