MirtÉ- Lm
Donderdag, 8 Maart 1883
31ste Jaargang. No. 2174
AMSTERDAMSCHE KRONIEK.
VERKOCHT!
Uitgever: J. WINKEL,
üitreaii: StHAGKH7, Laan. ïl, 5.
Wordt Vervolgd.
RAMT.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger.
„En 't haantje van den toren
Wijst naar het Westen heen."
Zouden wij, met een kleine verandering, onzen De 6e-
nestet kunnen nazingen. Ja inderdaad, toen we van ochtend
oudergewoonte onze meteorologische waarnemingen deden,
verbaasden wij ons met groote verbazing, wreven onze
oogen nog eens goed uit, en jawel, de wind was
„om." Nu, het begon tijd te wordenGisteren moest het
de eerste van lentemaand heetenmaar een Siberische
lentedag kon onze ooren en neuzen niet feller geprikkeld
hebben. Doch thans is er weer goede hoop (voor den hoe-
veelsten keer in dit seizoen) dat we het ergste van den
winter achter den rug hebben. Wij hebben dan ook onze
behoorlijke portie gehad. Zelfs de onverzadelijkste schaat
senrijders zullen nu toch tevreden moeten zijn. Zij hebben
dagen en dagen achtereen, van den vroegen morgen tot
den laten avond, aan hun zucht naar ijsvermaak kunnen
voldoen, en maakten ruimschoots van de gelegenheid ge
bruik. Tot bij middernacht toe heb ik in den helderen
maneschijn, op de vijvers van het Vondelpark nog druk
zien schaatsen rijden. Allemaal jong volk, vertegenwoordi
gende het schoone en het sterke geslacht, die dapper
rondzwierden en braaf pret hadden. Het oolijke maantje
krijgt nog al eens wat te zien op zoo'n avond, maar
klapt nooit uit de school. Zoo tijden, zoo zedenOnze
vaderen hielden wel van schaatsenrijden, maar in den
laten avond mocht het niet. Was het winter en had het
sterk gevroren, dan vermaakte men zich gaarne op het
Novelle van E. A. KöNIG.
11.
Tweede Hoofdstuk.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meerfO.IS
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Jenny had zich in hare kamer teruggetrokken en overpeinsde
haar toekomend lot
Hoe gaarne had zij zich verbonden met haren geliefde, al
hadden kommer en zorgen haar ook gewacht
En nu drong de eerbied jegens haar vader haar dit geluk
zich zelve te ontzeggen en de levensgezellin te worden van
een man, dien zij haatte.
Nog één hoop restte haar, de laatste, aan welke zij zich
met den moed der vertwijfeling vastklemde.
Dagohert had in zijn brief haren oom Gerhard Steinthal als
een edeldenkend man afgeschilderd, op wiens steun en hulp
zij mocht rekenen. Misschien vond deze oom een uitweg, mis
schien liet hij zich bewegen, haren vader de som te leenen,
welke deze noodig had, om den woekeraar tevreden te stellen.
Wanneer dit geschiedde, dan dwong haar vader niets meer,
le blijven aandringen op de verloving met den zoon van den
bankierhij mocht in dat geval het zware offer niet van haar
verlangen.
Wel is waar, haatte hij zijn neef; Jenny wist dat uit ver
scheidene gezegden, die haar vader ontvallen waren, maar hij
noest de hulp aannemen, daar waar hij die vond, en misschien
eidde dit aanbod tot eene verzoening, die beiden niet anders
lan welgevallig kon zijn.
Aan tafel beproefde Steinthal nog eenmaal zijn dochter
,erug te houden van het persoonlijk onderhoud met den
laron, doch zijne bedenkingen en waarschuwingen bleven
;onder indruk. Jenny volharde bij haar voornemen, ook het
jeleide van haar vader sloeg zij met eene beslistheid af, die
reen tegenspraak duldde.
