vergeef ons onze schulden!
Donderdag, 25 Octolser 1888.
31ste Jaargang. Ho. 2240.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: M II AC-JKY, Taan, B, 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHARE
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekW oensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prjjs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.1»
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
Verloren op Maandag 22 October jl. op de Marktplaats alhier
een bonte muts.
Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter Gemeente secre
tarie alhier.
Schagen, 24 October 1888.
Een vrij talrijk en zeer gedistingeerd publiek woonde
.1. Zondagavond in het locaal „Cérès" de voordrachten bij van
leii heer Willem van Zuylen.
Hadden gunstige recentiën omtrent den heer van Zuylen's
'oordrachten in zekeren zin onze verwachting hoog gespannen,
eleurstelling werd niet ons deel. Integendeel, wij leerden in
en heer van Zuijlen keDnen een beschaafd declamator, die in
et komische genre zeer verdienstelijk acteert. Reeds bij zijn
ptreden neemt hij het publiek door de gulhartigheid van zijn
oorkomen in en wekt hij aller belangstelling op, voor hetgeen
ij zal voordragen, welke belangstelling alras in gespannen
andacht overgaat.
Het met zorg gekozen programma bevatte een zestal gees-
ig komische voordrachten, die door den heer van Zuylen wer
en gegeven op een wijze, die hem herhaaldelijk den luiden
ij val van het aandachtige publiek deed geworden.
Deze avond, die de wintercampagne ten onzent opende, zal zeer
:ker eén der besten zijn op het gebied van kunst.
Naar wij vernemen zal in den loop van het seizoen in het
Boman van GEOR GE HöCKER.
64.)
XXIX.
Graaf Wolfenstein wist op de noodkreet zijner gemalin geen
Jitwoord te geven, maar gebukt onder den last van zijn schuld-
lesef, staarde hij zwijgend voor zich uit.
Zijne echtgenoote echter nam de doffe, vertwijfelde smart,
lie zich duidelijk genoeg in de pijnlijke lijnen van zijn gelaat
ffeekende, voor verstokten, hardvochtigen trots en eigenzin-
'igheid. Zij zuchtte hevig en toen een trotschen blik werpende
'P den ineengedoken man, in welken blik evenveel verachting
haat sprak, verliet zij driftig de kamer.
Graaf Wolf staarde haar na, tot haar zijden gewaad achter
'e portière verdwenen washet was hem te moede, alsof de
'°ede engel des lichts hem ter verzoening weder genaderd en
iu voor eeuwig van hem geweken was.
Hem bleef niets anders over, dan de nacht der bange ver-
;*ijfeling.
Uren verstreken er, terwijl hij peinzend en in zich zeiven
?ekeerd op den stoel onbeweeglijk bleef zitten en voor zich
"t staarde. Hij bemerkte niet, hoe de schaduwen van den
"vallenden nacht spookachtig door zijn kamer slopen. In zijn
tart was het reeds lang troostelooze, eeuwige nacht geworden,
kon het leven hem nog voor zonnig''s aanbieden de
j°" was goed voor gelukkiger menschen; voor Wolf van Wol-
tenstein had de dagvorstin alle bekoorlijkheid en alle betoo-
'ering verloren.
Als het volkomen duister was geworden, kwam de kamer-
ttenaar met twee zilveren girandoles, wier kaarsen ontstoken
®are" en nu een verblindend licht in de kamer verspreidden,
Soodat de in zijn eenzaamheid droomende man als uit een
''aren droom tot de werkelijkheid ontwaakte en met bloode,
Poote oogen rondom zich staarde.
rrans zette de lichten op tafel en trad daarna met een koel,
S™*® lachje tot zeer dicht voor zijn heer.
Uvenals het door de gevaarlijke giftige slang beslopen
°er vol hangen afschuw den blik van het kruipend gedierte
®ndt, om, door eene geheimzinnige betoovering aangespoord,
het volgende oogenblik weder in de groenachtig tintelende
van zijn doodsvijand te moeten staren, sloeg ook graaf
6e oogen neder en hief ze weder op tot het gluiperige
Van den kamerdienaar.
|j ,eze kruiste de armen over de borst„mijnheer de graaf
bezoek gehad van mevrouw de gravin," verbrak hij op
lokaal „Cérès;
ook optreden: het Rotterdamsch Tooneelisten
gezelschap, onder Directie van den heer Faassen, een gezelschap
dat op het gebied der tooneelspeelkunst ook hier ter plaatse
vroeger zich reeds een gunstigen naam verwierf.
Naar wij van een bij het ongeval betrokken plaatsge
noot vernemen, is er Dinsdagavond door een tot heden onbe
kende, tusschen de stations Alkmaar en Hugowaard, dicht bij
laatstgenoemd station, geschoten op trein 119, die 's avonds
ten 7 ure ongeveer alhier aankomt. De kogel trof het glas der
deur van het 3eyklasse rijtuig No. 216, zonder evenwel een der 10
inzittenden te kwetsen. Onder hen die in het rijtuig zaten,
behoorden twee onzer plaatsgenooten, de heeren D. Keet en
C. N. Vlaming. De kogel had in het glas een gat geboord
van 1 decimeter middellijn ongeveer. De politie doet reeds
onderzoek naar den dolzinnigen schutter.
