Zondag, 26 Februari 1833. 31ste Jaargang. Uo. 2171. N A T I ON ALK MI L I T I E. N A T I 0 N A L E 311 L I T I E. o B* sroTFa u AMSTERDAMSCHE KRONIEK VERKOCHT! Uitgever: J. WINKEL. Iliireau: MH OEX, Laan, 5. Gemeente Scha gen. Bekend makinge n. Eerste Zitting van den Militieraad. Waarlijk alweer ijs in het water en sneeuw op de dakenDe winter heeft dit jaar iets van een apothe kersdrankje om het uur een paplepel. Anders gezegd telkens om de drie weken een stukje winter. Aan de hoeveelste editie wij nu reeds zijn, weet ik niet meer; men raakt er de kluts bij kwijt, maar stellig aan de vijfde of zesde. Best mogelijk dat de ons nu toebedeelde portie alweer verorberd is, als deze regelen het lezend publiek bereiken. Maar ondertusschen geeft het in onze stad vrij wat drukte en bemoeienis. De werklui der Amster- damsche Straatreiniging (een tak van stedelijken dienst) en der Trammaatschappij kunnen elk oogenblik gereed staan, om met schoppen en bezems den sneeuwlast op te ruimen en het verkeer vrij te maken voor voetgangers en rijtuigen. Daar verdient nu wel menige arme werkman, die niets te werken heeft, een aardig stuivertje mee, doch zij, die het werkje laten verrichten, beschouwen de zaak uit een minder phiianthropisch oogpunt. En de Amster- damsche huismoeders zijn er ook alles behalve mede inge nomen, dat de winter dezen keer zoo met horten en stooten komt. Zij merken het aan hare portemonnaies en kas boekjes. Want zoodra ligt er niet een vliesje zoo dik als een eierschil over het water, of vele leveranciers, maar vooral de groente- en turfboeren, verhoogen hunne waar in prijs („opslaan" zeggen we hier) en trachtten uit ijs en sneeuw een broodje te halen. Met de meeste hardnekkig heid verzekeren zij, dat de toevoer naar Amsterdam totaal is afgesneden, doordien de stoombooten in het ijs en de spoorwagens in de sneeuw vastzitten. Ergoalles wordt veel duurder. Nu, wat de turf aangaat, konden deze slimme vogels ditmaal wel eens gelijk hebben, want de aanhou dende oostelijke wind en het vele drijfijs in de Zuiderzee verhinderen de beurtschepen uit Overijsel en Drente om herwaarts te komen. Hieruit wordt natuurlijk dadelijk munt geslagen, en al heeft de man ook zijne zolders tot aan den nok volgestapeld liggen, toch heet het„mevrouw, al wilde ik de turf met goud betalen, ik kan ze niet meer ki ijgenik breng u hier de laatste, omdat uwe het is, ziet u, om uwe te plezieren!" Nu, elk vischt op zijn getij. Zoo ook de Amsterdamsche Sportclub, die zoodra het eerste ijsnaaldje weer door het water schoot, dadelijk pen en papier ter hand nam en tegen Zaterdagmiddag 2 uur een internationale hardrijderij om „het meesterschap van Amsterdam" uitschreef, tegen 's avonds 8 uur een groot avondfeest en tegen Maandag a. s. een nationalen wedstrijd in het kunstrijden. Ik zal Y SCHAGfiR COURANT. Ml'Wis- Land Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Dij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVEKTENUËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.18 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van de lotelingen welke Mei a. s. kunnen worden opgeroepen ter in lijving voor de Nationale Militie, dat ter Secretarie aldaar in lichtingen kunnen worden bekomen, omtrent de vootwaarden waaronder, door hun als zoodanig de volgende voorrechten kun nen worden verkregen, namelijk le. Plaatsing bij het korps en in het garnizoen hunner keuze 2e. Huisvesting zooveel mogelijk bij elkander, in de Kazerne; 3e. Het zooveel mogelijk, desverkiezende menage houden met elkander, met de aspirant onderofficieren, of de aspirant korporaals.. 4e. "VeiTnintler-ing" van den tijd voor eerste oefenin gen tot op vier maanden. Schagen, 21 Februari 1888. De Hurgemeester voornoemd, G. LANGEN BERG. voor de Burgemeester en Wethouders van Schagen; Gezien art. 16, 87 en 88 der Wet op de Nationale Militie. Novelle van E. A. KöNIG. 