Uitslag' der Verkiezingen
van Leden van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
Wordt Veryolgd.
Si iiitenlandsch /V ieuws
chaft zeven zilveren insignes.
Boor het bestuur werd nog medegedeeld dat onder voorbehoud
lesloten was de eerstkomende Harddraverij van aangespannen paar-
resen te doen houden op Dinsdag 21 Augustus e. k.
18
bei
Het Departement //Hoogwoud* van de Maatschappij tot
ut van 't Algemeen, opgericht in 1838 heeft in Juui a. s.
0 jaarjbestaan. Op waardige wijze hoopt men dat halve eeuwfeest
vieren. Eene Commissie bestaande uit de Heeren A. M. A.
'^cijnders, J. Hagen en H. v. d. Hoeven, zal beproeven een
cantwoord te vinden voor de vraag. Welke feestviering verdient
de meeste aanbeveling?
In de Vereenigde zitting der beide Kamers, op Dinsdag,
den 27sten Maart j.l. tot sluiting der tegenwoordige verga
dering van de Staten-Generaal gehouden, heeft de heer Heems
kerk, Minister van binnenlandsche zaken, de volgende aanspraak
gehouden
Mijne Heeren
De zitting der Staten-Generaal, welke heden een einde neemt,
was vooral gewichtig, omdat in haren aanvang de tweede en
definitieve behandeling der wetten, strekkende tot verandering
der Grondwet, plaats had. Al hetgeen bij eerste lezing was
goedgekeurd, werd, na de algemeene verkiezingen, door de wet
gevende macht bekrachtigd.
Zij het al, dat de herziening der grondwet van 1848 langer
heeft geduurd dan aanvankelijk voorzien en gewenscht was, met
genoegen mogen wij opmerken, dat zij kalm en welberaden
geschiedde en dat de tegelijk monarchale en vrijheidlievende
instellingen, die aan het Nederlandsche volk dierbaar zijn, on
aangetast en onveranderd blijven. Mogen de aanzienlijke uit
breiding van het getal kiezers en het wegnemen van een aantal
belemmeringen voor den gewonen wetgever, rijke en rijpe
vruchten dragen voor 's lands welzijn.
De regeering smaakte verder in deze zitting de voldoening,
dat, behalve de noodige begrootingen voor het tegenwoordige
dienstjaar, nog eenige maatregelen van algemeen belang tot
stand kwamen, als daar zijn de onderstand aan oude werk
lieden en geëmployeerden der landswervende dading over be
twiste domeingoederende aflossing eener schuld ten laste van
den staat met bezwarende rente; een bedrag van handel en
scheepvaart met Spanje, en de regeling der stoompaketvaart in
I Nederl.-Indië.
Mijne heerende Grondwet beval op zeer korte termijnen
de keuze voor de nieuwe Kamers, volgens het nieuwe kiesrecht
tengevolge van deze keuze gaan weldra de tegenwoordige Staten-
Generaal plaats maken voor andereik verheug mij intusschen
dat vele verdienstelijke leden uit uw midden daarin zijn ge
kozen.
Het is mij een aangename plicht aan de Kamers, wier laak
geëindigd is, den dank des Kouings over te brengen voor hare
ijverige plichtsbetrachting.
In naam des Konings sluit ik de gewone vergadering der
Staten-Generaal*.
De Minister van binnenlandsche zaken werd, na het uit
spreken dezer rede, door de commissie uitgeleide gedaan.
Nadat de commissie in de vergaderzaal was teruggekeerd, be
tuigde de voorzitter dank voor de door haar volbrachte taak en
sloot de vergadering.
Naar men verneemt, kan de opening van de nieuwe Kamer
der Staten-Generaal in de derde week van April tegemoet worden
gezien.
Het ministerie heeft zijn ontslag aan Z. M. den Koning
aangeboden.
Volgens het Haagsche Dagblad had het ministerie, zijne taak met
de invoering der grondwet als geëindigd beschouwende, reeds vóór
de verkiezingen, en wel in de eerste dagen van Maart, een ver
zoek om ontslag bij Z. M den Koning ingediend, zich echter
bereid verklarende het bestuur te blijven voeren tot na afloop
der verkiezingen.
