Donderdag, 19 Januari 188B. 31ste Jaargang. Ho. 2160 VOORUIT. NATIONALE MILITIE. KENNISGEVING. TOCH VERLOREN. KIEZERS LI JSTE N. Uitgever: J. WINKEL. Hiircau: SCII.lOIiSv laan, D, 5. Gemeente Scha gen, Bekendmaking. Wordt Vervolgd. SEHAGER 11161» 6 e i lm-, DRAAIT. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.1S Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen omtrent een alhier gevonden portemonnaie met eeiiig- geld. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen Brengen, ter voldoening aan de derde alinea van Art. 26 der Wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), ter kennisse van de belanghebben den, dat het overeenkomstig Art. 25 dier Wet afgesloten In- sehrijvings—Kegister van 1887, voor de lichting 1888, met de daaruit opgemaakte alphabetische naamlijst, op heden tejSecre- tarie der Gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd tot en met den 21en dezer maand van des morgens 9 tot des na middags 4 ure. Scbagen, den 13en Januari 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. Roman van G. RECKE. XVII. Terwijl Sabine nog luisterde naar het rumoer van buiten, voelde zij zich eensklaps door den zieke bij den arm gevat. „Daar, daar," stamelde hij en staarde met zijne doffe oogen in het ledige. „Zie, daar, in dien hoek „Mijn God, vader, wat deert u? Ik zie niets." „Daar, daar," riep de oude angstig uit. „De man met het bloedige hoofd en den steek in het hart; dood en duivel, jaag hem weg; ik, ik kan hem niet zien." Sabine huiverde, want zij vermoedde den samenhang zijner wartaal zeer goed; maar in het volgende oogenblik wendde de zieke zich reeds van haar af en staarde met gespannen gelaats trekken naar den hoek. y,De de schurk," steunde hij, gij begrijpt mij wel, hij heeft mij schandelijk behandeldtoen hij zag, dat de oude pikbroek een lek had, wendde hij zich snood van mij af de duivel betale het hem maar het is waar, hij is een voornaam heer, hij lacht om zulk een kerel, als ik ben." Het scheen Sabine onedel toe, den haat van den ouden man aan te wakkeren, temeer daar hem blijkbaar nog maar einige oogenblikken waren beschoren, om zich met den hemel te verzoenenmaar hare bedenkingen werden verdrongen door het verlangec, om den stervenden vader nog te hooren be vestigen, wat haar hart reeds lang wist. „Arthur White zal gelukkig zijn en tot aan zijn dood nog velen ongelukkig ma ken, zeide zij daarom met hare welluidende stem, terwijl zij den blik streng op het gelaat van haar vader hield gericht. «Het ligt. alleen aan n, uw lot te veranderen. „Bij mij alleen, aan mij alleen?" vroeg de oude man en keek donker voor zich neder „en ik overleef werkelijk dezen nacht niet meervroeg hij toen eensklaps, als om zich nogmaals te vergewissen. Een stom hoofdschudden was alles, wat het jonge meisje hierop antwoordde. „In duivelsnaam, dan staat de schipbreuk voor de deur;" bromde de matroos, „maar wanneer ik zout water moet slik- zaJ rïie schurk zich niet in weelde baden; kom daarom Cq k m^n bitten, ik heb u iets mede te deelen." oabme vertrouwde haar ooren niet, maar snel schoof zij haar s oei dichter bij en hield het oor dicht aan liaar's vaders mond. Eensklaps scheen de oude zich weder te bedenken. „Maar wanneer ik het u alleen zeg, zal niemand het gelooven," bracht ij in liet midden, „haal den geestelijke of iemand, anders die k6 van 't zieleredden verstaat." i ia ,\ne °ntsteldezij begreep zeer goed wat haar vader oe e. Maar van waar in de wereld kon zij nu zoo spoedig Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter al- gemeene kennis, dat de Raad dier gemeente bij diens besluit van heden, overeenkomstig het bepaalde bij art. 230 der ge meentewet, als niet meer ten openbaren dienste bestemd heeft verklaard, eene strook gronds ter oppervlakte van 44M3, deel uitmakende van den oostelijken berm van den openbaren weg aan het gehucht „Tjaarsdorp" grenzende aan het perceel van den Heer Dirk Koning aldaar en aan dezen in ruil aftestaan. Schagen, den 18en Januari 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen ter ken nisse der belanghebbenden, dat ter voldoening aan de wet op het kiesrecht, door