Alpien
Aiïstt
bi.
NIEUWJAARSGROET,
En Turpof ons onze scholden!
Zondag, 30 December 1888.
31ste Jaargang. Ho. 2259.
KRONIEK VAN HET JAAR.
Gelijk voorgaande jaren,
zal er ook nu in ons blad
van 2 Januari gelegenheid bestaan tot
het plaatsen van Advertentiën als
aan Familie, Vrienden en Bekenden,
tegen 25 Cent per advertentie.
de Red.
Bekendmakingen.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGEI, taan, B, 5.
Gemeente Schagen
83.)
28 December.
Wanneer deze regelen onder de oogen onzer lezers komen,
telt het jaar 1888 nog slechts een tweetal dagen, zoodat
het dan als „verstreken" kan beschouwd worden. Als van
zelf biedt zich dus de gelegenheid aan om een t e r u g-
b 1 i k te werpen op hetgeen ons vaderland in dat tijds
verloop weervoer, met name op politiek gebied. En van
die gelegenheid maken wij des te gretiger gebruik, nu het
in den vollen zin des woords kan gezegd worden, dat in
dit opzicht het thans heengevloden jaar tot de zeer belang
rijken heeft behoord.
Immers, als onmiddellijk en rechtstreeksck gevolg van
de afkondiging der nieuwe Grondwet had er eene ingrijpende
wijziging in de organisatie onzer staatkundige huishouding
plaats. Onder de vooruitzichten op en de velerlei bespiege
lingen over die politieke reorganisatie werd het jaar 1888
geopend. Want er zou dit jaar een geheel nieuwe
Volksvertegenwoordiging gekozen worden, eene gansch
anders samengestelde Kamer en wel eene Kamer van li o n-
d e r d leden. Elk der staatkundige partijen waaraan ons lieve
vaderland rijk is, koesterde natuurlijk do niet onverklaar
bare hoop, dat zij door dien veranderden staat van zaken
eenige verbetering, vermeerdering of versterking zou oogsten.
En dat niet alleen, maar iedere partij trachtte, even na
tuurlijk, te betoogen, dat zij, in tegenstelling met hare
tegenpartij, op al die goede dingen eenig en alleenig recht
had. Dagblad-artiuelon, ingezonden stukken, vlugschriften,
brochures, opstellen in maand- en weekbladen, alles
werd in het werk gesteld om de openbare meening behoor
lijk voor te bereiden op de groote dingen, die komen
zouden. Het Nederlandsche volk voor zoover het zich
namelijk met staatkundige bemoeisels pleegt te bemoeien,
zag zich eensklaps voor een monsterachtig groot vraag-
teeken geplaatst, voor een onoplosbaar raadsel, en peinsde
zich het hoofd moede om in dit lastige geval „des Pudels
Kern" te vinden. Onoplosbaar mocht het raadsel heeten,
ja, want door de belangrijke vermeerdering van het kiezers*
corps kon de uitslag van oude verkiezingen niet als
maatstaf genomen worden voor den afloop der nieuwe.
Op de staatkundige meening der nieuwe kiezers viel geen
peil te trekken. Zoo leefden wij dan, al rekenende en
metende en wegende, al gissende en missende, twee
volle maanden lang in afwachting van de dingen die komen
zouden.
En nauw was Maart in 't land, of daar kwamen ze.
Tegen den 6den van Lentemaand werden de oude en
nieuwe kiezers opgeroepen, om hun burgerplicht te komen
vervullen voor de samenstelling der Kamer van Honderd.
Als een bom viel die tijding in de verschillende afdeelingen
van het staatkundige kamp, als een bom, want men
had den datum der verkiezingen minstens veertien dagen
later verwacht. Doch de aardigheid dier verrassing scheen
Minister Heemskerk vóór zijn aftreden nog wel eens te
willen genieten. Dus6 Maart de eerste stemming en 20
Maart de herstemmingen. En nu kon het anders?
ontbrandde aan alle kanten een heftige, felle, verwoede
strijd. In lange jaren had ons „anders zoo rustige" vader-
land niet zoovele en zoo merkbare teekenen van politiek
leven doen blijken, als in die Maartdagen van het nu afge-
loopen jaar. Op zichzelf genomen, had dit schouwspel niets
onverkwikkelijksintegendeel, het was met alle recht
onder de verblijdende verschijnselen te rekenen, want een
volk dat onverschillig is geworden voor de wijze waarop
het geregeerd wordt, mag rijp voor den ondergang of
voor de annexatie heeten, wat in dit geval op hetzelfde
SCHAGER
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per w eek; oensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.1»
Groote lettors worden naar plaatsruimte berekend.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van de
ingezetenen, dat het aanbieden van- en het rondgaan met zooge
naamde ,Nieuw jaarswenschen" hetzij gedrukt, hetzij
geschreven, langs de huizon niet zal worden toegelaten alsmede
dat de verschillende armbesturen eene inzameling van vrijwillige
giften langs de huizen zullen houden, teneinde uit de opbrengst,
bij het einde dezes jaars, eene buitengewone bedeeling van levens
middelen aan de minvermogenden te kunnen doen.
