En vergeef ons onze sclmlfleii! Zondag, 23 September 1883. 31ste Jaargang. Ho. 2231. AMSTERDAMSCHE KRONIEK. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCH ACiKIV, liaan, D, 5. Sommige menschen denken, dat een Kroniekschrijver niet alleen alles moet maar ook alles kan weten. Zoo vraagt men mij af en toe, hoe het toch met onze aan staande nieuwe Beurs gesteld is, en wat de reden mag zijn van de onverklaarbare stilte over deze zaak. En dan bestaat mijn antwoord uitsluitend in een twijfelend schou derophalen. Het heeft er inderdaad veel van of de plannen hoe langer hoe meer op den achtergrond geraken. Zoo nu en dan hooren wij nog eens iets dat aan de raadselachtige Beursquaestie herinnert, maar meestal slechts van ter zijde, en dan nog zulk nieuws, waaruit blijkt dat er vooreerst nog niet met den bouw zal begonnen worden. Op dit ge bied is het dus óók waarbeter geen tijding dan kwade tijding. Deze week is er nu weer een nieuwtje wereldkundig geworden, dat door de voorstanders der nieuwe Beurs stellig als een kwade tijding zal beschouwd worden. Door Burg. en Weth. is namelijk aan den Raad voorgesteld om den steenen vloer in het middengedeelte van de oude Beurs door een houtbedekking te vervangeneen groot ongerief dat, vooral in het gure jaargetijde door dien steenen vloer aan vele Beursbezoekers wordt veroorzaakt, zal daardoor worden weggenomen. De kosten zullen circa f2000 bedra gen. Voor de heeren in den „Effectenhoek" is dit een heugelijke mededeeling, want menigeen hunner heeft, als hij op een regenachtigen najaars- of winterdag een paar uur lang op dien steenen vloer moest staan trappelen, een aanval van rhumatiek of buikpijn gekregen bij het verhan delen van zijne Oostenrijksche Metallieken, Amerikaansche Sporen en Goorsche Stoomtram metjes. De houten vloer is een afdoende maatregel tegen al zulke narighedenen er is in dien hoek reeds zóóveel gelegenheid om buikpijn te Roman van GEORGE HöCKEB. 55.) XXYI. krijgen bij een plotselinge daling der koersen of het faillis sement van een groot huis, dat de vloer er waarlijk niet het zijne toe behoeft bij te dragen. Maar aan den anderen kant zou men geen reparatie van f 2000 aan de oude, reeds lang ter dood veroordeelde Beurs ondernemen, indien er eenig uitzicht bestond dat de nieuwe spoedig in het aanzijn zou verrijzen. De gevolgtrekking dat die nieuwe zich dus wie weet nog hoe lang zal laten wachten, ligt voor de hand.En die gevolgtrekking is dan het nieuwste nieuws in de nieuwe-Beurs-quaestie. Men meent alvast de oude weer wat te moeten oplappen. Onze goede oude bekende, de Fransche Opera uit den Haag, is deze week ook weer verschenen. Al is dit een onmiskenbare herinnering aan den naderenden winter, toch hebben wij hare terugkomst met blijdschap begroet. Een eigen Fransche Opera schijnt Amsterdam er maar niet op na te kunnen houden, hoe dikwijls er ook pogingen in dien geest zijn aangewend; daarom behelpen wij ons nog steeds met die onzer Haagsche zusterstad. Zooals ik zeide, wij hebben ook dezen keer weder het Opera-gezelschap uit de residentie met ingenomenheid begroet, vooral omdat het al dadelijk bleek, dat de voornaamste emplooien bezet waren met artisten van groot talent. De opvoering van La Juivehet altijd boeiende meesterwerk van Halevy, waarin het geheele hoofdpersoneel optreedt, gaf goede ge legenheid om elks verdiensten te doen uitkomen. De Fransche Opera behoort hier altijd, onder alle rangeD en