viel, werd de laatste uitdrukking behouden en verkreeg
langzamerhand de bovengenoemde populariteit.
Wordt Vervolgd.
raken de uitersten waarlijk elkander wel.
Ook in de natuur, waar alles met zulk eene bewonde-
ringswaardige regelmatigheid geschiedt, vindt men niet
zelden zulke verschijnselen. Wanneer men eenige dagen
lang eene verstikkende hitte heeft gehad en gij meer dan
80 graden kunt aangeven op uwen thermometer, gebeurt
het immers meer dan eens, dat een hevig onweder zulk
eene afkoeling veroorzaakt, dat men den volgenden dag een
verschil van 20 graden kan waarnemen, dat de gure noor
denwind in de geopende porieën dringt en u een aller
onaangenaamst gevoel van koude geeft, zoo dat dan ook
niet zelden de uitroep„dol of mal" aan uwen mond ont
snapt. Laat mij evenwel tot den hond terugkeeren en tot
de ouders, die er een eer in stellen, om hunne kinderen
zoo gestreng mogelijk te behandelen en hun zoo w9iDig
mogelijk vrijheid toe te staan.
Ik wil niet zeggen, dat het altijd gebeurt, want op wel
ken regel valt geen uitzondering waar te nemen, maar zeer,
zeer dikwijls zijn de gevolgen van eene dergelijke opvoe
ding aller treurigst. Grooter en wijzer worden die kinde
ren, want de natuur laat zich niet aan banden leggen en
worden zij het niet uit zich zeiven, dan zullen andere,
gedienstige geesten er hen wel opmerkzaam op maken en
hen aansporen, om den ketting, dien zij nog om of aan
den hals dragen te verbreken en af te schudden. Alsdan
zijn de gevolgen nog vrij wat heviger dan bij den honden
veel betreurenswaardiger. Wanneer het dan „dol of mal'
wordt, wanneer dan de uitersten elkander raken, dan geven
die zelfde jonge menschen, die vroeger een toonbeeld van
ingetogenheid en van onnatuurlijk zelf bedwang waren, zich
op zulk een dolzinnige, buitensporige wijze aan hunne
hartstochten over, die nu allen toom en breidel hebben
afgeworpen en die ketenen vertrappen en verbrijzelen, dat
de gevolgen niet te overzien zijn. Vreeselijk, akelig is de
toestand van dezulken.
Laat ons nu nagaan, of het aangehaalde spreekwoord
ook op het maatschappelijke leven van toepassing is.
Deutinchem. v. cl. Velde Mz.
Binnenlandsch Nieuws.
„De uitersten raken elkander" ziedaar de letterlijke ver
taling van het bekende fransche spreekwoord. Zeer zelden
werd dit gehoord. Daarenboven miste het de zoo noodige
kortheid. Op zekeren dag is er iemand, die op het denk
beeld komt, om daarvoor in de plaats te brengen, wat
boven dit opstel staat. Dit klonk vrij wat meer hollandsch
en was nog wel zoo kort. Spoedig kwam het van mond
tot mond en had het zijn burggerrecht verkregen. Wan
neer men het bij 't oorspronkelijke vergelijkt, zal men
moeten erkennen, dat men het eerste denkbeeld getrouw
is gebleven en aan den anderen kant daarvan is afgeweken.
Had men gezegd, „wijs of mal" dan had men twee uiter
sten, die tegen over elkander staan, even als wanneer men
zegt,,'t is hollen of stil staanandermaal twee uitersten,
die niet overeen stemmen, maar de hoofdbeteekenis is
toch, dat men zeer dikwijls van 'teene uiterste tot het
andere overgaat
De waarheid van dit gezegde vindt haren oorsprong in
de zoo bekende veranderlijkheid en onbestendigheid, die
den mensch eigen is. Of is 't niet waar, dat de mensch
alleen bestendig is in de onbestendigheid Dat hij elk
oogenblik wat anders wil en daardoor van het eene uiter
ste vervalt in het andere?