Schagen, 24 l ecember 1888,
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Roman van GEORGE HöCKER.
XXXVIII.
Een oogenblik staarde de oude Martin den als half dood
in zijn stoel liggenden majoraatsheer aandaarna vatte hij
hem eensklaps met een ruwe beweging met de linkerhand bij
den schouder. „Zeg, beken, voor gij ter helle vaart, waarom
heeft mijn arme jongen moeten bloeden voor uwe schuld; waarom
zijt gij zoo vreeselijk laf en slecht geweest, dat gij het niet
hekend hebt, dat hij onschuldig was aan die misdaad
iiJa waarom zuchtte de graaf, terwijl diepe weemoed de
scherpe trekken van zijn gelaat nog te sterker deed uitkomen.
*Ik was een lafaard, een ellendig wezen. Gij hebt volkomen
gelijk, dal gij mij beschimpt en veracht maar ik heb
eene vrouw gehad en twee bloeiende kinderen, om harentwille
heb ik gezwegen en een ander laten boeten voor mijn schuld
het moet mij zelfs in uwe oogen rechtvaardigen, dat ik mijn
vrouw niet ongelukkig heb kunnen laten worden, mijne vrouw,
die ik lief had, meer dan mijzei ven en mijn leven
Een ruwe, woeste kreet ontsnapte aan de lippen van den
°^?en .A3061» daarna sidderde hij hevig over zijn geheele lichaam.
mijn arme, arme zoon riep hij wanhopig uit. //Hebt gij
biet sterven en van uwe jonge, schoone vrouw scheiden moeten;
ccft uw Margriet niet een kersrooden mond gehad en een
ti4'. °°?en' 200 vurig en helder, als tot minnen geschapen
®cft zij toen ook niet, als haar man haar voor de laatste
Haal omhelsde, haar jongen op den arme had, den armen,
ai.nien Martin, die toen voor de eerste en voor de laatste maal
•Jb vader zag 1 Hawas het levensgeluk van mijn jongen
an niet zooveel waard als het uwe? Heeft mijn zoon er niet
ee* recht op gehad, zijn vrouw en zijn kind te behouden,
40 pJ y En U zal God vergeven, omdat gij, in plaats
Beh .1 kennen wat gij misdaan hebt, lafhartig u schuil
hehfU 611 en jaren aanéén uw gestolen geluk genoten
1 ion U ,?e*roos^ hebt in de armen uwer vrouw, terwijl mijn
'tam L1 en 'even moest derven O, gij snoodaard
q hij» over zijn geheele lichaam bevende.
den (1 i staarde verpletterd naar den grond. „Ja, ik heb
38 hier V Ter(heD(V fluisterde hij, diep ademende, /,maar het
Rij du m'nilen 8est°rve,!* Zie mij aan en bedenk, dat
*°rden UW &r'jze haren geen moordenaar meer behoeft te
mijn hart0 ^4lt bezwaren met een schuld, gelijk eene
geheele i„ zooveel namelooze ellende vervuld heeft, mijn
6Yen hmg
z/Miju zoon ligt nog ongewroken in het graf," stamelde de
oude Martin, nadat hij een lange poos zwijgend het gelaat van
den majoraatsheer had aangestaard. „Ik heb het zijn vrouw
gezworen, dat ik zijn bloed zou wreken; wat aarzel ik dan nu
nog, nu ik u in mijn macht heb, nu het uur is aangebroken,
waarnaar ik zoovele jaren smachtend verlangd heb
,/Hoor mij aan ten einde, man!" riep de majoraatsheer eens
klaps uit, terwijl hij als bezwerend de gevouwen handen tegen
den ouden Martin uitstrekte. /,Bij Cod in den hemel, zij het
u gezworen, dat het nooit zooverre met mij gekomen zou zijn,
wanneer niet een duivel mij in zijn macht gekregen had, welke
man erger is nog dan de duivel zelve. Wat ik deed, door den
nood gedrongen was te volvoeren, het was zijn werk geloof
mij, of geloof mij niet, maar ik kan hei u verzekeren, oude
man, dat meer dan eens mij het halte heeft gebloed over het
onrecht, dat ik heb moeten plegen; dat ik gaarne reeds lang
ware teruggekeerd van het slechte pad, wanneer die duivel in
menschengestalte er niet was geweest, wien ik, toen ik een
maal in de zonde was verstrikt, onvoorwaardelijk moest gehoor
zamen
Een heesche, ongeloovige lach was alles, wat de oude Martin
hooren liet. Maar graaf Wolf lette daar niet op, doch ging
steeds levendiger voort„Hoe betreur ik u, man, met uw
treurig, troosteloos gelaat! Ofschoon gij altijd vijandig jegens
mij optraadt en anderen tegen mij ophitstet, kon ik u Diets
verwijten. Ik wist toch, welke diepe, vreeselijke ellende ik door
mijn schuld over u had gebracht
De oude Martin kreunde en onwillekeurig de bijl latende
zakken, streek hij zich met de vereelte linkerhand over de
oogen.'//Ja, dat is wel waar, ik ben een ongelukkig mensch
geweest door uwe schuld! O, ik was de rijkste en de voor
naamste in het dorp, ik heb den nek nooit gebogen voor u en
uws gelijken en ben gezonken tot bedelaar, door u door
ui" riep bij grimmig uit.