9. Derde Hoofdstuk. //Wilt gij u verloven met de dochter van den grondeigenaar Steinthal vroeg de bankier Kirner op spottenden toon, zoo dat Dagobert hem verbaasd aanstaarde. //Wanneer gij daarop uwe hoopt bouwt, dan zult gij u zeer bedrogen zien, mejuffrouw Steinthal is reeds voor een ander bestemd." fWie heeft u dat gezegd »De grondeigenaar zelveik kan u den naam van den ge lukkige noemen ,/Werner Bitter voer Dagobert toornig uit. /Ik weet het, dat hij insgelijks aanzoek om haar hand heeft gedaanwil Steinthal nu zijne dochter dwingen, dezen man, dien zij haat, te huwen Dat kan hij niethet hart van dit meisje behoort aan mijzij heeft beloofd, mij trouw te blijven; ik weet, dat ik op hare belofte kan bouwen." ,Bah, wanneer de vader beveelt, moet de dochter gehoor zamen," antwoordde de woekeraar spottend. //Overigens zou ik in deze verloving niets minder dan eenen waarborg zien, mijn beste baron; de heer Steinthal moet naar een rijken schoon zoon omzien, ten einde zijn eigen eer te redden." /Niet mogelijk riep Dagobert ontsteld uit. //Wanneer ik het u zeg, dan moogt gij het gelooven; Steinthal zit tot over de ooren in de schulden. /En hij heeft heden nog geërfd van een rijken oom /Willen erven, ja; maar een andere neef is de eenige erfgenaam geworden. Binnen enkele dagen, misschien morgen reeds zal de grondeigenaar gerechtelijk vervolgd worden, ter wijl men hem heden nog voor een rijk man houdt //Ik geloof dan toch, dat gij wat al te sterk kleurt,' zeide Dagobert hoofdschuddend, u Buchenhain is een groot, schoon landgoed /Het zal het weder worden, wanneer het van eigenaar verwisseld heeft. Gij weet nu, dat gij een slechte zaak zoudt maken, wanneer gij mejuffrouw Steinthal wildet huwen /Ik beschouw dit huwelijk niet als eene handelszaak, maar als een zaak van het hart,' viel Dagobert hem verontrust in de rede, terwijl hij opstond; /ik blijf mijnerzijds mijne beminde evenzeer trouw. Laten wij dit onaangename thema rusten; wilt gij mij het gevraagde uitstel toestaan?' /Kom morgen terug,' antwoordde Kirner na eenig naden ken, /ik heb juist iemand bij mij, het is immers morgen altijd nog vroeg genoeg, er over te beraadslagen." /Morgen vervalt de wissel," bracht Dagobert nog eenmaal in het midden, maar hij scheen toch met de verklaring tevre- Gelet op eene Missieve van den Heer Militie-Commissaris in het 3e district van Noord-Holland. Brengen ter kennis van de belanghebbenden. Dat de eerste zitting van den Militieraad zal worden ge houden ten Raadhuize te Alkmaar, op Dinsdag, den 13en Maart eerstkomende, des morgens ten 11 ure. Dat voor den Militieraad moet verschijnen: lo. de vrijwilliger voor de Militie; 2o. de loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke omstandigheid, of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte; 8o. Hij die voor een loteling als plaatsvervanger of num- merverwisselaar verlangt op te treden. Schagen, den 24en Februari 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. den te zijn, want hij nam zijn hoed en vertrok. Toen Kirner weder zijn kantoor binnentrad, was Gerhard Steinthal verdwmen; het meisje zeide hem, dat de vreemde heer was weggegaan met de Terklaring, dat hij heden geen tijd meer had en morgen wel zou terugkomen. De waarheid eqhter was, dat Steinthal voor het huis van den woekeraar stond te wachten op den baron, dien hij, zoodra deze buitenkwam, terstond aansprak. /Ik was, zonder het te willen getuige van uw gesprek met mijnheer Kirner, ik bevond mij in zijn kantoor," zeide hij op een toon, die den baron vertrouwen inboezemde. „Wees onbezorgd ik kan zwijgen en ben een man van eermisschien kan ik er wel toe bijdragen, dat gij met de dame, die gij bemint, ge lukkig wordt." Dagobert kon een uiting van wantrouwen niet onderdrukken: dit aanbod van een hem geheel en al onbekend man moest hem immers wel bevreemden. /Welke redenen bewegen u, mij uw hulp aan te bieden P" vroeg hij. /Ik ben de oom der jonge dame, de neef van haren vader /De eenige erfgenaam van Peter Steinthal /Jawel, de landeigenaar zal mij deswege haten, ofschoon ik