Omtrent het in ons vorig nummer uit het Nieuws van
den Dag overgenomen bericht uit Bomerbroek, lezen wij nu
in het Nieuws van den Dag het volgende tegenbericht
„Tot mijne groote verbazing las ik in het nommer van
de grootste voorzichtigheid hebben wij haar hierheen kunuen
vervoeren De arts zal nog heden avond komen, ik heb
hem reeds ontboden.*
Katzenberger knikte met het hoofd. „Ik dank u. Het is
alles hetzelfde, hoe het nu komt Mijn jongen is dood,
niet waar
De geestelijke boog bevestigend het hoofd. „Ik breng u zijn
laatslen groet,* zeide hij zacht.
Het duurde eenige oogenblikken, tot de groote boer, die
het hoofd op de borst had laten zinken, weder kracht tot spre
ken vond. Toen echter kwamen hem de woorden met moeite
over de lippen, „Nu mag er een einde aan komen," fluis
terde hij.
De geestelijke greep vol warme deelneming zijn hand. „Vriend,
houd het hoofd er boven bedenkt, dat gij nu moet
toonen, dat gij een degelijk man zijt de vrouw van
uwen zoon is doodelijk ziek en uw kleinkind moet ten zorg
vuldigste verpleegd worden."
De oogen van den boer kregen weder gloed. Hij hief het
hoofd omhoog en staarde naar den met sterren bezaaiden
hemel. „Ja, dat weet God," bracht hij toen met moeite uit,
„de jongen moet blijven leven, om zijn vader te wreken en
diens onschuldig vergoten bloed
Daarop keerde hij zich om, en zonder te letten op de ver
zoenende woorden van den geestelijke, liep hij plotseling in
huis.
De geestelijke zag hem hoofdschuddend na. „Het is een
hard, trotsch geslacht, de jonge vrouw, zoowel als de oude boer;
beiden denken zij slechts aan wraak en wedervergelding,"
fluisterde hij aangedaan. „Wgl is waar heeft de hemel deze
arme menschen bovenmatig zwaar bezocht mijn God
voegde hij er aan toe, „wat zal dat voor de toekomst geven, een
bang en vreeselijk voorgevoel bevangt mrj
"Vrijdag 23 Maart, 3e blad nwer courant, het verhaal van de
spookgeschiedenis en deD dood van den kapelaan van Bomer-
broek.
Wie Uw berichtgever geweest is weet ik niet, naar 't lijkt
wel, dat de man krankzinnig is. Ik geef u bij deze de verze
kering, dat de geheele spookgeschiedenis een verzinsel is, en
dat de betrokken kapelaan niet dood is, maar wel degelijk tot
het rijk der levenden behoort. Uw berichtgever heeft overigens
den tijd wel gehad om den leugen te kunnen achterhalen. Im
mers 't is al twee maanden geleden, dat iemand, die eens recht
grappig wilde zijn, die spookgeschiedenis samenflanste. Hij heeft
zeker niet vermoed, dat zijne laffe aardigheid zoo'n bijval zou
vinden.
U dank zeggende voor de mij verleende plaatsruimte.
Uw Dienaar,
G. L. Goosselink,
Ondenvijzer te Bornerbroek.
Bornerbroek, 23 Maart 1888.
Uit Assen is het volgend telegram verzonden
Van Santen, pastoor Dordrecht.
„Gelezen het door u ingezonden stuk in het blad Burgerplicht,
overgenomen uit de Drentsche Courantbetuigen oudergeteeken
den, van verschillende geloofsrichtingen: u hunne symphatie.*
Volgen verder de onderteekeningen.