standen, tot de meest geliefde vermakelijkheden en zij kan altijd op „een vol huis" rekenen. Ook Dinsdagavond was de zaal goed bezet, ofschoon de vertooners van La juive de concur rentie hadden vol te houden tegen hot heusche paardje, dat in het Grand-Theatre een rol vervult in „knikkebeen van den vijgendam," tegen den heuschen hond die in den Salon des Variétés in „Jonas Duitenknijper of een millioen voor een kind" optreedt, tegen den heuschen ezel, die in het Theatre Tivoli op de planken komt in „Duizend kluch ten of de avonturen van Dr. Holloway Jr'\, en vooral tegen het heusche water van den nagebootsten waterval, waarmede bij de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel de Opvoering van „Matthias Sandorl", uit een roman van Jules Verne getrokken, wordt opgeluisterd. Al die buitengewone aantrekkelijkheden voor men er zich door aangetrokken gevoelt beginnen echter reeds tamelijk afgezaagd te worden. Wij hebben indertijd reeds olifanten en drommedarissen voor het voetlicht gehad, en kijken dus naar vierbeenige ezels en artistiek ontwikkelde paardjes niet eens meer om. En wat den waterval aangaat, och, het schijnt wel of er ook op dit gebied niets nieuws onder de zon is. Want een bevoegd criticus heeft naar aanleiding van dit kunststuk terecht herinnerd, dat reeds meer dan driehonderd jaar geleden de bekende en beroemde schilder Karei van Mander levende kameelen, duiven en raven op het tooneel bracht en met echt water den zondvloed voor stelde. Wilden de tooneeldirectiën dus in dit opzicht eens met een wezenlijke „haute nouveauté" op de proppen komen, dan zouden zij b. v. iets moeten geven in den trant van een heuschen vuurspuwenden berg of een echten onvervalschten waterval Misschien hebbèD we het over een jaar of zeven wel zoo ver gebracht, als de derde der gisteren veroordeelde valsche munters zich weer als een vrij en we willen hopen ook als een verbeterd man in de maatschappij beweegt. Aan tijd om over hun wanbedrijf na te denken en tot inkeer en berouw te komen, zal het den drie misdadigers overigens niet ontbreken: zij werden respectievelijk tot 5, 6 en 7 jaar gevangenisstraf veroordeeld, en blijven dus achtereenvolgens tot 1898,1894 en 1895 uit de maatschappij afgezonderd. Het moet een heele onderneming zijn, aan zulk SCHAGER Alieissi COURAAI rtcülic- Liliwft m Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- TENTIÊN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÈN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.18 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Wolf gevoelde zich werkelijk als vernietigd. Niet, omdat hij bang was voor de bedreigingen van zijn broeder. Hij had het reeds lang verleerd, geloovig den blik naar boven te slaan. Daar boven, in het wereldruim heerschte niets anders voor hem, dan beweging, lucht en leven, evenals op aardemaar toch was er iets van zijn geweten in hem achtergebleven, hetwelk door al de lichtzinnigheid van zijn hart niet tot zwij gen kon worden gebracht. Hij gevoelde zich als verlamd door de onbeschrijfelijke verachting, die er gesproken had uit alle i hlikken, uit alle woorden van Erich. Was hij dan werkelijk 1 zulk een schurk, als zijn broeder hem dat voorstelde? ja, klonk het in zijn binnenste en hij kon zich zeiven wet dermate bedriegen, dat hij den vermanenden klopper in zijn binnenste een misdadig neen durfde toeroepen. Maar kon hij dan anders handelen Sedert het uur der \e.rklaring