Men heeft ons, Nederlanders, menigmalen verweten, dat
we veel te veel vasthouden aan oude begrippen en niet
spoedig tot nieuwigheden overgaan, maar dat we ook
tevens in 't laatste geval die nieuwigheden zoodanig over
drijven, dat we, wat het bezit daarvan aangaat, alsdan
den vreemdeling nog overtreffen en men dan ook weder
zeer juist het gezegde kan toepassen: „dol of mal".
In hoeverre dit nu juist van onzen landaard als bij wijze
van uitzondering mag gelden, als waren wij een volk, dat
als 't ware met de nachtschuit, dat wil zeggen, steeds
achteraan of te laat komtdeze beschuldiging moge vroe
ger eenige waarheid bevat hebben, maar tegenwoordig
kunnen we waarlijk bewijzen genoeg leveren, dat we in
vele opzichten met anderen kunnen wedijveren. Veeleer
geloof ik, dat de meeste menschen aan het euvel mank
gaan, om van het eene uiterste tot het andere over te
slaan, en altijd is 't bewezen, dat de gevolgen hiervan min
der goed zijn.
Sommige ouders behandelen hunne kinderen met eene
onnatuurlijke gestrengheid en stellen er eene eer in, dat
zij letterlijk niets toegeven, dat zij niets door de vingers
zien. De kinderen, door deze behandeling gedresseerd als
poppen en machines, liggen totaal aan den band en zijn
eenigermate te vergelijken met ceD hond, die gezond en
sterk is, maar zijne krachten niet voldoende mag ontwik
kelen, daar men hem aan eenen ketting heeft vastgelegen.
Hij stoeit niet, ravot niet, al voelt hij de begeerte daartoe
zoo sterk ontwaken, wanneer hij andere, meer gelukkige
kameraden voorbij zijn hok ziet rennen. Dan waarschuwt
hem de ketting, dat hij een gevangene is en mismoedig
kruipt hij achter in zijn hok, als wilde hij daardoor de
Tantalus-proef ontwijken. Nu en dan heeft hij een wan-
hopigen ruk gedaan, en al was die zonder merkbaar ge
volg, toch is er langzamerhand eene zwakke plek ontstaan
en op zekeren dag breekt de ketting. Wat nu?
Nu is het dier in een totaal ongewonen toestand ver
plaatst en gedraagt zich dan ook gelijk een echte dolle man.
Er is geen houden aan. Hij vliegt en rent en holt, luistert
naar roepen noch dreigementen, alle spoor van onderwor
penheid en gehoorzaamheid is verdwenen, er zal geen be
daren, geen stilstand komen voor dat hij uitgeraasd en
uitgehold heeft. Vergelijk nu die beide toestanden eens!
Kunt gij grootere meer uiteenloopende toestanden bedenken.
De hond, vastgelegd aan eenen ketting, meestal den tijd
doorbrengende met slapen en stil liggen en de hond, ren
nende als een bezetene, die niet tot rust kan komen Hier
steiner," liet hij er met betrokken gelaat op volgen, „dien
hindert het weinig, al gaat het hem nog zoo slecht, andere
menschen hebben reeds genoeg bloed moeten storten voor
dat trotsche gebroed .komt ook eenmaal de beurt aan
hen, dan zullen zij eens ondervinden, hoe het bevalt, wanneer
men zijn bloed moet opofferen."
»Ga weg, gij zijt een wreedaard/' zeide zijn vrouw. „Gij
hebt u laten aansteken in uw haat, door dien grooten ouden
boer."
„Den ouden man is ook hemeltergend onrecht geschied,"
bromde haar echtgenoot, „ik kan het nu begrijpen, waarom hij
zoo vervallen is."
„Ach wat, hij is een dwaas," viel de vrouw den wakkeren
Tobias in de rede, „kindsch is hij geworden en wanneer
hij mij niet medelijden inboezemde, dan had ik hem reeds
lang het huis verboden. Hij zit nu den geheelen namiddag
alleen op de bank bij den haard en zwetst alles dooreen,
zoodat men ten slotte wegloopt
„Gij zwetst nu ook, want gij weet niet beter," bromde de
molenaar.