Door den jager M. Koning, wonende aan den Valkooger-
dijk onder de gemeente Schagen is Vrijdag 1.1. een arend ge
schoten. Het beest, dat slechts in den linkervleugel is getroffen
en eene vlucht van 7 a 8 voet heeft, wordt in een alleen
staand kippenhok bewaard. Hij gedraagt zich als een gedwee
overwonnene, verzet zich in t' geheel niet als de eigenaar hem
als een gewoon dier in handen neemt om vleugels, hals, bek
en pooten aan belangstellende bezoekers te laten zien. Alleen
dan, wanneer hem een aangeschoten, doch nog levend vogeltje
wordt voorgeworpen, schiet hij met de grimmigheid van een
echten roofvogel op zijne prooi los.
Bij den Kolfwedstrijd ten huize van den Heer Slotemaker
te Barsingerhorn, gehouden op Maandag j.1., werden de prijzen
gewonnen door de heerenL. Helder, W. Groen en J. Blaauboer.
De wielerwedstrijd, docr den Heer Slotemaker uitgeschreven
op Zondagnamiddag j.1. werd niet gehouden, wegens te geringe
vertrouwelijken toon het stilzwijgen.
c/Ben ik u rekenschap verschuldigd
„Bah, mijnheer de graaf moet zich niet zoo vernederen. Ik
had toevallig in de aangrenzende kamer iets te doen en hoorde
dus .het onderhoud
„Dan hebt gij geluisterd, schurk!" riep de graaf bevende
van toorn uit, terwijl hij de vuisten balde.
„Wind u niet zoo op, heer graaf, dat is nutteloos,' meende
Frans gelaten, terwijl hij zich half van zijn offer afwendde en
deed alsof hij iets hij de tafel had te verrichten. „De hoofdzaak
is, dat gij correct gehandeld hebtdat is u geraden ook;
ik dacht reeds, dat gij tegenover vrouwentranen niet standvas
tig zoudt kunnen blijven."
„Schurk stamelde de majoraatsheer, terwijl hij van zijn
stoel overeind voer en zich met moeite op de bevende voeten
staande hield.
De kamerdienaar wendde zich met honenden lach tot hem,
„nu, wat deert u, heer graaf, waarom zijt gij zoo opgewonden?'
Toen hij nu het huichelachtige, duivelachtige lachje van dien
mensch ontwaarde, die hem met gewetenlooze trouweloosheid
tot den ellendigste aller stervelingen had gemaakt. Hem over
viel de nooit gekende lust, den schurk in het gelaat te slaan
en hem te tuchtigen voor al het harteleed, dat hij hem had
berokkend. „Schurk schurk," stamelde hij met sissende
stem en wierp zich op den kamerdienaar, dezen met bevende
handen bij de keel vattende.
Maar met honend gelach slingerde Frans den zwakken,
afgeleefden man in den leuningstoel terug. „Speelt gij komedie,
heer graaf vroeg hij toen, terwijl hij gelaten den witten
halsdoek weder in orde bracht. „Of gelooft gij in ernst, door
zulke streken van mij af te komen Gij wordt kindsch
nu geloof ik ook, dat het hoog tijd voor u wordt, de
groeve uwer vaderen van naderbij te gaan bezichtigen
ten slotte ben niet ik het, maar zijt gij zelve het, die er het
leven bij inschiet
De graaf gaf geen antwoord op de tartende woorden van
zijn dienaar, maar, bang kreunende, staarde hij als verslagen
voor zich uit.
„Heeft mijnheer de graaf mij nog iets te bevelen vroeg
de kamerdienaar eensklaps op geheel veranderden toon, terwijl
hij zich met spottenden eerbied voor den verslagen man boog.
Toen deze nu met de hand een heftig, afwerend gebaar
maakte, gleed de dienaar onhoorbaar naar de deur.
Daar bleef hij staan en sloeg hij de gordijnen ter zijde, ter
wijl hij een scherpen, doorborenden blik wierp op den afge
leefden grijsaard. „Het is tijd, dat gij gaat, oude zwakhoofd
fluisterde Frans in zich zei ven, „nu, spoedig zult gij uw rol
in de door mij verzonnen komedie gespeeld hebbendan
zal ik mij de dichterlijke vrijheid vergunnen, de komedie in
een treurspel te veranderenaan mij zal het niet leggen,"
deelneming.
De geneeskundige inspecteur van Noord—Holland heeft
de febris typhoïdea te Hoogkarspel, epidemisch heerschend ver
klaard.
