vaart, dan nadert de man den leeftijd des grijsaards; zijn levensdoel begint hem ijdel en nutteloos te schijnen; de j, zaak, waarvoor hij streed, laat het waarheid, rechtvaar digheid of godsdienst zijn heeft door zijn strijden niets gewonnen; het verblindend geluk, waarvan oppervlakkiger zielen gewaagden, en dat zij vonden in overmaat van ijael- heid en genieting, keerde hem steeds den rug toe, waarom zal hij langer treuren en lijden? Waarom zal hij langer doelloos werkzaam zijn En de teleurstellingen, die hij eertijds met een lachende trek om den mond opwachtte en tegenstaarde, hebben eindelijk macht over hem gekregen zij hebben in hem een doffe apathie gewekt tegen alles, wat goed is en edel en een grootsch karakter is weder verdronken in de sleur van het alledaagsche En „Och God/' troost hij zich, „'t is immers altijd nog goed gegaan Eerst worstelen we met hen, als jongeling vurig en ijverig, maar onze kracht verspillend in dwaze uittartingen als man met al den moed en al de kracht die in ons is, kalm en bezadigd maar onverzettelijk en gestreng; doch eindelijk blijken zij sterker te zijn dan wij, en- wij geven den ongelijken strijd op echter niet zonder het bewust zijn, dat we daardoor ons zeiven zedelijk verlagen. Ik spreek hier natuurlijk niet alleen van die teleurstel lingen, die de genieën moeten ondervinden, omdat het volk hun taal niet begrijpt, hun denkbeelden bespot en met de wapenen van traditie en gewoonte, hen die omgord zijn met het zwaard van verstand, wijsheid en beschaving, tegentreedt en meent te verslaan, niet zelden ook, helaas verslaat Maar ik bedoel hier die kleine teleurstellingen, die het dagelijksche leven voor ons in den schoot draagt, die twij feling wekken aan menschenliefde, aan goeden trouw en eerlijkheid; die kleine teleurstellingen, die ons onwillekeu rig worden aangedaan, en waaruit wij, zwaardenkend als we meestal zijn, gal en vergif zuigen, die een innige vriend schap soms doen verflauwen, en tweedracht zaaien, waar liefde was. Het zijn de slangen der samenleving; zij schui felen voort en sissen ons tergend en plagend in de ooren, tot wij, andere Eva's, den appel nemen, die zij ons toerei ken en die wantrouwen heet. Wel hém, die de kracht heeft, hem te weigeren, die den moed heeft het ondier den kop te vermorselen. Hy zal, tot den dood toe, eene zonnige levensbeschou wing behouden, en gelukkig. J. v. d. B. Binnenlandsch Nieuws. Lijst van brieven, geadresseerd aan onbekenden, ver zonden in de 2e helft der maand Augustus 1888. Wordt Vervolgd. Dat is de geschiedenis van eiken dag; dat is het feit, waarvoor bijna elke ziel zich buigt 't moge vroeger zijn of later't moge geleidelijk zijn of tengevolge van één ontzettend oogenblik, van één wreede ontgoocheling maar bijna geen karakter kan zich onttrekken aan den verlammenden invloed der teleurstellingen, der meestal zoo nietig-geschatte krachten, die als kleine duivelen ons tegemoet treden en ons hoonend den toegang weigeren tot ons doel. Schagen, 19 September 1888. Postkantoor Schagen. Namen der geadresseerden, plaats van bestemming. van Wieringerwaard, A. Waterman. te Schiedam. Onder begunstiging van het prachtigste weer had Maandag te Medemblik de harddraverij plaats, uitgeschreven door de vereeniging Medemblik en Omstreken. Een buitengewone menigte menschcu waren tegenwoordig. Opgehoopt zaten, neen stonden de menschen in den trein, wel een bewijs, dat de locaalspoor nog nieuw is, en men daardoor nog niet bekend is met wat het beteekent als te Medemblik harddraverij gehouden wordt. Twaalf paarden dongen mede. De prijs van f 200 werd behaald door de bruine merrie Mananne, vau den heer A. Witteveen te Rauwerd, berijder S. Witteveen; de eerste premie (f75) door de bruine merrie Helenaen de tweede premie (t 25) door de zwarten bles merrie Emma, beide paarden van den heer H. Dalen- berg, te Alkmaar, berijder A. Dalenberg. De premie van f 10, uitgeloofd voor het mooiste jockey kostuum, werd toegekend aan den pikeur C. Bier. Heden morgen ontdekte men op een der lichters aan de marinewerf te Nieuwediep eenen prachtigen valk. Na veel inspaning gelukte het eenen der werklieden den vogel in bezit te krijgen. Het dier is thans tentoongesteld bij een der ingezetenen van den Helder. Te Wognum, waar Iwee openbare scholen