er geen schuld aan draag, dat zijn hoop is teleurgesteld gewor den. Wat hem zelve betreft, zoo gaat zijn wel of wee mij weinig aan, ik beken u dat gulweg; maar zijne dochter zou ik gaarne gelukkig zien om redenen, die gij misschien later zult vernemen. Wanneer ik echter helpen zal, dan is het noodig, dat gij mij de verhouding duidelijk bloot legt. Gij zegt, dat de jonge dame u bemint en u zal trouw blijven, mag ik hieruit het besluit Irekken, dat gij in het geheim met haar verloofd zijt /Zoo is het," bevestigde Dagobert, /ik wil op uwe geheim houding vertrouwen, ik moet het immers, daar gij zonder mijn wil en buiten mijn weten in het bezit zijt gekomen van mijn geheim." Hij vertelde nu wie hij was en verhaalde zijn laatste onder houd met Jenny; hij verzekerde nog eenmaal, dat niets dezen band des harten zou kunnen verbreken, ook niet de rijkdom van zijn medeminnaar; dat hij van de zelfstandigheid zijner beminde verwachtte, dat zij eerder haar vader, dan hem zou verlaten. Zij waren intusschen een café binnengetreden wegens het vroege uur waren daar nog geen gasten aanwezig en konden zij dus ongestoord praten. „Dat is juist de vraag, of uwe beminde in het gegeven geval den moed zal hebben, haren vader gehoorzaamheid te weigeren," zeide Steinthal, nadat zij met elkander geklonken hadden. »De landeigenaar bevindt zich in een neteligen toe stand, hij stelt zijr. laatste hoop op de verbintenis met den rijken bankier, hij zal niet aarzelen, zijn dochter tot dit huwe- lijk te dwingen." Jenny weet, dat zij in dit huwelijk ongelukkig zou wor den, zij zal zich niet laten dwingen," antwoordde Dagobert beslist. /Nu goed, wanneer zij daarom met haar vader breken en hem verlaten moest, dan zou ik haar in mijn huis een toe vluchtsoord aanbieden en mijne vrouw zou haar als haar eigen dochter beschouwen. Wij zijn kinderloos, wij zouden haar gaarne opnemen eu ons niet bekommeren om den toorn van haar vader." »Ik hoop, dat het zoover niet zal komen,* zeide Dagobert, /in ieder geval is uw welwillend aanbod eene geruststelling voor ons.' /Wanneer ziet gij uw beminde weder?' /Dat weet ik nog niet, ik moet nu het antwoord van haren vader afwachten.' /En zoolang wilt gij uwe handen in den schoot leggen vroeg Steinthal vermanend. /Kunt gij er nu nog aan twijfelen dat het antwoord afwijzend zal luiden En wat dan, wanneer gij dat hebt Vindt gij het niet raadzamer, uwe verloofde voor te bereiden, op den strijd, die haar wacht /Gij moogt volkomen gelijk hebben, maar „Hier helpt geen maar!' ging de magere man voort, terwijl Dagobert in gepeins naar zijn glas staarde »er bestaat alleen nog een of of. Kan het heden niet meer geschieden, spreek dan eene bijeenkomst af met baar in mijn huis. Maar de grond eigenaar mag niet vernemen, dat deze ontmoeting onder mijn dak zal plaats vinden, n aak uw verloofde daarop vooral op merkzaam; haar vader haat mij, gij zult dat wel zeer begrijpe lijk vinden. Misschien is deze haat nu ook reeds op zijn doch ter overgegaan, ik hoop dat gij haar in dit geval opheldering zult geven en haar zult bewegen tot het aannemen van mijn aanbod.' /Ik zal haar schrijven," zeide Dagobert. /Kunt gij er zeker van zijn, dat de brief niet in handen van haar vader zal vallen /Wanneer ik liem door een vertrouwden bode heenzend ja." /Goed, dan is dit de kortste weg. Bepaalt gij dag en uur der samenkomst /Zij zal voor overmorgen niet kunnen plaats vinden, daar ik morgen eerst den brief kan verzenden." „Dus overmorgen zeide Steinthal met gedwongen kalmte. /Wanneer gij ons morgen de eer van uw bezoek wil scheuken, zal dit mijne vrouw zeer aangenaam zijn, ik woon in het huis van mijn overleden oom." /Zeker, zekerbevestigde Dagobert, /maar, oprecht ge sproken, ik weet nog altijd niet, welke gronden u tot dit aanbod bewegen. Ik ben u volkomen vreemd; gij zegt zelve dat de vader mijner beminde u haat /Zoek niet naar de gronden," viel Steinthal hem in de rede, A 1 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1