„Volstrekt niet," antwoordde de vrouw driftig, „ik weet
zeer goed wat ik zeg, maar het is een zonde en een schande,
wanneer men den ouden man aanhoort niets kan hij,
dan vloeken en de grafelijke familie alle kwaad toewenschen
Men wordt bang in zijn eigen huis, wanneer de oude man er
in is."
Antje had liefkozend haar arm geslagen om heur's moeders
hals. „Moeder, het is immers de grootvader van Martin,"
fluisterde zij, „hij heeft ontzettend veel te lijden gehad, bedenk
toch wat hij vroeger was en wat hij nu is."
„Staat gij ook al tegen mij op?" vroeg de molenaarster,
„dan is het tijd, dat ik naar mijn keuken terugkeer Maar,
het is toch, zooals ik meen wanneer Martin niet zelve
zulk een brave kerel ware, zijn grootvader, de oude gek, zou
het hem zeker niet gemaakt hebben!"
Hiermede ging zij weder naar de keuken, gevolgd door hare
dochter, terwijl ook de molenaar de kamer verliet, om in den
molen na te zien, of het werk ook goed werd verricht.
Schagen, 23 Mei 1888.
De openbare Gymnasfiek-les, jl. Zondag alhier gehouden
in het Noord-Holl. Koffiehuis, door de meisjes en jongens
leerlingen van den cursus, onder leiding van den heer Roep,
mocht zich verheugen in een druk bezoek van vele belang
stellenden.
Wij geiooven dat de indruk van deze openbare les bij elk
zal zijn, dat daardoor opnieuw is aangetoond de wenschelijkheid,
dat de ouders hunne kinderen, meisjes zoowel als jongens,
zooveel mogelijk de gymnastiek zullen doen beoefenen.
Op de biljetten voor den MuziekWedstrijd, 8 en 9 Juli
e. k. te Purmerend te houden, is de volgorde der op te treden
vereenigingen aldus aangegeven
1. Amstel's Fanfarekorps. 2. Schagen's Harmoniekapel. 3.
Edam's Fanfarekorps. 4. Harmonie Zaandam, 5. Stedelijk
Muziekkorps Purmerend. 6. Crescendo Enkhuizen. 7. Muziek
der Dienstd. Schutterij Hoorn. 8. Fanfarekorps, Broek in
Waterland.
In de 44e jaarlijksche vergadering der „Gewestelijke
Yereeniging Noord-Holland van het Nederl. Onderwijzers-Ge
nootschap", gehouden te Edam op Zaterdag 19 Mei 1.1., is met
groote meerderheid van stemmen uit de aangewezen plaatsen
„Schagen* of „Purmerend", de eerste gekozen als de plaats waar
in 1889 de 45e vergadering van gezegde „Yereeniging" zal
gehouden worden.
Herkozen tot Heemraad van den Polder Callantsoog de
Heer P. J. Zipp.
De uitslag van de Maandag j.1. te Amsterdam van wege
de Amsterdamsche Sport-Club gehouden nationale wedrennen en
harddraverijen, is als volgt
I. F 1 a t r a c e. Welterhandicap voor paarden van alle rassen,
3 jaar en ouder, toebehoorende aan en bereden door Neder-
landsche gentlemenriders. Prijs f 500, waarvan f 325 voor den
eersten, f 100 voor den tweeden, f 50 voor den derden en
f 25 voor den vierden. Afstand circa 1200 meter.
Ie Prijs luit. Metelerkamp; 2e pr. Yan Veeren vau Veen.
II. Harddraverij. Handicap voor harddravers en rij
paarden van alle rassen onder den man bereden. Prijs t 250
waarvan f 150 voor den eersten, f 50 .voor den tweeden, f 30
voor den derden en f 20 voor deu vierden. Minimum afstand
1600 meter. -
le PrijsJ. G. Matze v. Boskoop, met Mirza. 2e pr. P.
Ellerbroek v. Utrecht, met Jumbo.
