in den arm te nemen om ons niet alleen aan electrisch
licht maar ook aan electrisch werk te helpen. Wat is't voor
uitzicht schoonDan hebben we denkelijk ook geen wind
molens meer, en zijn die ergernissen opgeruimd als de heer
von Löher tegen dien tijd weer eens komt kijken. Nu kun
nen we ze nog niet missen. „Hoor maar
„De windmolens zijn de redders des lands zij houden
Holland boven water; zonder hun rusteloos gemaal en
geschep zou het in de slik en de modder verzinken. En
hoe zou het met de nijverheid en de voeding staan als
waterraderen en machines niet door windmolens ver var gen
werdenGeen wonder dat de Hollander zijne weldadige,
druk arbeidende windvangers groot en machtig met armen
inricht, die dikwijls over de honderd voet lang zijn, dat
hij ze van buiten een sierlijk aanzien tracht te geven en
daarbij de schilderkwast en zelfs het verguldsel niet ver
smaadt, dat hij aan den voet er van zich een huisje
bouwt, hetwelk allergezelligst tot wonen uitlokt. Menigeen
dezer meel-, zaag-, olie-, papier- of verfmolens hebben
een waarde van honderdduizend Mark en daarboven."
Dat de molens overal in ons goede landje in hunne
nadagen zijn en de stoomkracht alom de windkracht ver
dringt, zoodat er wel allerwegen molens gesloopt worden,
maar er nergens een nieuwe bijgebouwd wordt, heeft onze
Duitscher niet gehoord of niet opgemerkt. Met onverstoor
bare verontwaardiging gaat hij voort:
„Ondertusschen moet men er zich maar in weten te
schikken, de monsterachtig, groote, donkere wieken der
windmolens steeds voor oogen te hebben. Men krijgt er
een akelig gevoel van, alsof zich onophoudelijk de pooten
van reusachtige spinnen door de lucht bewogen. Zuiver
ideale schoonheidslijnen zijn daarbij in gedachten of in de
werkelijkheid niet te ontdekken. Aan de eeuwige turfreuk
raakt men op 't laatst gewoon, maar veel moeielijker aan
het onophoudelijk gedraai en gezwaai der molens. Soms
denkt men dit onbeschrijflijk vervelende schouwspel te zijn
ontkomen, maar wanneer er in de verte weer kerk
torens opduiken, wordt de geschiedenis nog erger: de wind
molens worden hoe langer hoe grooter in aantal en schieten
overal als paddestoelen uit den grond op. Ook bij de groote
steden zijn de muren er mede bekranst."
Nu komen wij zachtjes aan bij Amsterdam, maar daar
wordt het ook al niet beter. De arme Duitscher klaagt
weer steen en been
„Van welken kant men b.v. Amsterdam nadert, bij de
Haarlemmerpoort, of van eene andere landzijde, of van de
Singels in de richting der rondom de stad loopende kanalen,
telkens ziet iemand links en rechts een rij windmolens
voor zich, die het uitzicht belemmeren. Wij laten ze rechts
en links staan en begeven ons in het binnenste gedeelte
der groote handelsstad, die er zich vroeger op beroemen
kon, van den Europeeschen zeehandel, naast Londen, bet
grootste deel in handen en een nog grootere toekomst voor
zich te hebben. Thans plaatsen zich reeds met gegronde
verwachtingen aan hare zijdeBremen, Hamburg, Dantzig,
Stettin, Rotterdam, Antwerpen, Havre, Nantes, Marsoille,
Genua, Napels, Cadix en Lissabon, en geen Hollander, al
moge hij ook nog zoo dweepen met zijn vaderland, kan er
meer blind voor zijn, dat zoovele dingen in Amsterdam aan
het verledene herinneren, dingen welker bloesem voor
altijd geknakt is en die nu half verdord neerhangen."
Een harde waarheid, maar toch een waarheiddoch de
goedige Duitscher legt dadelijk een pleister op de wonde:
„Nog altijd echter heeft de stad twee dokken noodig, het
Ooster- en het Westerdok, om aan duizend zeeschepen ruimte
tot laden en lossen te geven." Zoo'n klontje maakt de
heele pap goed.