Zij had geen tijd meer Dagobert's brief te beantwoorden,
;ij wilde naar het huis van haren oom gaan en hem daar
ipwachten. Gerhard Steinthal kon hem immers een boodschap
enden en hem laten roepen."
Het rijtuig bracht haar voor het huis van haren oom; de
mde Kasper opende de deur en geleidde haar naar de ont-
angkamer.
Eenige minuten later trad Gerhard Steinthal binnen, de
ntroerfng van den ouden heer wekte hare bevreemding op;
arzelend°legde zij haar hand in de zijne, er lag in zijn blik
en hartstochtelijke uitdrukking, die haar verontrustte.
„Wij hadden u nog niet verwacht," zeide hij met bevende
tem, terwijl hij hare hand vasthield.
«Weet gij, waar mijnheer von Stamm woont r vroeg zij.
Kunt gij iemend tot hem zenden en hem laten roepen r
„Wanneer gij het verlangt
„Ik kan niet terugkomen, ik moet hem heden nog spreken.
ijsde Amsterdammers waren van ouds groote liefhebbers
van schaatsenrijden. Had het goed gesneeuwd, dan zwierde
men over straten en grachten met allerhand soort van
sleden. Echter moest dit wintervermaak blijven „binnen
de grense der betaamelijckheijt." Volgens een stedelijke
Amsterdamsche keur van 1636 mocht niemand later dan
een half uur na het luiden der poortklok (zonsondergang)
met sleden over de sneeuw gaan. Die na dezen tijd daar
mede eenig ongeluk veroorzaakten, zouden, om de eigene
woorden der keur te gebruiken, als „openbare straatschen
ders" worden gestraft. Die een ander met een sneeuwbal
wierp, verbeurde een boete van dertig stuivers. Het is be
trekkelijk jammer, dat het heffen van die sneeuwballen-
boete in onbruik is geraaktzij zou dezen winter eeD
aardig voordeeltje voor de gemeentekas hebben opgeleverd.
Ondertusschen behoeven wij het niet te betreuren, dat
wij aan de oudvaderlijke zucht om op alles keuren en
verordeningen te maken, een weinig ontkomen zijn. Men
kon geen vinger in de asch steken, of er was een keur
mee gemoeid. Laat ik er, tusschen twee haakjes, nog even
een staaltje van vertellen. Het betreft de tot in de kleinste
bijzonderheden afdalende zorg, waarmede hier in de 17de
eeuw de trouwplechtigheden geregeld waren. Alle feeste
lijkheden moesten op zoo'n dag volgens voorschrift gaan.
En niet alleen dien dag, maar den geheelen tijd van on
dertrouw. Zoolang b.v. het jonge paar nog onder de gebo
den stond, anders gezegd in de bruidsdagen, mochten er
geen feestmalen gehouden worden dan alleen van bruid
en bruidegom met de speelnooten en de huisgezinnen van
wederzijde. Op de bruiloft mocht men de personen noodi-
gen, die bij het sluiten van het huwelijk waren tegenwoor
„Om tot hem te zeggen, dat uw vader zijn aanzoek van
de hand wijst
Jenny had in een stoel plaats genomen, zij drukte de hand
tegen het koortsachtig kloppend hart.
„Daar gij in dat geheim zijt ingewijd, koo zal ik deze vraag
wel moeten beantwoorden," zeide zij, „ja, mijn vader geeft
zijne toestemming niet."
„Hij wil u dwingen, u te verloven met den zoon van den
handelsraad P" antwoordde hij ontstemd.
„Dwingen? Neen, maar mijn kinderlijke plicht gebiedt mij,
hem dit offer te brengen
„Gij hebt tegenover hem geene plichten!"
„Een kind moet zijne ouders gehoorzamen
Zeer juist, maar gij zijt niet het kind van Eredrich Steint
hal," viel hij haar nu driftig in de rede; „heeft hij u dat
nooit gezegd?"
Zij zag hem ontsteld aan.