III. Hindernisrace, handicap vpor paarden van alle
rassen, 3 jaar en ouder, toebehoorende aan en bereden door
Nederlandsche gentlemenriders.
le Prijs: Luit. baron v. Heeckeren v. Molecaten, v. 's-Hage,
met Jasraine, 2e pr. luit. Metelerkamp v. Amersfoort, met
Jarl ex Jesuit II, 3e pr. Léon Platte v. Amsterdam, met Poplin.
IV. Match harddraverij (met Sulkey's) afstand 1100 meter,
werd gereden door Yan Haren v. Amsterdam, met Wilhelm,
en P. van Dam v. Amstelveen, met De Vlugge. De eerste deed
den rit in 3.18, de tweede iu 3.19 min.
V. S n i p p e r j a c h kon wegens te geringe deelneming
niet doorgaan. Daarvoor kwam in de plaats eene race over
1600 M. tusschen kapt. jhr. Van den Borch, v. 's-Hage, met
Nul en luit. Yan der Mersch v. 's-Hage, met Mad. Elise.
Eerstgenoemde won den prijs.
Nadat te Apeldoorn ruim 150 H.A. schoon dennen-
en akkermaalshout verwoest zijn, is men eindelijk de vlammen
in de bosschen van den heer Kerkhoven meester geworden.
Nog zit er op enkele plaatsen vuur, maar hiervoor heeft men
bij gebrek aan voedsel niets meer te vreezen. Alles was ver
zekerd. Dat de schade niet gering is, blijkt zeker ook daaruit,
dat voor enkele perceelen der thans verbrande dennen nog
kortelings 1 360 per Hectare is geboden. De Soerensche bosschen
en die van den heer Wils zijn met groote krachtsinspanning
behouden. De brand is denkelijk ontstaan door vonken uit
eene locomotief.
Het gemeentebestuur vau Haaften heeft er eene aardige
manier op gevonden, om zich te onttrekken aan de naleving
van de wet tot regeling van het armbestuur van 12 Aug. 1854.
Dezer dagen kwam een arme vragen om een briefje voor den
geneesheer, dien zijne vrouw spoedig noodig zou hebben. Men
gaf hem de vergunning om eene collecte te houden „ter voor
ziening in de behoeften van hem en zijn gezin, waartoe gerekend
wordt te behooren de aanstaande bevalling zijner vrouw, waar
voor hij de noodige kosten niet kan betalen."
Zondag had te Spijkerboorn op de naar Amsterdam ver
trekkende Nieuwedieper boot een ernstig ongeluk plaats. Een
70-jarig stoker zou de in beweging zijnde machine oliën, met
het ongelukkig gevolg dat drie zijne vingers werden verbrijzeld.
Te Purmerend aankomende, werd hem aldaar door chirurgijn
Wesselman de eerste hulp verleend, en werd hij voorts per
zelfde boot naar het gasthuis te Amsterdam overgebracht.
Te Arnhem schelde dezer dagen een bedelaar aan, en
beduidde het dienstmeisje, dat hij doofstom is en een kleinig
heid vraagt. Het dienstmeisje gaat naar binnen en komt terug
met een stuk papii r, waarop de heer des huizes met groote
letters geschreven had„Als gij een attest van den dokter
kunt toonen zal ik iets geven, anders niet.
De bedelaar kijkt het meisje verwonderd aan, haalt een pol-
lood uit den zak en schrijft op het papier„Ik heb geen ieze
en schrijve geleerdt."
Yerleden Woensdag woedde er in de boerenstreek Zand»
gaast bij Langweer, in de gemeente Doniawerstal, een vreese-
lijke windhoos, die belangrijke verwoestingen aanrichtte. Genoemde
boerenstreek bestaat uit slechts enkele boerenplaatsen, waarvan
twee in elkanders onmiddellijke nabijheid liggen. Binnen enkele
oogenblikken was het grootste deel dezer twee in een puinhoop
veranderd. Het was des namiddags tusschen zes en zeven. Er
viel een hevige donderslag, waarna eensklaps de bui met onge
wone kracht losbarstte. In een oogenblik was een der boeren
schuren als het ware weggeveegd. Het dak stortte krakend in,
de muren vielen omver, de dakpannen en spanten dwarrelden
door de lucht. Zware draagbouteu werden als nietig stof om
hoog geworpen. Slechts één oogenblik, en alles was voorbij.