Maandagmorgen half 9 verbrandde de woning van den
heer KI. de Jong te Bangerd. Toen de huisvrouw den brand
bemerkte, schoten de gewone hluschmiddelen reeds te kort.
't Verkoolde riet der woning viel een kwartier ver tot in
Wester-Blokker neer. Van hier daagden dadelijk debraudweer
vergezeld door burgemeester en wethouder op, waardoor de be
lendende woning van W. Balk Hzn. met eenige brand- en
waterschade vrij kwam. De brandspuit van Zwaag, tot welke
gemeente het verbrande huis behoort, verscheen niet.
In den betrekkelijk korten tijd van ééne maand is te
Amsterdam in de houlkooperij van den heer Frans Ronte, in
de Spaarndammerstraat driemaal ingebroken.
Den eersten keer zijn de dieven 's nachts binnengeslopen
door verbreking van een loket, dat in de binnenloods uitkwam.
Het kantoor werd het onderst boven gekeerd, doch de dieven
vonden niet veel anders van hunne gade dan wat postzegels
en pasmunt tot een bedrag van ongeveer tien gulden.
Den tweeden keer hebben zij het beproefd door uitsnijding
van eene ruit in een lantaarnvenster. De heeren schijnen even
wel in hun arbeid te zijn gestoord, tenminste zij hadden geene
gelegenheid iets mede te nemen. Gisteren nacht zijn zij opnieuw
terug gekomen en hebben het ditmaal ondernomen in de woning
van den meesterknecht, waar zij zich waarschijnlijk hebben laten
insluiten. Van braak toch zijn geen sporen te zien. In deze
woning vonden zij een vrij goeden buit. Kleederen, sieraden,
geld, ongeveer alles wat draagbaar en van waarde was, hebben
zij medegenomen. (Hbl.)
Een werkman schrijft aan de redactie van het Soc.
voegde hij er bijna onhoorbaar fluisterend aan toe, „wanneer
de hoog gravelijke groeve der voorzaten van Wolfenstein spoe
dig een vertegenwoordiger meer in hunne rijen telt"!'-
Daarop verliet hij onhoorbaar het vertrek en liet hij den
majoraatsheer met zijne vertwijfeling alleen achter.
XXX.
Zoo was dan alles ten einde.
Het blijde, hoopvolle geluk, hetwelk Angelika's hart had
vervuld, dat onbeschrijfelijk zoete geluk, hetwelk voor haarde
zekerheid bevatte, spoedig voor altijd vereenigd te worden met
den door haar geliefden man.
Maar het harteleed, dat haar zoo eensklaps was overvallen,
was te machtig en te groot, dan dat Angelika het van zich
kon zetten. Zij wist slechts, dat zij diep ongelukkig was, maar
dat de ellende van haar eigen hart niet in aanmerking kon
worden gebracht tegenover den smaad, die haren vader zou
zijn aangedaan geworden, wanneer zij standvastig volhard had
bij hare liefde tot Erich.
Ja, alles was ten einde. Aan Wolfs kuiperijen was het
volkomen gelukt, den band, die de minnenden had verbanden,
te verbreken. Het was nu niet de tijd, daarover na te denken,
welke beweeggronden den jongen majoraatsheer er toe geleid
konden hebben, zoo alle broederliefde te vergeten en met gruw
zame zelfzucht harten van elkander te rukken, die vol opoffe
rende liefde aan elkander hingen. Angelika stond tegenover
een voldongen feit, waarnaar zij zich had te schikken.
Nog klonken haar de zoete woorden van liefde in de ooren,
die voor weinige weken nog Erich haar had toegefluisterd. Nu
was reeds de dag nabij, die haar openlijk zou maken tot de
verloofde van zijn ouderen broeder.
Angelika beschouwde zich zelve als een wankelende roos,
die na dagen van geurigen bloei en liefde ademenden zonne
schijn nu door den ruwen herfstwind werd heen en weder ge
slingerd, niet in staat zich tegen dit ruw geweld te verweren.
Zij gevoelde instinktmatig, dat de verbintenis met den toe-
komstigeu majoraatsheer, dien zij om zijn onmannelijken, zelf-
zuchtigen handel haatte en verachtte, haar den dood zou brengen,
want zij hield het voor onmogelijk, naast een niet-beminden
man te leven, terwijl het verlangen naar den geliefde haars
harten haar dagelijks verteerde. Maar in den hevigen, langen
strijd tusschen het verlangen van het eigen hart en den kinder
lijken eerbied en liefde, hadden deze laatsten gezegevierd. Zij
kon niet andershoe vertwijfeld het haar ook te moede was
en hoezeer zij ook wenschte, in deze dagen van kwelling en
ellende hoe eerder, hoe liever te kunnen sterven, zoo smaakte
zij toch nog de troost, ten gunste van den in nood verkeerenden
vader en om hem voor den val te beschermen, afstand yaa
haar geluk te hebben gedaan.