En Tergeef ons onze schulden!
Donderdag, 10 Januari 1889.
33ste Jaargang. Ho. 22S2.
Uitgever: J. WINKEL.
f$ureau: §€HAGKK, liaan, D, 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGËft
AlIdCd 1
COURANT.
is- LaiiiilM
Dit blad verschijnt tweemaal per w eekoensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar fS.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; Iedere regel meerfO.li
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, noodigen bij deze
belanghebbenden uit, die over den jare 1888 van de gemeente
iets te vorderen hebben, hunne rekeningen vóór of op den len
Februari a. s. ter plaatselijke secretarie in te leveren.
Schagen, 4 Januari 1889.
Burgemeestor en Wethouders voornoemd.
G, LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
De meteoor, waarvan de Köln. Zeit. gewag maakt en wier
waarneming nagenoeg onvermeld is gebleven, is in den avond
van 31 Dec. 11. op den zelfden tijd te Valkkoog gezien,
't Prachtig natuurverschijnsel, dat een helder, violetblauw (mag
nesia) licht verspreidde, kwam nagenoeg uit het zenith en nam
de richting van 't N. naar het Z. Op de hoogte van 45°
ongeveer zag men uit den vuurbol, die schier een driehoekige
gedaante had, met den basis naar beneden, een anderen te voor
schijn komen, zoodat een paar seconden lang beide bollen zicht
baar waren.
Genoegzaam waren ze van gelijke grootte en verbonden door
een zelfden vonkenstaart, welken het verschijsel bij zijn neer
dalen achterliet. De duur (10 sec.) komt overeen met het be
richt van aangehaald blad. Behalve door den berichtgever werd
door verscheidene anderen, kerkgangers op weg naar huis, 't merk
waardig licht waargenomen.
Gekozen tot lid van het dag. bestuur van den polder
Valkkoog, de heer J. Dekker te Valkkoog en tot hoofdingeland
de heer J. Groenveld te Sint-Maarten.
Te Kolhorn zal de rederijkerskamer „Sudwal* eene
voorstelling geven, op Zondag, den 13 Januari, ten voordeele
van de armen aldaar.
Roman van GEORGE HöCKER.
86.)
XL.
„Weet gij, Wolf, toen wij elkander het eerst ontmoetten,"
fluisterde Antje nauwelijks hoorbaar en als in droomenden toe
stand, „dat was een zalige, gelukkige tijd En later in
het kleine huis aan het Comomeer, die zoete, onvergetelijke
avonden, als wij samen arm in arm op het balkon stonden en,
het hart vol liefde en geluk, naar het door de maan beschenen
meer staarden. Ach, dat was alles te heerlijk en te lief, dan
dat het had kunnen blijven voortduren, Wolf! Daarom, ween
niet, mijn Wolf, het heeft niet anders kunnen zijn En
nu, wanneer ik er niet meer ben, beloof mij nog dit eene,
vergeet mij niet in uw geluk, want gij zult weder gelukkig
worden Zie Wolf, dat is het smartelijkste, dat ik gevoel,
dat ik zoo geheel tevergeefs geleefd zou hebben, dat ik u niet
zooveel waard zou zijn geweest, om de herinnering aan mij in
uw hart te planten Gij zult weder gelukkig worden,
AVolf, gij zult een andere, betere vrouw, dan ik het ben, be-
itten, maar denk veel terug aan den zaligen, gelukkigen tijd,
welken onze harten warm voor elkander sloegen; denk terug
al de zoete, lieve woorden, die gij mij gezegd hebt."
\ntje Antjeriep de door smart gefolterde man,
»ien elk woord, dat zij sprak, een zelfverwijt inhield.
nben afschuwelijk mensch was ik, dat ik u zoo heb kun-
hetfegen." Een donkere schaduw legde zich eensklaps op
/A der jonge vrouw,
zij anÊpcf^ ach God, mijn kleine, lieve jongen fluisterde
Jan zoekend dwaalde haar blik door het vertrek.
