En vergeef ons onze schulden! Zondag, 1 April 1S38. 31ste Jaargang- ITo. 2181. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. OPROEPING Gemeen te Sc hogen. Bekendmakingen. Nationale Militie. Tweede Zitting Tan den Militieraad. Roman van GEORGE HöCKER. SCHAKER Alienteen N COURANT. MlrtÉ- L Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER- TENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. UitgeverJ. WINKEL. Bureau: SCHACilA', liaan, 5. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADV B8TENTIEN van 1 tot 5 regels f0.76; iedere regel meerfO.li Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. voor de Burgemeester en Wethouders van Schagen gezien art. 87 der wet op de Nationale Militie, gelet op eene Missive van den Heer Militie-Commissaris in het 3e district van Noord-Holland brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat de tweede zitting van den Militieraad zal worden gehouden ten Raadhuize te Alkmaar, op Dinsdag, den lOen April eerst komende, des namiddags ten 1 ure. Dat op gemelden dag voor dien Raad behooren te verschij- de lotelingen, wier zaken in de zitting van den 13en Maart 1.1. zijn uitgesteld. Dat aangezien er geene zittingen meer worden gehouden, een ieder die zulks aangaat wordt aanbevolen, zich dien dag ten nutte te maken. Schagen, den 27en Maart 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. 5.) III. Graaf Wolfenstein bleef geruimen tijd bij den boom op den weg staan. Het geluid van het luidruchtig spel zijner kinderen was reeds lang weggestorven en de om hem heerschende stilte werd slechts verbroken door het getjilp van een naar het bosch terugkeerend vogeltje. Maar graaf Wolf had geen ooren voor het lief getjilp der gevederde zangers, noch een blik voor de ontluikende natuur. Met een trotsche beweging hief hij het hoofd eensklaps op, zijn blik had daarbij een dreigende uit drukking aangenomen, het was alsof de trotsche man met ge weld de zachte gewaarwordingen van zijn hart of misschien de geheime verwijtingen wilde veijagen en onderdrukken. Hij streek met de hand over het met zweet bedekte voorhoofd, wierp zijn buks over den schouder en begaf zich langzaam naar zijn kasteel. In den tijd, welken de graaf noodig heeft om naar zijn slot terug te keeren, hebben we den tijd, dit van naderbij te be zien. Oorspronkelijk moet het een trotsch, sterk gebouw geweest zijn, zooals dit de gewoonte was bij de voorvaderen van den graaf, ten tijde van het Vuistrecht." Nu nog getuigde de half vervallen ronden toren met de één meter dikke muren, die latere eigenaars bij verbouwingen wel uithoofde den schilder- achtigen indruk zullen hebben laten staan, van hevige gevech ten later, toen er een beschaafder tijd was aangebroken en het ruwe vuistrecht was vervallen, had men de dikke borst wering, wier overblijfselen insgelijks nog aanwezig waren, niet meer noodig gehad. Een slank, sierlijk gebouw met statige toren, hooge spitsvormige vensters en zeldzame, antieke ver sierselen, was gekomen in de plaats van de oude, lompe, onge- voegde arduinen muren, die wel geen uitwendige praal hadden bezeten, maar tegen wier stevigheid menig aanvallende vijand zich den schedel zal verpletterd hebben. Zoo kwam het, dat het slot Wolfenstein niet den indruk maakte van een geheel te vormen. Aan verschillende tijdvakken ontsproten, van welken de opvolgende bezitter naar zijn eigen goeddunken en al naar zijne luimen het hem ingaven, veranderd en herbouwd, maakte het een statigen zoowel als een voornamen indruk. Rondom omgeven van een heerlijk, schaduwrijk eiken park, dat insgelijks van eeuwen lier getuigde, scheen het geheel geschikt, de plaats te zijn, waar zorgeloos huiselijk geluk gedijen kon. Als graaf Wolf door de groote sterke poort, die, gebouwd in den vorm van een toren, nog aan den middeleeuwschen toestand van den voormaligen burg herinnerde, binnentrad, ontdekte hij op het ruime slotplein, in welks midden een fraai Burgemeester en Wethouders van Schagen, gelet op art. 265 der Gemeentewet, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het door Heeren Gedeputeerde Staten op den 21en Maart 1888 goedgekeurde kohier van den hoofdelijken omslag dezer gemeente en dat voor de belasting op de honden, dienst 1888, gedurende