zijn, zal eer lang eene R. C. School voor jongens worden geopend. Voor meisjes bestaat zulk eene reeds sedert enkele jaren. De bevolking dier gemeente bedraagt p.m. 1800 zielen. Te Zaandam is Zondagnacht hevig gevochten tusschen eenige personen, behoorende tot de bemanning van de aldaar in de haven liggende zeeschepen, de Vesta, en de Christiana, Mat- hilda, waarbij niet alleen van messen maar ook van vuurwa penen werd gebruik gemaakt. Twee mannen zijn zwaar gewond, waarvan een zeer lang nog in bewusteloozen toestand verkeerde. Vier personen zijn gearresteerd, en een schijnt voortvluchtig. Voor de Haalermsche rechtbank stond j. 1. Donderdag terecht zekere C. K., landbouwer te Assendelft, die beschuldigd werd van in het water werpen van een 6-jarigen knaap. Hoewel de rader van den jongen had verzocht de zaak niet te vervolgen, had de subst. officier van justitie gemeend het wel te moeten doen, daar de beklaagde volgens zijn inzien een lesje verdiende om naderhand zijn drift wat te beteugelen. Voor die drift was anders wel aanleiding, want de 6-jarigen jongen is een echte deugniet, die er met andere knapen genoegen in vond het vee van den beklaagde in het land achterna te zitten en het daar door wild maakte. Toen hij daarmede op 20 Juli weder bezig was, werd hij door beklaagde gesnapt, gegrepen en had hij volgens zijn meening verdiend om over de sloot te worden gegooid, maar dat was niet gelukt, omdat de jongen zich te stevig vasthield. Daardoor was hij niet over, maar in de sloot terecht gekomen. De eisch was f 30 boete en de verdediger, mr. Ph. A. Haas, vond dat wat kras, als de rechtbank tenminste straf noodig achtte, wat volgens den verdediger eigenlijk niet noodig was, daar het opzettelijke der daad niet was bewezen. A. s. Donderdag zal de rechtbank uitspraak doen. De voogdijwet. De Staatscourant van 18 Sept. bevat de wet van 14 dezer, tot regeling der voogdij van H. K. II. Wilhelmina Helena Paulina Maria, prinses der Nederlanden, voor het geval van minderjarigheid bij hare komst tot den troon. In de Zaterdag gehouden vereenigde vergadering van de beide Kamers der Staten-Generaal, is de Tegenwoordige zitting door den Minister van Binnenlandsche Zaken gesloten met de navolgende rede Mijne Heeren! Ingevolge de bevelen van Zijne Majesteit den Koning kwijt ik mij van de eervolle taak u dank te zeggen voor uwe mede werking in de behartiging van 's lands belangen. Hoewel uwe bijeenkomsten tijdens deze korte zitting niet talrijk waren, was uw arbeid niet onvruchtbaar. De voorgestelde regeling van de voogdij over hare Koninklijke Hoogheid ïlheltnioa fjei Paulina Maria, prinses der Nederlanden, voor het geval van mij*11 jarigheid bij' hare komst tot den troon, werd door u met eenn; stemmen aangenomen. De wet tot verlenging en wijzigt het aan de Nederlandsche Bank verleende octrooi kwam tot°S( De internationale overeenkomst tot het tegengaan der misbrui voortvloeiende uit den verkoop van sterken drank onder visschers op de Noordzee buiten de territoriale wateren, moci6 uwe goedkeuring erlangen. De geiden benoodigd voor het onderzoek naar den toestand van den landbouw in ons vaderland werd door u toegestaan. In naam des Konings verklaar ik deze zittin" der Staten-Generaal gesloten. Rede, bij de opening van de Vereenigde Zitting der Staten-Generaal, uitgesproken namens den Koning, door Mr JE. baron Mackay, Minister van Binnenlandsche Zaken. Mijne Heeren! i/üe Koning, verhinderd in uw midden te verschijnen, heeft ons opgedragen deze zitting der Staten-Generaal te openen „De betrekkingen des Konings met de buitenlandsche mogend- heden waren van den meest vriendschappelijken aard. »De min gunstige weersgesteldheid deed haren nadeeligej invloed op den oogst gevoelen; de toestand van den veestapel is zeer voldoende; hetzelfde kan nog niet gezegd worden van handel, scheepvaart en nijverheid, al mag, wat den handel betreft, op eenigen vooruitgang gewezen worden. „In eenige provinciën hadden werkstakingen plaats; door gepaste maatregelen werde grove wanordelijkheden voorkomen „De toestand van 's lands geldmiddelen is niet onbevredigend - bij een spaarzaam beheer bestaat tot het doen van voorstellen tot versterking van 's rijks inkomsten geene aanleiding. „Onderscheidene wetsontwerpen ter uitvoering van bepalingen