Leij voor henar hem zorgen, Antje, ik zal een trouwe vader
Eli» met een w/ bezwoer Wolf, met de hand op het hart. Maar
Piet „Toch nidig lachje schudde Antje het hoofd.
Twj zij zacht, „h'olf, gij moet den knaap niet behouden,* zeide
hart is goed eu tot een last zijn. Ik ken u, Wolf; uw
PJ uur in uw harfht, maar wanneer de herinnering aan dit
tot een last worcr gestorven zal zijn, dan zou de knaap u
kreunen van den Zij lette niet op het het pijnlijk
q Tan schnld bewusten man, maar haar
wei
vai
Het zanggezelschap „Csecilia" te Barsingerhorn, onder
directie van den Heer Borstlap, hield jongstleden Zondagavond
eene uitvoering in de kolfbaan van den Heer Groen.
Het programma bevatte een stuk voor piano, negen nummers
van de Nederlandsche Koorvereeniging en twee zangstukken
voor driestemmig vrouwenkoor, waaronder het „Wiegeliedje,"
eene compositie van den Heer Borstlap zei ven.
Indien men het welslagen van deze en dergelijke uitvoeringen
mag afmeten naar het „veel of weinig volk," dat zulk eene
uitvoering heeft bijgewoond zooals maar al te vaak geschiedt,
dan mocht zeker deze zanguitvoering niet gelukkig heeten,
want door toevallige omstandigheden was er Zondagavond slechts
een klein getal toehoorders aanwezig.
Liever evenwel schatten wij de waarde naar hetgeen er voor
gedragen werd, en dan mag ieder instemmen met den wensch
van den voorzitter vau Caecilia, dat dit gezelschap onder leiding
van zijn verdienstelijken directeur in stand moge blijven, ten
einde het hare bij te brengen tot ouderliag genoegen der
werkende leden en van alle vereerders der heerlijke toonkunst.
Door ingezetenen van Barsingerhorn, Winkel, N. Niedorp
en Hoogwoud zijn adressen verzonden aan de besturen der
gemeenten Opmeer eu Wognum, met verzoek, zich niet langer
te verzetten tegen den aanleg van een tramweg Hoorn-Schagen.
Zondagnamiddag omstreeks 4 ure, brak een hevige brand
uit in de boerenhofstede van den heer Brugman, te Lutje-
Winkel. Binnen weinige oogenblikken stond alles in lichte
laaie. Het vee werd nog juist bij tijds gered, maar van den
inboedel is bijna niets gespaard gebleven. De bewoner was bij
het ontstaan van den brand niet thuis. Hij haalde een zijner
vrienden van het station te Schagen. Toen hij terug kwam,
lag zijne woning reeds in ascli. Meu zegt, dat hooibroeiïng de
oorzaak is van deze ramp. Huis en inboedel waren verzekerd.
Bij kon. besluit van den 5 is bepaald, dat de stem
briefjes, ter verkiezing van een lid der Prov. Staten van
Noord-Holland, in het hoofdkiesdistict Enkhuizen, in te leveren
op den 8, en in geval van herstemming op den 22, geopend
worden op den 10 en den 24.
Als een zeldzaamheid wordt medegedeeld, dat bij het
blik wendde zich met eene smeekende uitdrukking tot Martin,
die op den achtergrond stond. Deze verstond dien blik en
snelde haastig naar het sterfbed der jonge vrouw.
,z Antje, wanneer gij het goed vindt, dan zal ik voor uw
jongen zorgen zeide hij op diep bewogen toon, „God weet het,
ik houd niet van veel woorden, maar ik zal voor hem zorgen,
als waart gij het zelve, Antje Vindt gij het goed, sla dan
in, en geen macht ter wereld, geen,* zeide hij op bijna drei
genden toon, terwijl hij zijdelings een blik wierp op Wolf,
„zal mij ooit uw jongen ontrukken.* Hij stak de jonge vrouw
de hand toe en met een dankbaren blik legde zij hare uitge
teerde hand er in. Daarop bleef het een poos lang alles stil
in de kamer en de plechtigheid van het oogenblik werd slechts
verbroken door de gejaagde ademhaling der jonge vrouw en
het pijnlijk zuchten van den radeloozen Wolf.