I\ oord-Holland. Gekozen de heeren: Jhr. Mr. D'
VAN AKERLAKEN met 61, C. DONKER met 60, M H-
INSINGER met 61, Mr. G. VAN TIENHOVEN met 62,
A. C. WERTHEIM met 57 en Mr. M. J. PIJNAPPEL met
46 stemmen (de laatste in tweede stemming) en als nieuwe
leden de heeren H. F. BULTMAN, met 43, Mr. J. KAP-
PEYNE VAN DE COPPELLO (oud-minister) met 37, en
J. PRINS, lid der Provinciale S.aten van Noord—Holland met
35 stemmen.
[Met uitzondering van den heer Pijnappel, gematigd conser
vatief) zijn al de gekozenen liberalen.
IZuitl-Hollanci. Gekozen de heeren: T. P. VIRULY
met 51 van de 73 stemmen (de heer Von Fisenne had er 21);
A. BLUSSÉ met 46 van de 73 stemmen (de heer Cock had
er 25); I. D. FRANSEN VAN DE PUTTE met 44 van de
72 stemmen (Jhr. Van Rijckevorsel had er 22); HENDRIK
MULLER Szn., met 44 van de 73 stemmen) de heer Bichon
van lJselmonde had er 21); H. J. VAN DER BREGGEN
met 50 van de 73 stemmen (de heer M Mackay had er 21);
Mr. S. A. VENING MEINESZ met 48 van de 73 stemmen
(de heer van der Kun had er 22); en als nieuwe leden Mr.
J. VAN GENNEP met 45 van de 73 stemmen (de heer v.
d. Oudermeulen had er 22); Mr. B. M. VL1ELANDER HEIN
met 49 van de 71 stemmen (Jhr. Michiels van Verduynen
had er 20); Jhr. Mr. J. HUYDECOPER VAN MAaRSSE-
VEEN, oud—lid der Eerste Kamer, met 50 stemmen (tegen
18 op den heer Snijders); Mr. H. M. A. baron VAN DER
GOES VAN DIRXLAND, oud-lid der Tweede Kamer, met
45 stemmen (tegen 20 op den heer Hovy.
Al de tien gekozenen zijn liberalen.)
Noord-Brabant. Gekozen de heeren Mr. J. G.
DE BRUIJN, Mr. J. B. HENST, J. Th. SMITS VAN OYEN
Jzn., Mr. P. J. A. SMITZ, Jhr. Mr. J. B. A. J. M. VER
HEDEN (aftredende leden), en als nieuw lid de heer H. M.
SMITS te Oosterhout, lid der Provinciale Staten van Noord-
Brabant. {Alle ultramontanen.)
Grelder-land,. Gekozen de heerenMr. W. A. A. J.
baron SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE {conservatief)
met 32, Jhr. H. A. D. COENEN liberaal) met 31, Mr. W.
C. baron VAN PALLANDT VAN NEERIJNEN {conserva
tief) met 34, Mr. J. 'T HOOFT {liberaal) met 32, Mr. J.
P. P. baron VAN ZUYLEN VAN NIJVELT {conservatief)
met 32, Mr. E. H. baron VAN NAGEL VAN AMPSEN
{liberaal) met 31 stemmen.
Zeeland. Gekozen de heeren; Mr. J. MOLENBURGH
III
Graaf Wolf was intusschen, zoo snel zijne voeten hem dra
gen konden met zijne beide knapen den breeden rijweg opge
gaan, die naar het slot zijner vaderen voerde. Maar toen hij
door een kromming van den weg onttrokken was aan den blik
ken van den boer, bleef hij vermoeid staan en leunde hij met
de rechterhand tegen een boomstam.
De beide knapen leunden liefkozend tegen hem aan, maar
met een driftige beweging der hand wees graaf Wolfenstein
ze terug, doch, de bedroefde gezichtjes der beide knapen ziende,
voegde hij er vertroostend aan toe i „ga vooruit, naar uw
mama ik kom dadelijk
De kinderen aarzelden en keken hun vader met groote oogen
aan, doch een vernieuwde beweging met de hand gebood hen
te gehoorzamen. De beide jachthonden van den graaf sloten
zich bij de kinderen aan, deze laatsten vergaten al spoedig
hun leed en gaven zich over aan hun jeugdige vroolijkheid.