van de grondwet zullen worden ingediend. „Eene gedeeltelijke herziening van de wet op het lager onder, wijs zal u worden voorgesteld. „Uwe medewerking zal worden ingeroepen tot splitsingen van de weinige nog overgeblevene meervoudige districten voor de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten- Generaal. „Een wetsontwerp, houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen arbeid van jeugdige personen en vrouwen, zal u eerlang bereiken. Uwe hulp, waar die noodig mocht blijken, om het onderzoek naar fabrieken en werkplaatsen, tot een goed einde te brengen, zal, naar wij vertrouwen, niet te vergeefs worden ingeroepen. „Wetsontwerpen tot regeling van de pensioenen der burge- lijke ambtenaren en van die van hunne weduwen en weezen zullen u weldra worden aangeboden. „De internationalen overeenkomst tot afschaffing der premiën bij den uitvoer van suiker, mede door 's Konings gevolmach tigden onderteekend, zal, bij bekrachtiging der wet, leiden tot het voorstellen eener wijziging der belasting op de suiker. „Een ontwerp van wet op denverkoop van natuur- en kunst boter is in bewerkingde gelden, benoodigd voor de oprichting van landbouwproefstations, zullen bij u worden aangevraagd. „De toestand van het materieel onzer marine vordert dringend maatregelen om in de aanvulling daarvan te voorzien; op den weldra aan te bieden staatsbegrooting zijn de noodige gelden uitgetrokken om daarmede een begin te maken. „In het westelijk gedeelte van Java hebben, onder samen werking van verschillende oorzaken, ernstige onlusten plaats gehad. Door het krachtig optreden van het Bestuur en de uit nemende diensten van het Nederlandsch-lndische leger werd de rust spoedig hersteld en de voortgang der oproerige beweging, ook in andere gewesten, bedwongen. „Op Noordelijk Sumatrais meerdere genegenheid tot toenadering van de zijde der hoofden merkbaar; de toestand kan in zooverre meer bevredigend genoemd worden. „De ziekte waardoor onze krijgsmacht in Atjeh geteisterd wordt, heeft zich niet uitgebreid. Eene commissie is bijeengeroepen tot overweging der vraag, welke middelen uit geneeskundig zoowel als uit militair oogpunt nog nader zouden kunnen worden aangewend om hare nadeelige gevolgen te keeren. „Met de bede dat Gods zegen moge rusten op uwe werkzaam heden, verklaren wij, in naam des Konings, deze zitting der Staten-Generaal geopend." In de algemeene vergadering der Hollandsche maatschap pij van Landbouw, Donderdag in den Haag gehouden, heeft men zich verklaard voor afschaffing van de den landbouw zoo zeer drukkende mutatierechten, zonder aanwijzing van een equivalent. Sommigen wilden als zoodanig de aandacht vestigen op een kapitaalbelasting. Mede is in beginsel besloten tot sub sidie aan de zuivelinzending bij de Parijsche tentoonstelling- Beschikbaar is gesteld f 1000. Aan de Zuid-Hollandsche hoeve voor zuivelbereiding is een jaarlijksch subsidie van f U°L toegekend. Tot lid van het hoofdbestuur is gekozen de heer De Kat van Hardinxveld te Dordrecht. Besloteu is in 1889 de algemeene tentoonstelling te houd#1 te Haarlem. Het graven van het kanaal bij Kiel, ter verbind"1? van de Noordzee met de Oostzee, is aangenomen door °nze landgenoot, den heer H. Wiegerink te Groenloo. De aanneming*' som bedraagt in rond getal f 7.000.000. Te Meppel weigerde Zaterdagavond, juist toen het tjjj was, de lichten te ontsteken, de gasfabriek plotseling 8 dienst. Ofschoon het gebrek, dat niemand kon voorzie" voorkomen, spoedig gevonden en verholpen was, had toch gelegenheid, eenige vroolijke tooneeltjes te. beleven werd o. a. op het stadhuis een huwelijk bij kaarslicht ges0 Hilversum's Mannenkoor, directeur de heer H- L driessen, zal binnenkort weder in de groote zaal van n van Holland,# een concert geven, waarop o. m. <^e sC.: ftf. compositie „Fritjof-Sage# zal worden uitgevoerd. Nwr wjrjen nemen, zullen bij dit concert de solopartijen vervuld door den heer Orelia, len baritonzanger, en mevrouw van Zandt, le coloratuurzangeres, beiden aan de H° te Amsterdam. het einde van het lied was, dat hij hem met barsche woorden de deur wees. Sidderend van ontroering verliet Erich, arm aan hoop, het slaapvertrek zijns vaders. Hij ging den in de voorkamer wach tenden kamerdienaar voorbij, zonder diens spottenden lach te