vijf maanden ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen, binnen 3 maanden na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet, bij den Raad, op ongezegeld papier, worden ingebracht. Schagen, den 30en Maart 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. Sommige menschen zijn toch ouverzadelijk, en vooral sommige kiezers. Tot driemaal toe in ééne maand is nu aan deze kiesgerechtigde staatsburgers de gelegenheid gege ven om naar de stembus te wandelen, maar nog is het hun niet genoeg. Zij zouden de geheele verkiezing voorde Tweede Kamer in het district Amsterdam ongeldig willen doen verklaren, op grond dat de Stembriefjes van Amster dam, in strijd met de wet, het gedrukte stads-wapen en niet het zegel droegen. Een adresbeweging in dien geest aan de nieuwe Kamer is in het aangrenzende Nieuwer- Amstel op touw gezet, en wel van clericalen kant. Wat fontein stond, zijne beide kinderen, die nog altijd met de jachthonden speelden, terwijl aan een venster van den rechter vleugel de slanke, schoone gestalte eener jonge vrouw ver scheen, die lachend den binnentredende toewenkte. „Reeds terug?" vroeg zij met welluidende stem, terwijl zij zich uit het venster boog, „dan zult gij ook wel niet veel op de jacht geschoten hebben, mijn waarde De graaf had zijne ontroering nog altijd niet kunnen bedwin gen, doch zich nu met geweld beheerschende, gelukte het hem met een flauw lachje om den mond zijne gade een handkus toe te werpen. „Ik verloor eensklaps alle lust daartoe," ant woordde hij, „ik verlangde naar u." „Vleier," riep de gravin, met den vinger dreigende. Ook de graaf glimlachte. „Wanneer gij mij toestaat, kom ik dadelijk bij u," zeide hij, op het slot toetredende. Een bediende kwam hem tegemoet en bevrijdde hem van zijn buks en weitasch. Toen graaf Wolf de hreede, met tapijt belegde trap opging, ontmoette hij een in het zwart gekleeden man, van middel baren leeftijd, die eerbiedig voor hem boog en hem naar zijne bevelen vroeg. Het was een glad geschoren, tamelijk gewoon en kalm gelaat, hetwelk den graaf vragend aanzag. Doch trots dit alles was de graaf in het eerste oogenhlik teruggedeinsd, alsof hem iets onaangenaams was overkomen. „Ah, zijt gij het, Frans," stamelde de graaf. De kamerdienaar van den graaf boog op nieuw. „Ik wilde mij de eer geven, te vragen naar de bevelen van den gena- digen heer," zeide hij met die zachte en gedempte stem, gelijk dEdv^igen is aan den ervaren dienaar van voorname huizen. p"ftpt oogenhlik heb ik er geen voor u," antwoordde 'de graaf, terwijl hij het vermeed, het koele, grijze oog te ont moeten, dat met onderzoekenden blik op hem gericht was. Hij maakte een beweging met de hand alsof hij er nog iets hij wilde voegen, doch in het volgende oogenhlik keerde hij zich om en vervolgde zijn weg. Op den drempel van het even prachtig als behaaglijk inge richte woonvertrek ijlde den binnentredende reeds de gade tegemoet en omhelsde hem hartelijk. „Dat noem ik eene ver rassing," riep de edele vrouw verheugd uit. „Ik had mij er reeds op voorbereid, u en de kinderen eenige uren te moeten missen nu zijt gij reeds terug, wees daarvoor hartelijk bedankt." Graaf WolfF kustte hartstochtelijk het bekoorlijke gelaat zijner gade, daarna wendde hij zich zwijgend af en wilde zich aan hare omarming onttrekken. Met bezorgden blik keek gravin Clothilde haren echtgenoot aan, terwijl zij hem omarmd hield. „Mijn God, wat ziet gij er bleek en ontdaan uit," fluisterde zij toen, teeder met haar rechter hand het haar wegstrijkende van het met zweet bedekte voor hoofd haars mans. „Is u iets onaangenaams overkomen?" vroeg zij vol bezorgdheid, toen graaf Wolf den blik naar den grond sloeg en bleef zwijgen. „Neen, neen, zoo gemakkelijk ontkomt die lieden met hun verzet eigenlijk beoogen, is mij niet helder. Al wordt de geheele verkiezing nog eens dunnetjes overgedaan, met onberispelijke brietjes, zal de uitslag toch wel dezelfde blijven en de liberale candidaten gekozen wor den. Het éénige wat zij zouden kunnen verkrijgen isal de drukte en omslag eener nieuwe stemming. Heel die zoogenaamde adresbeweging is niets anders dan een kolos sale flauwiteit, een vechten tegen windmolens. Om mij na al de politieke beslommeringen, waarmede wij hier in de