„Niet zijn kind?" vroeg zij Hoe kunt gij dat weten?"
„Luister naar mij," smeekte hij, „ik zal u een kleine ge
schiedenis vertellen, zij is kort, en de tijd is nu gekomen,
dat gij de waarheid moet vernemen. Uw vader was een arme
kommies, hij had een jong, schoon me;sje gehuwd, dat insge
lijks behalve een hart vol liefde, niets bezat. Het was een on
bezonnen huwelijk, want zijn gering inkomen kon het jonge
paar ternauwernood voor gebrek behoeden. Tegenspoed kwam
er nog bij; het huis waar hij in betrekking was, failleerde;
uw vader werd broodeloos, en het mocht hem niet gelukken
eene andere betreUring te vinden. In die droeve dagen, in
welke het jonge paar had te worstelen met nood, armoede en
zorgen, werd gij geboren. De bloedverwanten waren rijk, maar
zij weigerden elke ondersteuning. In dien tijd reeds was Frie-
drich Steinthal een rijk grondeigenaar. Hij was het geworden
door zijn huwelijk, niet door zijn eigen verdienste, en men
noemde hem toen reeds hoogmoedig en ongevoelig."
„Dat is hij nooit geweest bracht Jenny hiertegen in.
„Luister verder. Zijn huwelijk bleef kinderloos; stierf zijne
vrouw, dan stond hem te wachten, dat hij aan hare bloedver
wanten de helft van zijn vermogen, misschien ook wel het
geheel zou moeten teruggeven. Bovendien had zij eenige rijke
bloedverwanten, van wie hij hoopte te erven, wanneer zijn hu
welijk met een kind werd gezegend. Deze rijke heer kwam
tot uw vader en bood aan, het kind van hem te koopen. Hij
wilde het als zijn eigen kind beschouwen, en voor de wereld
moest het als zoodanig doorgaan Zijne vrouw was met dien
handel tevreden; als koopprijs werd tweeduizend gulden gebo
den. De moeder zou met het kind naar Londen reizen, de
vrouw van den landeigenaar zou daar insgelijks komen en daar
het kind in ontvangst nemen. Met een gevulde beurs kon men
in de groote stad alles gedaan krijgen; uwe moeder ontving
een ambtelijk bewijs, dat haar kind gestorven was, gij daaren
tegen werd als kind van den grondeigenaar Fredrich Steinthal
in het geboorte-register ingeschreven en keerdet na verloop
van een half jaar met uw aangenomen moeder hierheen terpg.
dig geweest, mits hun getal, behalve de gespelen en huis-
genooten, het cijfer van vijftig niet te boven ging. Men
vroeg de gasten bij de middag-bruiloften tegen twee ure,
ook*al volgens de wettelijke bepaling, en moest te drie uur
aan tafel gaanvoor de avondbruiloften behoorde de uit-
noodiging te geschieden tegen zeven ure, en klokslag acht
uur waren dë genoodigen verplicht aan den disch plaats
te nemen. Vóór dat 's ochtends de poortklok ophield met
luiden (zonsopgang) moesten de bruiloftsgasten gescheiden
zijn. Slechts éénmaal werden er spijzen opgediend op
boete van zooveel- en dan kwam dadelijk het nagerecht
„hetwelk altemet pronkte met eenige aardigheden van fijne
of gegoten suiker." Deze lekkernij was dus meer uitzon
dering dan regel. Het was streng verbodeD, grooter aan
tal muziekanten of „speellieden" bij het bruiloftsmaal in
dienst te nemen dan zes, en ze mochten met hun allen
ook niet meer loon ontvangen dan zes gulden. De ordon
nantie op de bruiloften van 1655, waarin al deze vermake
lijke bepalingon voorkomen, verbood zelfs den bruidegom,
aan zijne bruid geschenken van hoogere waarde te geven
dan ten bedrage van twintig percent dor goederen, door
hem ten huwelijk gebracht. Wie met sleetjes rijtuigen