De zomerwoning met stal en schuur van de eene plaats en de
voorhuizing van de andere waren geheel vernield. Van den
inboedel is alles wat breekbaar was, verbrijzeld of weggeslingerd.
De bak van een boerenwagen werd van het onderstel afgerukt
en een groot eind weggeslagen, een glazen wagen en eene chais
waren verbrijzeld, en onder het puin bedolven. Er waren muren,
waarvan bijna geen steen is staan gebleven, geen enkel glasruit
die niet gebroken is, enz. enz.
De 15 a 16 jarige dochter uit eene der woningen was in
het kleine büthüs, en had daar juist de vier koeien gemolken.
Een oogenblik nadat zij die plaats had verlaten, was plotseling
alles weggeslagen of omver geworpen. Het varkenshok, waarin
9 biggen en 2 kalveren, was geheel tot puin geslagen; doch
wonder voorzeker! de beesten bleven ongedeerd. De beide kal
veren waren een eind de lucht meê ingevoerd, maar kwamen
zonder letsel weder neer. Meer dan tien zware boomen, eeuwen
oud, werden ontworteld en in woeste dwarreling dooreen ge
vlochten.
Opmerkelijk is het, dat niemand der bewoners eenig letsel
heeft bekomen, behalve een arbeider die op eene ladder stond
eene goot schoon te maken. Hij werd tegen den grond geslin
gerd en kreeg eene ernstige hoofdwond. De schade aan beide
plaatsen toegebracht, wordt geraamd op 7 a 8000 gld.
Wanneer in de Drentsche veenstreken, waar de turfgra
verij in vollen gang is, een nieuwe vervener of veenbaas op
treedt, wordt hij terstond bij zijne komst op het veen in zijne
fuuctie „bevestigd* welke ceremonie hierin bestaitAl de
arbeiders komen samen en vormen een kring rondom den
baas. Door een hunner worden terstond met een schop kleine
gaatjes in het bovenveen gegraven, welk hiërogliefenschrift door
een ander ontcijferd wordt, die daaruit artikelen voorleest, om
trent de verhouding tusschen den nieuwen patroon en het
werkvolk. Heeft dit plaats gehad, dan nadert de als voorganger
dienstdoende oudste turfgraver den met ongedekten hoofde
staanden veenbaas; legt hem een stuk gereedschap op het hoofd
en spreekt eene zegewensch over zijn nieuw begonnen zaak uit.
Nadat vele ouden dit voorbeeld gevolgd hebben, wordt door den
oudste het gezag over al de aanwezigen met betrekking tot hun
werk den baas te koop aangeboden. De eisch of koopsom is
twee of drie liters sterke drank, doch meestal wordt de koop
tegen een liter jenever gesloten. Het is meermalen gebeurd,
dat aan niet aldus bevestigden het gezag zoolang werd gewei
gerd, tot deze bevestiging had plaats gehad.
Gedurende de beide Pinksterdagen werden door de
Amsterdamsche Omnibus-maatschappij vervoerd 145,000 personen,
en door den Havenstoombootdienst 31,454 passagiers.
De Westlaudsche stoomtram heeft op do Pinsterdagen
3800 a 3900 personen vervoerd. Yooral 's avonds was de toe
vloed van passagiers zeer groot, doch dank der goede regeling
ondervond de dienst geen vertraging.
Donderdagmorgen werd aan den Brug op Texel eene
vrouw, die met haar zoontje alleen was, dood in haar bed gevon
den. 's Avonds te voren was zij eenigszins ongesteld. Haar
zoontje verzorgde haar zoo goed mogelijk. Eindelijk lag zij stil
en meende de knaap dat zijne moeder was ingeslapen. De arme
was echter den eeuwigen slaap ingegaan.