„Maar, eilacy die Amsterdamsche geurtjes I „In
de atmosfeer, die over Holland hangt, is er iets dat niet
aangenaam is; te Amsterdam bespeurt men die eigen
aardigheid" (is die eigenaardigheid nu een grap of een over
dreven beleefdheid van den Duischer?) in nog sterkere
mate. Bij den turfreuk, die altijd op de velden buiten de
steden heerscht, komt in deze stad nog een drukkende rook.
De lucht is in Holland wat somber getint, haar lichtgrijs
is zeer ver verwijderd van het vroolijke blauw van den
XVI
Wordt Vervolgd.
Griekschen hemel; in Amsterdam schijnt de lucht nög
zwaarder en donkerder te 'zijn, en in ieder geval is zij er
meer met vochtigheid verzadigd. De huizen zijn er buiten
gewoon smal, maar daarentegen des te hooger. Het eene
gelijkt sprekend op het andere, er heerscht een zekere
burgerlijke gelijkheid en eenvormigheid. Van paleizen
is ook te Amsterdam, evenals in de meeste Hollandsche
steden, zeer weinig te vinden". Dat wij er minstens twee
hebben, een koninklijk paleis op den Dam en een Paleis
voor Volksvlijt op het Frederiksplein, is den heer von Löher
zeker ontgaan. De bevolking, vooral de vrouwelijke, is hem
meegevallen
„Langs de wallen loopen uitgestrekte, bestrate en met
boomen beplante grachten. Daar schijnt het overal jaar
markt te zijn; allerlei volk verdringt zich voor de kraampjes
en rondom de tafels en tonnen, waarop alle mogelijke
kramerijen te koop liggen, en waarnaast lekkernijen, zoet
en zout, zijn uitgestald. Bekijkt men de lieden hier eens
wat van naderbij, dan moet het iedereen wel in 't oog
vallen, hoeveel knappe, gezette vrouwen en meisjes er bij
zijn, met een blozend blanke huidkleur, trouwhartige oogen
en blond haar. Onder de mannen van den minderen en den
middenstand zien er in Amsterdam betrekkelijk velen in
kleeding, gelaat en gestalte eenigszins vervallen uit, misschien
een gevolg van zwaren arbeid of van ontbeiing.
„Wat den Hollanders niet weinig tot eer strekt, is, dat
men in alle steden, zoo ook in Amsterdam, overal inrichtingen
van openbare weldadigheid aantreft vondelings-, wees-
en armenhuizen van allerlei aard, matrozenhuizen, naai
en werkscholen, landbouwscholen, bedelaarskoloniën, en
werkinrichtingen voor slecht gespuis van beiderlei geslacht."
En op dien toon gaat de schrijver nog een poosje voort.
Men ziet, wij hadden er slechter af kunnen komen. Zooals
b.v. bij den ouden Alexander Dumas, die vertelde dat hij
de dominé's in Holland op den preekstoel had zien drinken
uit bierglazen vol klare jenever!
29 Juni 1888. G ijsbrecht.
Binnenlandsch Nieuws.
Coöperatieve Vereeniging tot aankoop van Veevoeder,
Zaaizaad en Meststoflen, te Schagen.
Terwijl op het vastland de herfst nog zijn bonte kleuren
pracht u weelderig ten toon spreidde en de zon zijn goudkleu
rige en verwarmende stralen naar de aarde zond, de blauwe
druiven rijpende, alsof al die heerlijkheid der natuur niet
spoedig voorbij zou zijn en de treurige winterslaap zich zou
doen gelden, hing boven de ontelbare massa huizen van Londen
de van de zeekust opstijgende mist en gaf aan de duizende
gasvlammen der straten en pleinen, der winkelvensters en
openbare gebouwen het voorkomen van tallooze glimwormen,
die wel een matten glans van zich geven, doch niet verlichten.