„Kom, Wolf, geef mij den knaap nog eens," stamelde Antje
eensklaps terwijl een pijnlijke trek haar gelaat verwrong. //Het
wordt zoo duister voor^ mijne oogen en de avond valt reeds."
Sprakeloos reikte Wolf met afgewend gelaat haar den knaap
toe. De jonge vrouw boog zich over het wicht en bedekte het
met gloeiende kussen, terwijl groote tranen haar over de wangen
rolden. „God zegene u, miju kind," stamelde de stervende met
nauwelijks hoorbare stem, //eu Martin," wendde zij zich nu tot
dezen, „leer mijn jongen niet, het aandenken zijner moeder te
vloeken, die hem, ach zoo zeer heeft lief gehad."
//Antje!" mompelde de wakkere man. „Ik zal een ellendig,
slecht mensch zijn, wanneer uw jongen niet eenmaal zal weten,
dat hij een engel tot moeder heeft gehad." Met een gelukkigen
lach om de lippen liet de jonge vrouw het hoofd weder in het
kussen vallen, terwijl Wolt het weenende kind haastig in de
mand legde. Wederom was het een oogenblik stil in het ver
trek; daarna maakte Antje eeu zoekeDd gebaar met de hand.
,/Waar zijt gij, WolfP" fluisterde zij, ,/gij zijt zoo ver van mij
en het is hier zoo donker Blijf bij mij, Wolf!" riep
zij angstig uit. //Kom, omhels mij, houd mij vast, "Wolf; het
is mij te moede, alsof ik in een eindelooze diepte zal ver
dwijnen."
„Antje, mijn Antje, ik ben immers bij uriep Wolf ont
steld uit, terwijl hij zich boog over het doodsbleeke gelaat der
stervende. Met sterken arm hield hij hare teedere gestalte om
klemd en drukte hij die aan zijn borst. „Voelt gij het nu,
Antje, hoe ik u omarm? En zoo zal ik u houden, zoolang ik
het vermag
„Ja, ja, ik voel het,* fluisterde de jonge vrouw, //zoo hebt
doen van herstellingen aan het dak van een hnis te Helder in
de afgeloopen week twee musschennesten werden gevonden,
waarvan het eene 4 en het andere 1 nog warm eitje bevatte.
De afdeeling Edam en Omstreken der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw zal in den loop van den aan
staanden zomer een tentoonstelling houden van kaas en fokvee.
Te Beemster is een fanfarecorps opgericht, onder directie
van den heer W. Schoo Hz., hoofd der school van de Midden-
Beemster. Het korps telt op dit oogenblik 28 leden.
De Goudzee, het water tusschen Monnikendam en het
eiland Marken, is voor de helft dichtgevroren en vertoont een
spiegelgladde oppervlakte.
Dinsdagmorgen zijn aan de Havenstraat te Amsterdam
de lijkjes gevonden van twee pasgeboren kinderen, behoorende
tot het vrouwelijk geslacht. De lijkjes zijn naar de Ooster
begraafplaats gebracht.
Vanwege de Amsterdamsche Sport-club werd Dinsdag eene
Internationale hardrijderij op schaatsen gehouden om het meester
schap van de wereld. (Afstand circa Y2 En£h 804 Yj meter.)
Er waren 21 deeldemers die bij den eersten tour in de
volgende tijden reden
Jos. Donoghue, Newburgh. U S., 1 min. 35 sec.
L. Tebbutt, St. Ives (Engeland), L min. 34 sec.
De Boer, Wateringen, 1 min. 37 sec.