waren toen nog alleen het eigendom van rijken en aan
zienlijken het bruidspaar en de bloedverwanten en ge-
noodigden naar en van de kerk wilden laten vervoeren,
moesten daarvoor een sooit van belasting aan het Aalmoe
zeniersweeshuis uitkeeren. En zoo ging op den huwelijks
dag onzer vaderen alles stipt volgens de stedelijke keur
't ontbrak er nog maar aan, dat zij er ook een voor den
huwelijksnacht afkondigden. O die goede oude tijd, toen
men bruiloft hield volgens reglement en het gooien van
Uwe ouders daarentegen moesten deze stad voor altijd verlaten,
zij mochten niet naar hier terugkeeren en ook niet trachten,
u weder te zien of u het geheim te onthullen zoo luidde
de overeenkomst. Het jonge echtpaar verzette zich langen tijd
tegen dezen handel, maar de armoede dwong hen eindelijk
deze overeenkomst te sluiten, temeer daar Fredrich Steinthal
ook nog de belofte er aan toevoegde, dat hij uw vader in een
andere stad een goede betrekking zou bezorgen. Het is toen
alles zoo geschied als het bepaald was, en vele jaren van bitter
berouw hebben het niet ongedaan kunnen raakeu. Jenny, daar
is uwe moederen hier staat uwen vader, zult gij ons vergeven?"
Hij was opgestaan, met bevende hand wees hij naar zijne
vrouw, die in de geopende deur stond en vol bange verwach
ting het meisje aanstaarde; daarna breidde hij zijue armen uit,
maar zijn kind snelde niet daarin.
Ook Jenny was opgestaan, zij hield zich vast aan haar
stoel, het trillen harer lippen verried hare inwendige ont
roering.
„En nu denkt gij, dat alle banden moeten verbroken wor
den, die mij aan den man verbinden, aan wien ik behalve mijn
leven alles heb te danken Y' vroeg zij. „Ik heb hem altijd
voor mijn vader gehouden, hij heeft mij opgevoed en voor
alle onheil bewaard, ik weet, dat hij met teedere liefde aan
mij hangt en dat hij zeer gaarne zou toestemmen in mijne
verloving met Dagobert, wanneer de omstandigheden zulks
toelieten. Ik ben hem dank verschuldigd en nu het ongeluk
over hem dreigt los te breken, zou ik hem verlaten Verlang
dat niet, gij hebt het recht niet, liefde van mij te eischen,
gij waart zelve toch zoo arm aan liefde, dat gij uw eigen kind
kondet verkoopen
„Jennyriep de oude vrouw uit en het klonk als een ver
twijfelde kreet. „Wilt gij met deze harde woorden uw moeder
dooden? Wat wij toenmaals gedaan hebben, deden wij om
uwentwille, wij wilden u een gelukkige toekomst verzekeren,
gebrek en ontberingen van allerlei aard bedreigden uw jonge
leven
„O, had mij maar laten sterven," ging het meisje hartstoch
telijk voort. „Al zegt gij mij ook duizendmaal, dat ik tegen
over dien man geene verplichtingen heb, ik moet ze toch ver
vullen deed ik het niet, dan zou de vloek der ondankbaarheid
mijn geheele leven vergiftigen."
„Er zal wel een weg te vinden zijn, langs welken gij hem
uw dank kunt bewijzen," zeide Steinthal, verbitterd door deze
besliste afwijzing, „wij willen gaarne met u daarover raadplegen.
Kondeu wij wettelijk onze aanspraak op u doen gelden, wij
zouden zulks oogeublikkelijk doen, maar dat mogen wij niet
wegens de vervalschiug in geschriften, waaraan wij ons moesten
schuldig maken, om de voorgeschreven voorwaarden na te komen.
Wij moeten zwijgen; desniettegenstaande blijft het feit bestaan,
dat gij ons kind zijt. Blijft bij ons, Jenny, wij zullen u alles
geven, wat gij verlangt."