Door den dichten drom van equipage's en rijtuigen, die
dagelijks de straten der wereldstad vullen, drong een huurrij
tuig, dat, uit de city komende, zich voortbewoog in de rich
ting van een der afgelegen voorsteden.
Het was nog niet laat op den dag, maar de dikke mist
had reeds allerwege de gasvlammen doen ontsteken.
In het huurrijtuig zaten een heer en een dame dicht naast
elkander. Zij spraken geen woord, doch de slanke gestalte
van de jonge vrouw, gehuld in bruidstooi, had zich huiverend
tegen hem gevlijd, en keek met groote, verwonderde oogen
naar de haar omringende drukte der wereldstad, terwijl haar
jonge, schoone geleider slechts oogen had voor de lieflijke,
onschuldige reinheid van haar gelaat.
Eindelijk hield het rijtuig stil voor eene kleine kerk in een
voorstad, waar kleine renteniers en particulieren woonden, die
daar hunne laatste levensjaren in eenvoud en kalmte dachten
door te brengen.
Bij het matte schijnsel eener brandende gaslantaarn haalde
de jonge man zijn horloge te voorschijn en keek er vluchtig
op. „Het is zes uur, mijn liefste,* zeide hij in het duitsch
tot de dame en hielp haar uitstijgen, „wij zijn juist op tijd.'
Schagen, 30 Juni 1888.
De handelaar C. den Adel, Woensdagmiddag van hier
naar Callantsoog zich begevende, meerijdende met Jn. Stam
mes Jbz., heeft op dien weg verloren een portefeuille, inhou
dende ongeveer f 850 aan geldswaarde
De noodzakelijkheid aan een hetere controle, zoo wel in
het belang van den dienst, als voor het reizend publiek, dat
er gaandeweg het gemak van zal ondervinden, is meermalen
gebleken.
De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij heeft thans
maatregelen genomen om daarin op aldoende wijze te voorzien.
Een gevolg daarvan is dat in de wachtkamers of op het perron
alhier niemand zal worden toegelaten, die niet voorzien is van
een behoorlijk plaatsbewijs.
De gelegenheid wordt evenwel opengesteld om zich den toegang
tot het perron te verschaffen tegen betaling aan de loketten
van eene kleine retributie, (2ya cent).
Deze retributie strekt echter niet ten bate van de kas der
Maatschappij, maar is geheel ten voordeele van het Ondersteu
ningsfonds.
Hierdoor wordt de groote aandrang op het Station veel voor
komen, maar ook tegelijkertijd een kleine bijdrage verstrekt tot
het fonds waaruit de mindere beambte bij ziekte door genees
kundige hulp en des winters tegen de felle koude door warme
onderkleeding en dekking met vrouw en kinderen zoo bijzonder
gebaat wordt.
Wie zal het wraken, dat het lot van den werkman, in den
legenwoordigen tijd zoo vaak besproken, ook bij de Holl. IJz.
Spoorweg-Maatschappij een warm hart ontmoet, terwijl de
kleine retributie (21/,, cent) zeker niemand zal terughouden
zijne familie en vrienden te geleiden of af te halen.
Zie verder de advertentie.
Aan den heer Ds. J. Westerman Holstijn, predikant der
Doopsgezinde gemeente te Barsingerhorn c. a., die voor zijn
beroep naar Almelo heeft bedankt, heeft de Kerkeraad als
bewijs van waardeering, een bedrag aan geld geschonken, waar
voor de heer H. zich een paard en rijtuig heeft aangeschaft.
Den 1 Juli '88 zal het twaalf en een half jaar geleden
zijn, dat de brievengaarder P. Blauw te St. Maarten, in betrek
king werd gesteld. Het opmerkenswaardigst zeer zeker is, dat
hij in al dien tijd geen enkele maal verzuimd heeft.
Een dokter schreef dezer dagen voor een lijder in deu
Waard- en Groetpolder ijs voor. Toen de arts den volgenden
dag kwam vond hij den lijder erger, hetwelk hem zeer bevreem
de. Hij vroeg dus of men het ijs wel had aangewend.