Met moeite was de majoraatsheer opgestaan en naar Martin
gestrompeld, waarna hij de hand op zijn schouder legde. „O,
mijn God, al waart gij ook ongelukkig, zoo waart gij toch nog
gelukkig te prijzen, maB, in vergelijking met mij! Gelooft gij,
dat ik een enkelen dag, een enkel uur ook maar, gelukkig ben
geweest, te midden van al de mij omringende pracht en
rijkdomO neen, neen!' riep hij smartelijk uit. „Ik
was een rampzalig, door Gode verlaten mensch, en erger nog,
dan de gewetenswroeging, was het bewustzijn, aan dien duivel
onderdanig te moeten zijn, die voor het oog der wereld zich
mijn dienaar noemde. Hij was het, die mij overgehaald heeft,
uw zoon te verraden, hem te laten boeten voor mijn eigen
schuld hij is het geweest, die mij meer en meer heeft
verstrikt in het net der zonde, tot ik reddeloos verloren en
aan zijn ruwe, onbarmhartige willekeur was prijsgegeven I'
Een zonderlinge gloed vertoonde zich in het oog van den
ouden boer. Hij heeft mij hierheen gebracht, hij heeft mij
duizendmaal in de ooren geschreeuwd, dat ik mij op u zou
wreken," fluisterde hij met verwrongen mond, //hij heeft het
mij gezegd, dat het een Godsoordeel zou zijn, wanneer ik u
verpletter met mijn bijll"
Doe het!" riep Wolf van Wolfenstein uit. Dood mij, het
is niet de slechtste daad, die gij begaan kunt, want gij bevrijdt
de wereld van een onwaardig, afschuwelijk mensch God
alleen weet, hoe zwaar het mij valt, zulk een hard vonnis over
mij zelvcn te vellen. Maar ik heb het niet anders verdiend,
richt mij naar mijne misdaad
Wederom hiel de oude man de bijl op, tot den vernieti
genden slag. Maar toen zijn blik viel op de gebroken, verval
len gestalte van den vroeger zoo trotschen en hoogmoedigen
man, liet hij het moordwapen weder zakken. „Neenriep hij
vol afgrijzen uit. „Ik heb vele jaren achtereen naar dit oogen
blik verlangd; ik heb mij dikwijls in mijne eenzaamheid ga-
troost met de gedachte aan het geluk, dat het voor mij moest
zijn, wanneer ik u in uw bloed badende, voor mij zou zien
uitgestrekt En nu, als ge mij uw zonde hebt beleden
en ik mij op u zou kuanen wreken, nu kan ik het niet
meer o, mijn arme zoon moge mij niet vloeken, dat ik
te zwak ben, het te doen
Met smeekend gebaar hield Wolf beide handen naar hem
uitgestrekt. „Neen, het is geen zwakheid, die uit u spreekt,
oude man," fluisterde hij met bevende lippen, „maar het
vreeselijke lijden, met hetwelke God mij heeft gestraft, trelt
nw meedoogenloos hart al heb ik gezondigd, ik heb
honderdvoudig geboet 1 Die duivel, die mij dieustbaar heeft
gemaakt aan al het slechte, die ook uw geweten met een moord
heeft willen bezoedelen, heeft mij los gemaakt van alle banden
der natuur. O, nu herken ik het, God heeft dezen mensch tot
werktuig zijner wrake aan mij, uitgekozen!"
De oude Martin stond met afgewend ge'aat. „Dan kan ik
wel weder gaan," mompelde hij dof. „Het is tijd voor mij, om
te gaan slapen Het oogenblik, voor hetwelke ik nog vele
jaren heb geleefd, is verstreken en voorbij maar," voegde
hij er met toom aan toe, terwijl zijne vingers de bijl weder
vaster omklemden, „misschien ontmoet ik onderweg iemand,
wien ik het betaald kan zettenHa, nu weet ik, in wien
ik den waren moordenaar van mijn zoon heb te zoeken
Haha Hij, Erans, is het dus ook geweest, dien toenmaals in
dien vreeselijken nacht mijn hoeve in brand heeft gestoken)
die mij tot een arm, ellendig mensch heeft gemaakt, ja, niet
waar
De majoraatsheer knikte bevestigend met het hoofd. „God
weet, dat ik die vreeselijke schanddaad heb afgekeurd," stamelde
hij-
„Goed dan, goed," riep de oude Martin opnieuw woedend
uit, „dan heb ik nog iets bijzonders met Erans af te maken 1"