Anders was het gesteld met graaf Wolf. De anders zoo
slanke, fiere man stond nu met gekromden rug, het hoofd op
de borst gezonken; dikke zweetdroppelen parelden op zijn
voorhoofd, de vleugels zijner fijn besueden neus trilden en.
een uitdrukking van namelooze ontroering zetelde op zijn edel
gevormd gelaat, dat eerder de kleur droeg van den dood, dan
die van een man, in de kracht zijns levens. Dieper en dieper
zonk zijn hoofd. De evenzeer onverwachte als heftige ontmoe
ting met den grooten boer had den trotschen man toch diep
geschokt. De hevige beschuldigingen cn verwenschingen, die
de ongelukkige vader hem naar het hoofd had geslingerd,
moesten wel een gewonde plek in zijn hart hebben getroffen,
want graaf Wolf maakte den indruk, van te zijn iemand die
door een onverbiddelijk noodlot zwaar werd bezocht.
met 29, en Jhr. Mr. W. SIX met 26 stemmen. Beiden
liberalen). De heer Six vervangt den heer Röell, die tot lid der
Tweede Kamer is gekozen.
Utrecht. Gekozen de heeren: Mr. R. MELAIL baron
VAN LIJNDEN {anti-revolutionair) met 25 stemmen, tegen
14 op den heer Huydecoper van Maarsseveen, oud—lid en Jhr.
Mr. L. C. C. M. VAN NISPEN {ultramontaan) met 20 stem
men, tegen 14 op den heer Huydecoper, 1 op baron Sehimmel-
penninck van der Oye, 1 op baron Van Heemstra en 1 op dtn
heer Van Beeck Calkoen. Er waren 2 blancobriefjes.
Friesland. Gekozen de heeren: Jhr. Mr. F. J. J.
VAN EYSINGA, Jhr. Mr. J. H. F. K. VAN SW1NDEREN,
ieder met 34 van de 48 stemmen en D. D. BREUNING met
35 stemmen; voorts als nieuw lid de heer Mr. W. J. VAN
WELDEREN baron RENGERS met 33 van de 47 stemmen.
{Allen liberalen.)
Overijssel. Gekozen de heeren A. J. BLIJDENSTEIN,
Mr. A. VAN NA AMEN VAN EEMNES en C. F. STORK.
{Allen liberalen.)
Drente. Uitgebracht 29 stemmen. Gekozen de heer Mr.
G. W. baron DE VOS VAN STEENWIJK en als nieuw lid
de heer Mr. H. VAN LIER te Assen. {Beiden liberaal).
Limburg. Tegenwoordig 44 leden. Gekozen de heeren
H. G. L. REGOUT met 29, W. H. PYLS met 30, en L.
H. A. MAGNEE met 22 stemmen. {Allen ultramontanenEr
waren veel blanco—briefjes ingeleverd.
GJ-roningfeii. Gekozen de heeren Mr. B. VAN ROlJEN,
H. F. EBELS (landbouwer te Kroonpolder), en Mr. H. FRIMA.
{Allen liberalen.)
De heer Van Roijen had verzocht buiten aanmerking te
blijven.
"WeLcelyhsch JPolitiek Overzicht.
Het decreet van den Duitschen keizer Friedrich, waarbij de
kroonprins Wilhelm voor zekere door den monarch vast te
stellen regeeringszaken als plaatsvervanger des keizers wordt
aangesteld, heeft alleen diegenen verrast, die in de buitengewone
werkzaamheid, die keizer Friedrich ontwikkelde, een bewijs
meende te kunnen zien, dat zijn gezondheidstoestand een ont
zien zijner krachten niet meer noodig maakte. De wensch van
den souverin, om zijnen zoon en toekomstigen opvolger nu reeds
aan de regeering te doen deel hebben, kan ook toegeschreven
worden aan het vorstelijk streven, dezelfde volksliefde, welke
de nieuwe keizer zich ziet toegedragen, ook op zijn toekomsti
gen erfgenaam te zien overgebracht.