„Zeker", antwoordde de vrouw des huizes, op klagenden toon:
„maar 't goed was zoo mirakel koud, dat ik het eerst gesmol
ten heb voor ik het mijn man liet innemen. En toen was het
nog amper te drinken
Een knaapje te Oost op Texel, vond hij laag water buiten
den Zeedijk een doosje, hetwelk met stopverf gesloten scheen
te zijn. Het jongetje begon met een stukje glas te schrappen
om het doosje open te maken. Eensklaps ontplofte het gevon
dene met een geweldigen knal. 't Gelaat en de handen van het
knaapje werden geheel zwart en een zijner oogen werd zoo
gekwetst, dat men voor het behoud er van vreest.
Vermoedelijk bevatte het doosje dynamiet, doch hoe 't op
die plaats gekomen kan zijn, blijft zeer raadselachtig.
Woensdagmiddag sloeg te Uitgeest de biksem op twee
plaatsen in een boom. Eene koe, die in de nabijheid graasde
werd in eene sloot geworpen, maar bekwam geen letsel.
In een stuk weiland onder Castricum sloeg de bliksem, waar
door het gras in brand geraakte en de maaier, L. K. werd
omvergeworpen, doch zonder letsel te bekomen. Aan het station
in die gemeente werden de telegraaftoestellen door den bliksem
onbruikbaar gemaakt.
Bij de herstemming van Woensdag 27 Juni j.1. zijn te
Hoogwoud tot leden van den Raad benoemd de heeren C.
Warnsinck, notaris, en D. Rempt, veearts.
Naar het Dagbl. van Z.-II. verneemt, zal de Tweede Kamer
der Staten Generaal waarschijnlijk op 4 Juli a. s. bijeenkomen.
De Nationale Wedstrijd in het Schrijven voor jongens
en meisjes van 12 tot 15 en van 15 tot 17 jaten, zal worden
gehouden van 15 tot 31 Juli e.k., en is verdeeld in drie
afdeelingen, en wel: Schoonschrift, Vlugschrift en Rondschrift.
De wedstrijd wordt gehouden in twee klassen; tot de eerste
klasse worden toegelaten, jongens en meisjes van 12 tot 15 jaren,
en tot de tweede klasse jongens en meisjes van 15 tot 17 jaren.
Verschillende Medailles en Eere-Diploma's worden beschik
baar gesteld.
De kosten van deelneming bedragen voor eiken inschrijver
f 1.25 onverschillig of men in een of wel in meerdere afdeelingen
wenscht mede te dingen, welk bedrag vóór of uiterlijk op den
7den Juli per postwissel aan één der Bureaux van administratie
van den wedstrijd gezonden moet worden, vergezeld van het
Inschrijvings-Billet. (Het re?u van den postwi96el dient tevens
tot quitantie.)
Zij die onvermogend zijn om de inschrijvingskosten te storten,
kunnen op hun verzoek kosteloos mededingen, mits het daarbij
gevoegde inschrijvingsbiljet mede door den Burgemeester of een
ter hunner plaatse aanwezend hoofd—onderwijzer onderteekend
wordt.
Leden der jury zijnProf I. A. Alberdingk Thijm, I. H.
Gartsen, D. Hekker Jr., I. H. Hinse, C.Petri en J. I. H. Cornelisse.
Inlichtingen worden verstrekt door de heeren Alex. B. Barends
en Louis Bos te Amsterdam.