hen zijn vastgesteld de lijsten der kiesge rechtigden van leden voor de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal, de Provinciale Staten en voor den Gemeenteraad, alsmede van die, welke sedert de vaststelling der vorige kiezerslijsten daarvan zijn geschrapt. Dat die aan het raadhuis zijn aange plakt en bovendien van heden afgedurende veertien dagen (Zon en Feestdagen uitgezonderd), des voormiddags van 9 tot 4 uur, op het raadhuis ter inzage zullen liggen, binnen welken tijd degenen, die daartegen eenigc reclame mochten hebben, die bij ougezegeld verzoekschrift, door de vereischte bewijsstukken ge- een bode vinden, die den geestelijke zou kunnen gaan halen. Zij zelve kon toch den ouden man niet alleen laten. De arts had haar nog des middags gezegd, dat de dood eensklaps en onverwachts zou komen, zoodra hij het hart zou hebben bereikt; doch aan de andere zijde echter stond het geluk van den heimelijk door haar beminden man, ja, zijn geheele toekomst op liet spel. Zou de ontzettende misdaad, waarvan hij bijna het slachtoffer was geworden geheim blijven Daar trad plotseling, als van den hemel gezonden, de arts het vertrek binnen. Zijn weg had hem toevallig reeds vroeger hier langs gevoerd en na zich eerst overtuigd te hebben dat de zieke werkelijk den nacht niet meer zou overleven, voldeed hij aan het verlangen van de jonge zuster en begaf zich snel naar de niet ver afgelegen pastorie. Maar toch verstreek er nog wel een half uur, tot de ziel verzorger terugkeerde. Yoor Sabine waren de langzaam voort- kruipende minuten eene eeuwigheidde zieke veranderde elk oogenblik weder van wil. De vrees voor den dood en de daarop volgende vergelding streed om den bovenrang met den ruwen en trotschen aard van zijn karakter. Daar, eindelijk, als Sa bine het ergste reeds vreesde, weerklonken er voetstappen in het voorhuis en werd kort daarna de deur geopend en traden de beide mannen binnen. Nog nooit had de vrome groet van den geestelijelijke Sabine zoo getroffen als nu. „In eeuwigheid, amen" fluisterde zij diep ontroerd en liet toen den geestelijke nabij het ziekbed treden. Maar het ernstige gewaad van den geestelijke scheen den stervende ergenis te bereiden, hij stiet lasterlijke vloeken uit; eindelijk mocht het aan de liefderijke toespraken zijner dochter gelukken, hem een weinig tot bedaren te brengen, maar hij verweerde zich lief tig en beweerde dat hij geen geestelijke verlangde terwille van zijn zieleheil. „De haat drijft mij er toe," voegde hij er tot opheldering bij en begon toen zijn biecht, die ofschoon kort, toch rijk van inhoud was. In afgebroken volzinnen, deelde hij mede, hoe hij op de Atlantica als matroos had gediend. Op een der laatste terugreizen waren Arthur A\ hite en zijn reisgenoot naar Europa mede gekomen; de Ame rikaan had kennis met hem gemaakt, en hij moest het zeker op zijn voorhoofd gelezen hebben, dat hij een wakkere kerel was, die gaarne iets er bijverdienende; kortom, zij waren het voor eenige duizende guldens eens geworden, dat hij den lasti- gen reisgenoot van den Amerikaan voor goed uit den weg zou ruimeu. Reeds in Southampton waar de stoomboot had aangelegd, had hij eene poging, doch tevergeefsch gewaagd; beter was het daarna hier gegaan. Volgens afspraak had Claus Störrliagen in de nabijheid van het hotel op wacht gestaan, tot Ar thur M hite met zijn reisgenoot, oogenschijnlijk om een wan deling te maken, het hotel hadden verlaten. Daarna was hij hen zeer toevallig voorbijgegaan, nu eens hierheen, dan weder daarheen, wel uren achtereen; eindelijk was hij, geheel volgens afspraak, in eene der gewone spelonken voor zeelui, den „Vroo- lijken V alvisch geheeten, een kroeg die erop het oog nog al vrij netjes uitzag, binnengegaan. Hij had nog juist terloops gezien, hoe de reisgenoot van Arthur White aarzelde en eerst staafd, aan den Raad zullen behooren in te dienen, na verloop van welken tijd daarop geen regard meer zal kunnen worden geslagen. Gedaan le Schagen den 17 Januari 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. We schrijven een ander jaartal en wie er nog aan twij felen mocht, zal het door allerlei