Dat keizer Friedrich in den volsten zin des woords „een
Keizer voor allen* wil zijn, dat bewees ook zijne proclamatie
aan de bevolking der Èlzass-Lotharingen. Deze proclamatie
moet in Frankrijk alle illusiën onbarmhartig weg geveegd heb
ben, die men zich daar maakte, als men bij het bericht der
Duitsche troonsveiwisseling, in den opvolger van keizer Wilhelm
een man meende te zien, die de uitkomst van den Frankfurter
vrede in het diepste zijns harten afkeurde. De Parijzenaars
hadden zich een fantasie-keizer geschapen die hen, om der
lieve vrede wille, de verlorene provinciën op een presenteerblad
ten geschenke zou aanbieden, en de ontnuchtering, gelijk wij in
ons laatste overzicht reeds voorspelden, niet uit kon blijven is nu
reeds ingetreden. De Franschen bezitten in zulke zaken een
bijna ongelooflijke kinderlijke wijze van redeneeren, en geen
hunner naief-ideaiiseerende woordvoerders zou het verstandig
vinden, wanneer men hem te kennen gaf van de Fransche-
Republiek te verwachten, dat zij ten gunste van Italië afstand
zou doen van Nizza en Savoye, niettegenstaande zij een derge
lijke handeling van den Duitschen keizer ten gunste van
Frankrijk wel voor mogelijk verklaarden.
Gelukkiger wijze heeft men in Frankrijk tegenwoordig
genoeg met andere, zaken te doen, om zich over deze ontnuch
tering bovenmate warm te maken. Het gevaar van het Boulan-
gisme, dat een oogenblik misschien niet volkomen onbedenke
lijk scheen, heeft reeds zijn grootste kracht verloren. Toch mag
men niet vergeten, dat de veel genoemde Generaal met zijn
kunstenmakerstoer, die op naïeve gemoederen nimmer zijn uit
werking mist, tot op zekere hoogte de uiting is van een drang
en een verlangen, die de gemoederen van verschillende klassen
van hetFransche volk vervullen. De republiek is aan de natie een
goed deel schuldig gebleven van al de zegeningen, die men zich in
den roes der eerste opgewondenheid van haar beloofd had.
Met de huishoudelijke toestanden is het in het algemeen daar
zoo treurig gesteld, dat het verlangen naar de vleeschpotten
van het Keizerrijk of van de Monarchie onder de burgers en
boeren zeer begrijpelijk voorkomt. Men ziet derhalve met vurig
verlangen uit naar een redder, „een Man van God gezonden*
en daar er geen krijgsheld eerste rang, zooals Bonaparte het is
geweest, aanwezig is, die evenals de ridder St. George de Hydra
der republikeiusche uitmergeling zou kunnen verslaan, zoo is
men bereid, zich toe te vertrouwen aan den eersten den besten
politieken kwakzalver, die niet karig is met beloften van ver
bazende overwinningen en wiens naam eene populariteit geniet,
die op zijn persoon het stempel drukt van den aangewezen
redder des vaderlands.
De eerlijke republikeinen hebben in de zeven jaren hunner
regeering zoo vele fouten begaan, dat er hen nauwelijks nog
een overblijft. Nog gevoelen zij zich sterk genoeg, om met
generaal Boulanger en zijne insubordinatie, die merkwaardig
genoeg hem bij het volk niet schijnt te htbben geschaad, naar
recht en wet te handelen. Maar het is nog de vraag, of de
afgezette generaal, als „Martelaar" niet een gevaarlijker vijand
voor het bestaan der republiek zal zijn, dan de ongehoorzame
korpskommandant. Bonapartisten en Orleanisten zijn er reeds
bij, den strijd voor te bereiden, omdat zij dan meenpn in
troebel water te kunnen visschen, zoodra Boulanger, door niets
meer gebonden, zijnen dictatorialen lusten den vrijen teugel
viert. De intiansigente republikeinen, d. i. diegenen, die over
de oproerige volksmassa kunnen beschikken, schijnen zoo ver
blind in hunnen haat tegen de heeischende aanhangers der
gematigde republiek, dat zij niet in staat zijn op te merken