tusschen hem en den schurkachtigen kamerdienaar zijns vaders, was hij de oude niet meer. Hij had zijn zelf- «wustzijn, al de trotsche, overmoedige eigenschappen, die hem Voeger tot zulk een schitterend, veel benijd cavalier hadden gevormd, verloren. Hij kwam zich zeiven voor te zijn, een Tennolmd, ten ondergang gedoemd wrak op den onmetelijken des levens. Daarbij gevoelde hij zich afgemat. Trots 1 z!)n ongeloof, drukte hem iets, alsof de toekomst voor hem ^ontzettends in den schoot verborg. Geheel verslagen zocht "Wolf den kamerdienaar op, en wenkte hem naar zijn kamer te volgen. Daar aangekomen, zonk *n een stoel en, het hoofd diep op de borst neder latende ~*ken, zuchtte hij hevig. „Menscli, gij zijt een duivel nij na lang stilzwijgen, tot den, met een koel lachje k r nem staanden dienaar, die onverschillig de armen over de L- "ad gekruist. „Het is iets onmenschelijks, wat gij van J angt, ik kan het niet uitvoeren.' p u geen anderen uitweg over blijven,' antwoordde Tefsn; terwijl hij den vertwijfelden jongen man on- geen V lg aanza8- «Voor den duivel, wees toch een man en dat n. P" Wat is het dan toch eigenlijk voor belangrijks, aiets U ver^ang Wanneer gij het goed nagaat, wil ik digen ai ^an een domme streek herstellen, die gij injeug- Kl^oed voor jaar en dag hebt begaan.' lot ee' eunde. „Onmensch, die gij zijt Gij wilt mij misdadiger maken, tot een gewillig werktuig van uwe luimen." De kamerdienaar lachte even. „Roept dat toch niet in alle vier windstreken uit; moeten de muren dan met allen geweld hooren, wat wij met elkander hebben te bespreken beet hij Wolf toe. „Spreek toch niet zoo dwaas, heer graaf, alsof ik u tot een misdadiger wilde maken bespotte lijk Wat is dan mijnheer uw vader sedert vele jaren Een hoog geacht, veel benijd man, niet anders Laat u toch niet bang maken door die kindersprookjes, die goed zijn voor het onbeschaafde gepeupel, alsof er nog eene vergelding en eene gerechtigheid zouden bestaan als wij stervenEen mis daad is het, wanneer men zich vangen laat, maar wanneer men met koenen moed het geluk aan zich weet te smeden, dan noem ik dat slimheid.' Wolf gaf geen antwoord. „Wees voor het overige blijde," ging de kamerdienaar voort, terwijl hij een stoel naderbij schoof en met de meeste bedaard heid plaats nam. „Het gaat immers alles naar wenschDat er eenige stormen opsteken, daarop moet gij u zeker voorbereid hebben. Maar hoe mannelijker en beslister gij optreedt, des te eerder zullen deze onaangename voorvallen overwonnen zijn. Nu, als gij reeds om de hand van Angelika van Almenrode hebt gevraagd en dezelve u is toegezegd, is het natuurlijk ook tijd, dat gij een einde maakt aan die dwaze verhouding tot de molenaarsdochter. Wolf liet de handen van het gelaat terug vallen en keek den ander met een vreeselijken blik aan. Wat voor een nieu we schurkerij mocht de vreeselijke man nu weer voor hem verzonnen hebben? „Wat is er met Antje,* riep hij met ruwe, heesche stem, „wat wilt gij van de arme, onschuldige vrouw „De hemel zal mij behoeden, dat ik iets van haar wil,* ant woordde de kamerdienaar spottend, „ik meen slechts, dat gij het met haar moet afmaken.... Verstaat gij mij dan niet? Gij moet van haar scheiden.' Wolf liet opnieuw het hoofd op de borst zakken. „Ja, waar lijk, dat moet ik," klaagde hij, „maar ik zie geen mogelijkheid, om tot dat doel te komenzij is mijn wettige, getrouwde vrouw." „Hi zeide u immers reeds, dat het geen beletsel