eigenaardige toestanden gewaar worden, dat we een nieuwe jaarkring zijn inge treden. N^mand heelt nog ooit eene zoo juiste defiintie van 't woord tijd gegeven, dat er geene aanmerking op gemaakt kon worden en nu spreek ik nog maar van het woord tijd en laat het eigenlijke wezen van den tijd nog onaangeroerd. Laat een zeker schrijver zeggen, dat tijd is eene onophoudelijk voortgezette beweging en opvolging van oogenblikken, welnu, dan gaa dit ons begrip nog verre te boven. Reeds jaren lang heeft men de grootste beloonin gen uitgeloofd aan hem, die een perpetuum-mobile zou uit vinden en meer dan eens heeft 't een of ander vindingrijk vernuft uitgeroepen: „eureka!" d. i. „ik heb't gevonden maar altijd bleek het, dat men het ware niet had gevon den en dat de beweging wel verbazend lang uit zich zeiven aanhield, maar toch na verloop van een korter of langer tijdsverloop ophield en men was wederom even vergevor derd als vroeger. Mij dunkt, dat men den tijd het ware per petuum-mobile zou kunnen noemen. Dat eeuwigdurend. op grooten aandrang van laatstgenoemde, dat lokaal was bin nen getreden. Eenmaal de spelonk binnen getreden zijnde, was Harry onredbaar verloren geweest. Het was iets zeer gewoons, dat inen lastige bloedverwanten of andere personen heimelijk tot den scheepsdienst prestte en ze laat in den nacht in beschon ken toestand aan boord van het schip sleepte. Dergelijke zaak jes zijn voor den waard meestal niet voordeelig en voor den eigenaar van den „Vroolijken Walvisch" leverde dit niet het minste voordeel op. Men had Harry eenvoudig een slaapdrank in zijn wijn gemengd en toen hij als een vleeschklomp omviel, had men hem in een donkeren hoek gesleepten hem daar la ten liggen. Hij, Claus Störrliagen was in de haven bekend, gelijk geen ander ter wereld. Tegen het krieken van den morgen, begunstigd door zware mist, had men, met behulp van den trou wen waard, den bewustelooze naar de naastbij gelegen haven in een boot gesleept en was met hem weggevaren. Daarbuiten had hij hem zorgvuldig de zakken doorzocht, maar niets gevonden omdat de voor alles zorgende waard reeds al wat van waarde was, den vreemde had ontnomen. „Het overige was spoedig geschied," eindigde de stervende met blijkbare inspanning, „het was een zwaar werk; doch ik kreeg mijn geld en moest liet doeneerst gaf ik hem een steek in de borst, toen sloeg hij de oogen op, spookachtig groot; hu hij kijkt mij nog aan, als ik er aan denk, en daarna daarna sloeg ik hem neder met een der riemen. Maar hoe snel ik ook handelde, stiet hij toch een kreet uit, de havenwachters snelden toenu was het zaak, mijn eigen leven te redden ik roeide voort als een bezetene en de honden zaten mij vlak op de hielen, maar zij snapten mij nietik kende de haven nog beter dan zij, in een oogenblik was ik verdwenen, roeide op eene onopgemerkte plaats aan land, bond de boot vast en zette het op een loopeu. Onderweg wierp ik de roode portefeuille weg, die mij de schurk, Arthur White, had gegeven, opdat men zou weteu, wie het jonge mensch eigenlijk was, zeide hij mij, en daarna nu daarna ontving ik mijn geld, gelijk afgesproken was. Maar nu houd die schurk zich benauwd en ik kan toekijken." In de diepste stilte hadden de aanwezigen de bekentenis van den verstokten zondaar aangehoord. Sabine was voor het bed op de knieën gevallen en snikte hevig, terwijl zij het doodsbleeke gelaat met de handen bedekte; liet was voor haar eene ontzettende gedachte, dat deze man haar vader was. De geestelijke drong er nu hij den stervende op aan, boete te doen en zich met den Hemel te verzoenen; maar Claus Störrhagen wilde daarvan niets weten, doch ging voort met het uitbrullen van allerlei ruwe uitdrukkingen. Hij stierf gelijk hij had geleefd, ruw en onboetvaardig en zijn uiterlijk met de wijd geopende, verstijfde oogen, en de ontzettend verwrongen gelaatstrekken, was zoo afschuwelijk, dat de geestelijke onder deze omstandigheden niet dulde, dat de dochter van den over ledene bij dit lijk alleen bleef, maar nam haar mede naar zijn eigen huis en bood haar daar voorloopig een onderkomen aan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1