laatste weken gekweld werden, wat te ont spannen, ben ik eens een avondje naar het Circus-Carré gegaan. Mijn nieuwsgierigheid was geprikkeld door den grooten roep, die van het extra-onhandelbare paard Prins uitging, een paard dat in de equestrische wereld groote opschudding en jalousie heeft verwekt. De directeur van de Fransche manége en de paardrijdster Elvire Guerra betwistten elkaar namenlijk de eer, dien ongemakkelijken Prins tot rede gebracht en mores geleerd te hebben. De quaestie zelf liet mij zoo koud als Maartsche sneeuw maar ik wou dien lastigen viervoeter toch wel eens zien manceuvreeren, en zoo stapte ik dan naar den Binnen- Amstel bij Carré binnen. Er zijn menschen die beweren, dat de eene circus-voor stelling de andere op een haar gelijkt, en dat, als men er een gezien heeft, men "zich zijn entrée en zijn tijd voor een tweede wel kan besparen. Maar daarontegen zijn er ook lieden, die eiken avond in het circus doorbrengen, die hot wanneer het naar elders vertrekt, het liefst zouden willen nareizen, en die zfrh ongelukkig gevoelen wanneer zij een honderdmaal gezien nommer verzuimen moeten. En wanneer men nu de niet in functie zijnde kunstenaars en de bedienden gedurende een voorstelling gadeslaat, met welk een ingespannen belangstelling zij elk der reeds duizend gij mij niet Wolf, gij zijt buitendien sedert eeuigen tijd zoo verstoord, zoo geheel anders zeg, hebt gij het oude vertrouwen in mij verloren of bemint gij mij niet meer?" riep de schoone vrouw eensklaps in kliinmenden hartstocht uit, terwijl tranen hare groote blauwe oogen verduisterden. Haar echtgenoot boog zich tot haar en kuste haar herhaal delijk op het blanke voorhoofd. „Zottinnetje," fluisterde hij teeder, ofschoon de bezorgdheid toch niet van zijn gelaat week. „Men is niet altijd even opgeruimd gestemd, gij weet, wij le ven in een onrustigen tijd tegenwoordig, overal, aan alle hoeken der wereld steekt de revolutie haren hvdrakop opik ben een koningsgezinde, zouden dus de gespannen tijdsomstandighe den mij niet met hangen zorg vervullen voor ons heerschend stamhuis Maar zijne gade keek hem diep in de oogen en schudde bezorgd het hoofd. „Neen, neen, dat is het niet alleen," bracht zij hardnekkig in het midden. „Deze onrustige tijden zijn niet eerst van heden of gisteren maar die bange, neerslach tige stemming heb ik. vroeger nooit bij u waargenomen eerst sedert eenige maanden, sinds het rampzalige voorval met den moord van den houtvester Anton, is dit ontstaan." Met bijna ruw geweld maakte de graaf zich nu los uit hare omarming en trad diep ademhalend naar een der vensters. Doch zijne echtgenoote volgde hem haastig en legde opnieuw hare beide handen op zijne schouders. „Ziet, Wolf," zeide zij met zoet klinkende stem, „ik heb het u nog niet willen be kennen, welk een bange zorg om u mijn hart vervultook heden dacht, ik niet, dal het tusschen ons tot eene verklaring zou komen ik was sedert langen tijd weder zoo recht ge lukkig en opgeruimd van harte; uw plotseling onverwachte terugkomst verrast mijdoch als ik u in het door zor£"£» verduisterde gelaat zag, in uw vertoornden blik staarde, wai^ uit mij een onbekend, vreeselijk iets scheen tc spreken, to^ kon ik mij niet langer bedwingen en moest ik u zeggen, we mij het hart bedrukten verlos gij mij nu van dien hatelijke) angst," ging zij op bezwerenden toon voort „zijn wij nie man en vrouw, die op de wereld alles voor elkander moeten zijn fluisterde graaf Wolf met „Zottinnetje, lief zottinnetje, bevende lippen, terwijl hij zijne echtgenoote met stormachtige gejaagdheid naar zich toe trok. Maar de ongunstige, droefgees tige uitdrukking van zijn gelaat paste slecht bij zijne teedere woorden. „Ja, ik heb iets onaangenaams moeten dulden," zeide hij eindelijk aarzelend. „Gij kent immers, dat krankzinnige gerucht, dat mij betrok bij den dood vaD dien houtvester," het viel hem blijkbaar moeielijk, dit woord uit te «preken „en heden nu „Men heeft het gewaagd, u te beleedigen riep zijne gade uit, hem vragend aanziende. Maar graaf Wolf zocht haren blik te ontwijken. „Die krank zinnige gek," zeide hij tandenknarsend, „gij kent hem wel, die oude boer uit het dorp, die Severin Katzenberger."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1