is," viel Erans hem schouderophalend in de rede. „Er is alleen sprake van op een goede manier van uwe vrouw af te komen. Gij moet eenvoudig tot haar gaan en haar verklaren, dat dringende toestanden Bij den hemel,' viel hij zich zeiven in de rede, „gij kunt haar immers een geheele ceel vol roerende geschie denissen opdisschenkortom, dat hoogst ernstige toestan den u dringen alle betrekkingen te verbreken. Ja, nog meer, dat gij met een andere dame zult moeten huwen." „Dat moet ik zeggen tegen het onschuldig, jonge wezen, dat zich vol vertrouwen aan mij heeft overgegeven Dat dat spoedig een kind van mij zal bezitten?' stamelde Wolf, terwijl een donkerrood zijn gelaat kleurde. „Gij wordt reeds weder dramatisch, heer graaf,' antwoordde de kamerdienaar hoonend. „Het handelt hier alleen om een zaakje, dat men in alle kalmte kan afdoen. Met sentimentali- teiten komt gij niet ver. Dat heeft ook mijnheer uw vader bij tijds bedacht, en hem er voor doen bedanken, den bedel zak op den rug te nemen en met den staf in de hand de ellende tegemoet te wandelen De bergen van het geluk zijn moeielijk te beklimmen, en het is zeer natuurlijk, dat men bij het gevaarlijke waagstuk menigeen der klimmers onbarm hartig in de diepte moet terugslingeren, om ook maar een steunpunt voor zich zeiven te vinden; kortom, gij zegt tot de jonge vrouw, wat gij wilt alleen moet het haar duide lijk gemaakt worden, dat zij in de toekomst van u niets meer heeft te hopen. Ik ken die vrouw niet,' voegde hij er schou derophalend aan toe, „maar volgens uwe mededeelingen moet zij een waar model van deugdzaamheid en zedigheid zijn Dan zal het echter des te minder moeielijk vallen, wanneer gij maar de dame in hare zwakste zijde weet aan te tasten, haar te dwin gen tot stilzwijgendheid, lijdzaamheid en wat al niet meer.' De laatste woorden sprak hij met bijzonderen nadruk uit. „Maar mensch, iu welk een krankzinnig spel wilt gij me verwikkelen riep Wolf vergramd, die te woedender was, hoe meer hij zich in handen wist van den gewetenloozen schurk. „Ik kan immers, wanneer ik werkelijk die schurken streek bega, geen oogenblik meer kalm en onbezorgd leven steeds moet ik vreezen, van de gerechtigheid achterhaald en achter tuchthuismuren begraven te worden." De kamerdienaar deed een spottend gelach hooren „Ik zeide u immers reeds, dat ik een waarborg moet bezitten, om van uw persoon en uw goede wil volkomen verzekerd te zijn,* antwoordde hij, terwijl een duivelachtige gloed in zijn oogen schitterde. „Het baart u wel eemge moeielijkheden maar wat doet dat er ten slotte toe Op mijn stilzwijgen kunt gij u verlaten.» „Maar Antje? Gelooft gij, dat de ongelukkige alles zonder verzet zal verdragen?" riep Wolf ontzet uit. „Een vrouw kan alles verdragen van den man harer liefde, maar dat deze haar heur eer ontsteelt en haar in het slijk treedt, dat kan zij niet vergeven.' „Zeer schoon opgemerkt,* spotte de kamerdienaar. „En wat verder „Nu, gesteld het geval, dat ik de schurkenstreek waag en de jonge vrouw van mij afschud, moet ik dan niet vreezeu, dat zij mij voor de wereld ontmaskert, mij het masker van gehuichelde deugd van het gelaat rukt en mij aan den kaak stelt, zoo naakt en verachtelijk, dat niets meer mij kan redden van het vervloekend oordeel der wereld „Gij wordt weder dramatisch. Wie zegt u dan, dat de zaak zoo moet uitkomen? Het is zelfs onmogelijk, dat er iets der-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1