bemerken. Een zonderlinge hartstocht beheerschte nu al zijn. gevoel, zijn gemoed was in opstand. In deze stemming ontmoette hij zijn broeder Wolf. Tot nu was er tusschen de heide broeders, ofschoon zij in den loop van het laatste jaar tamelijk van elkander vervreemd waren, nauwelijks een ernstig of ook maar een boos woord gewisseld geworden. Nog voor weinige dagen waren zij van elkander met een hartelijken handdruk gescheiden. Nu stonden zij eens klaps tegenover elkander, niet als twee mannen, die dezelfde moeder bezaten, maar als twee doodsvijanden, die gereed zijn te strijden om het liefste, wat er voor hen op de wereld bestaat. Terwijl Erich met van toorn vlammende oogen zijn broe der aanstaarde en te vergeefsch naar woorden zocht, om den storm in zijn binnenste te luchten tegen den roover van zijn geluk, bezat de van schuld bewuste Wolf nauwelijks den moed, de oogen op te slaan. Hij kon zijn broeder geen oogenblik flink in het gelaat zien, doch sloeg telkens weder den blik neder, wanneer onverwachts de brandende, treffende straal uit Erich's oog hem trof. „Ik verlang rekenschap van uWat beteekent uw misdadig verbreken van een verbintenis des harte, die u van af den beginne bekend is geweest," begon Erich eindelijk met van toorn bevende stem. Wolf trachtte een hoogmoedig gelaat te zetten. „Wilt gij mij misschien ter verantwoording roepen vroeg hij op gemaakten, minachtenden toon, terwijl hij angstvallig vermeed den blik van zijn broeder te ontmoeten. „Ik heb geen lust, met u te rede twisten." „Dan zijt gij bij uwe valschheid ook nog een lafaard, die het niet waagt, tegen den zwaar beleedigde met open vizier op te treden," beet Erich hem toe. Een vluchtig rood verspreidde zich over het bleekfe, afgematte gelaat van den ander en de stijf op elkander geperste lippen trilden zenuwachtig. „Ik heb het reeds dikwijls bewezen, dat het mij niet aan moed ontbreekt", antwoordde Wolf toen na tenig stilzwijgen en zinspeelde blijkbaar op de verschillende duels, die hij in zijn studententijd aan de hand had gehad. „Voor het overige kan ik u zeggen, dat het evenwel niet mijn vrije wil was, toen ik om de hand van Angelika vroeg. Ik had een heftig tooneel met onzen vader te doorstaan, deze dwong mij er toe aan zijn bevel te gehoorzamen." „Ha, alsof gij nog een jongen waart, die blindelings de bevelen van uw vader opvolgt,zeide Erich, met de linkerhand een verachtelijk gebaar makende. „En werkelijk, wanneer onze vader u een dergelijken onrechtmatigen eisch stelde, om de geliefde van uw broeder voor u te begeeren, zijt gij niet man genoeg, om voor uw broeder partij te kiezen, die toch uw vriend, uw raadsman is geweest in menig bitter uur van uw leven Maar dat doet hier niets ter zake; gelijk gij gehandeld hebt, dat moogt gij met uw geweten afmaken. Wij beiden zijn voor het vervolg natuurlijk gescheiden maar ik heb u nog één vraag te doen. Wilt gij het treurspel nu voor geëindigd beschouwen, en zoowel Angelika als mij de vrede des harte teruggeven ?-.... Of blijft gij er bij, ook in de toekomst de rol te spelen van roover „Uwe toespelingen laten mij koud," antwoordde Wolf ont wijkend. Het zenuwachtig trillen van zijn gelaat verried duidelijk, hoezeer hij leed onder de minachtende bejegening van zijn jongeren broeder. „Ik kan niet anders handelen de handen zijn mij in zekeren zin gebonden, ik moet Angelika huwen. Wanneer gij verstandig zijt, dan zult gij, in plaats van mij te bespotten, mij beklagen Ik ben een diep onge lukkig man." Daarbij verborg hij werkelijk het hoofd in de hand en staarde met door smart verwrongen gelaatstrekken naar den grond. Maar Erich verkeerde niet in eene stemming, om in dit oogenblik de gemoedsaandoeningen van zijn broeder te begrijpen. Hij kon in dezen niet anders, dan den vermetelen indringer zien, die gewetenloos het heiligste en het schoonste geluk, dat hij van het leven had verwacht, bereid was te verwoesten. „Gij zijt een schurk," antwoordde hij met trillende lippen, „maar nog is er gerechtigheid op aarde. De Voorzienigheid zal het niet toelaten, dat om de valsche streken van een enkel man, harten breken en hun levenlang ongelukkig worden.# Daarop stormde hij de kamer uit, zonder verder zijn broeder eenigen aandacht te schenken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1