Toen de 72-jarige Z. F. Dunk, te Maarssen, zich gisteren
morgen naar de woning zijner dochter begaf, zag hij bij het
passeeren van het brugje over de Wetering, nabij deze gemeente,
een paar klompjes op het water drijven. Zelf gebrekkig, kon hij
geen verder onderzoek instellen, maar vertelde zclks dadelijk
bij tehuiskomst aan zijne dochter, die zich onmiddellijk naar
de aangeduide plaats begaf en, tot hare groote ontsteltenis, op
den bodem der wetering haar eigen kind, een vijf-jarig meisje,
ontdekte. Nadat zij zich te water had begeven, nam zij het op
hare armen en hield het boven water. Zoo trachtte zij aan wal
te komen, maar dat mocht haar niet gelukken, zoodat de arme
vrouw, die in dien toestand verder niets tot behoud van haar
kind kon uitrichten, ongeveer een kwartier in het water had
doorgebracht, alvorens er op het gejammer en geroep hulp
kwam opdagen, waardoor zij uit dien wanhopigen toestand werd
gered en op het droge gebracht.
De aangewende pogingen tot opwekking van het leven van
haar dochtertje bleven zonder gevolg het kind was reeds overleden.
Te Oude Pekela sloop Woensdag in den vroegen mor
gen eene jeugdige dievegge in de woning van hare buurvrouw,
eene weduwe, die reeds hare werkzaamheden op het land had
aangevangen. Met een valschen sleutel wist zij de deur te ope
nen, alsmede het kabinet, waaruit zij eene portemonnaie
met geld nam en die zich toeëigende. Inmiddels hadden de
overburen bemerkt wat zij deed, en nam zij de vlucht. Doch
de thans aldaar ijverige politie wist haar te achterhalen en
procesverbaal tegen haar op te maken. Het moet niet de eerste
maal zijn, dat deze twaalfjarige deugniet dergelijke praktijken
heeft uitgevoerd.
Te Kralingen had een werkman eene curieuse vergissing.
Nadat hij den ambtenaar van den burgerlijken stand had ken
nis gegeven, dat zijn vrouw bevallen was van een zoon, kwam
hij den volgenden dag mededeelen, dat hij zich vergist had,
want dat hij niet een zoon maar een dochter rijker was gewor
den. Al weder was een bakerpraatje de oorzaak van dit abuis.
Deze had den vader met de geboorte vau een jongen geluk-
gewenscht, op dezen gelukwensch had de gelukkige vader zijn
aangifte gebaseerd.
Iu de kas van den rijksbetaalmeester L. te Groningen,
van wiens plotseling overlijden indertijd gewag werd gemaakt,
is een tekort van f 96,000 gevonden. Daarvan zal door zake
lijke borgstelling f 40, 000 gedekt zijn, zoodat het rijk f56,000
hierbij te kort komt.
Onlangs stal de zoon van den landbouwer Warmelik te
Vasse uit het ouderlijk huis onder meer een ijzeren aanbeeld
en maakte dat te Enschede voor jenever te gelde. De vader
had daarvan aangifte gedaan bij de politie. Toen dat den zoon
ter oore kwam, verzekerde hij dat hij wraak zou nemen. Het
wraakuur scheen nu te zijn gekomen, want Woensdag kwam
hij onverwachts een bezoek brengen aan het ouderlijke huis,
mishandelde zijnen vader en sloeg alles kort en klein wat in
huis was; hij liet zelfs geen vensterruit heel. Op het hulpge
roep schoten de bureu toeéén van dezen ging de politie uit
Tubbergen roepeu. De rijksveldwachter had het geluk hem onscha
delijk te maken, door hem geboeid mee te nemen naar Tubber
gen en vervolgens te transporteeren naar Almeloo.
Algemeene Vergadering op Donderdag 28 Juni 1.1 in het
Noord—Hollandsch Koffiehuis.
Tegenwoordig waren 29 leden.
De heer Waller, voorzitter, opende de vergadering, betreu
rende de geringe opkomst der leden.
Door den heer P Buis, administrateur der vereeniging, werd
nu voorlezing gedaan van de rekening over het afgeloopen jaar
De uitgaven beliepen te zamen f21531,59, waaronder
f 21181.02 als koopsom der van de firma Prins gekochte
K06K6Q.
De ontvangsten bedroegen
Koek gelden, f21288.695.
Contributie, 74
Lijnkoekstof, 46]98|
Omslag, 8266>
Surplus, 4.10.
Tezamen f 21494.43*.