R. C. Broekmeijer, Haarlem, 1 min. 40 sec.
A. von Panschin, St. Petersburg, 1 min. 243/6 sec.
W. Leveday, Engeland, 1 min. 32 sec.
Couvée, Delft, 1 min. 33 sec.
C. G. Tebbutt, St. Ives, (Engeland), 1 min. 33 sec.
D. Doijer, Amsterdam, 1 min, 43 sec.
W. Muiier, Haarlem, 1 min. 37 sec.
Eoeke Tjalma, Deventer, 1 min. 38 sec.
W. van Vollenhoven, II, Rotterdam, 1 min. 40 sec.
K. Pander, Haarlem, 1 min. 30'Y5 sec.
T. H. P. Vethake, Amsterdam, 1 min. 44 sec.
C. A. Venema, N.—Amstel, 1 min. 33Ys sec.
G. J. W. van Blommestein, Apeldoorn, 1 min, 41 sec.
gij mij zoo dikwijls gehouden, Wolf en hebt gij het mij gezegd,
hoezeer gij mij lief hebt, en hebt ge mij op den mond gekust
en hebt gij mij gezworen, dat gij mij altijd zoudt liefhebben
Zeg het mij nog eens, dat streelende, zoete woord. Zeg
het mij, dat gij mij lief hebt, Wolf
„God is mijn getuige, dat ik mijn geheele leven wel ge
dwaald en misdreven heb, maar nooit een andere vrouw bemind
heb, dan u alleen," verzekerde Wolf plechtig.
/,Dank, Wolf, dank!" fluisterde deze. //En nog eens, Wolf,
kus mij
Sprakeloos boog de door smart gepijnigde man zich over het
gelaat der stervende en bedekte Antje's bevende lippen met
hartstochtelijke kussen. Eensklaps overvalt hem een onge
kende benauwdheid, hij wist zelf niet, waarom hij plotseling
opschrikte uit zijn kussen en met door angst verwrongen gelaat
Antje aanstaarde. Een vreeselijke kreet ontsnapte aan zijne
lippen, want de blauwe oogen, die zoo hartelijk en vol vertrou
wen in het leven hem hadden toegelachen, zij waren gebroken
en er lag een vreemde uitdrukking in hen. Wolf wist, dat hij
een lijk in zijn arm hield, dat Antje onder zijne kussen ge
storven was. yZij is doodBarmhartige God, zij is dood
stamelde hij en wilde zich jammerend op het lijk werpen
doch eensklaps werd hij ruw ter zijde gestooten, en toen hij
onsteld zich omwendde, keek hij in den eigenaardig strakken
blik van Martin.
z/Ja, zij is dood stamelde deze, terwijl het hem ternauwer
nood gelukte, de vreeselijke ontroering, die hem had overvallen,
meester te blijven. „Zij is dood, en alleen door uwe schuld,
want zij had kunnen leven. Eu nu, wijk van haar!" liet
hij er op dreigenden toon op volgen, terwijl hij onwillekeurig
de vuisten balde. //In het leven heeft zij u toebehoord, gij hebt
haar mij ontroofd met hart en 'lijf en ziel; in den dood hebt
gij op deze reine geliefde geen recht meer, dat hebt gij ver
beurd door uw hardvochtig, afschuwelijk gedrag ga
weg van haar,* riep hij uit op dreigenden toon. //Deze doode,
die ik zoo trouw heb lief gehad, behoort mij, alleen mij 1"
Wolf keek Martin met schuwen blik aan. //Laat mij tenminste
van haar afscheid nemen," stamelde hij en hief de gevouwen
handen smeekend tot hem op. //Gij hebt het recht, man, nu
zoo wreed jegens mij te zijn, want ik was een slecht, afschu
welijk menschmaar laat mij afscheid nemen van haar, de lieve
doode, laat mij haar nog eenmaal aanstaren en laat mij een
troost mede nemen op den eindeloos langen weg, dien ik nog
heb af te leggen."