MÉ- Lil Donderdag, 4 April IS 39. 33ste Jaargang- Uo. 2286. IIS LBUG&N? Uitg^Ver: J. WINKEL. Bureau: SCHAGEN, Eaan, I», 5. Gemeente Schagen Bekendmakingen. ne Burgemeester van Schagen brengt ter algemeene kennis, de patenten, aangevraagd in de maanden November, Decem- en Januari I.I., 3de Kwartaal, dienstjaar 1888/89, ter gemeentef (tarie door belanghebbenden kunnen worden afphaald vana- terdag den 30en Maart tot en met Vrijdag den 5en April a.s., yooriniddags vaD 9 tot 12 ure, den invallenden Zondag londerd. In wiens belang is het, het volk stelselmatig dom te houden In wiens belang zal het zijn, het volksonderwijs zoo slecht mogelijk in te richten Waarom beweert men dat op de volksschool één onderwijzer voldoende is voor 50 tot 100 leerlingen, terwijl men toch weet dat men minsten 50 X 2 minuten, dus ongeveer 2 uur noodig heeft om 50 leerlingen elk 2 minuten te laten lezen Waarom geeft men aan de gemeentebesturen het recht de gemeentescholen te sluiten voor leerlingen, die het twaalfde jaar hebben bereikt? Waarom dringt men aan op de verhooging van school gelden Waarom legt Kuyper in 't lange en in 't breede uit, wat toch wel de opleiding van eenen onderwijzer kost en verzuimt hij te zeggen, wat o. a. zijne opleiding aan den staat heeft gekost, wat b. v. de opleiding kost van eiken student aan onze Academies, wat een cadet aan de militaire academie, wat een adelborst te Nieuwediep, wat een leerling van 't gymnasium Weet dan Abr. Kuyper niet, dat een leerling van 't gymnasium, een leerling van 't instituut v. d. marine, een leerling der militaire academie, een student aan onze Hoogo scholen enz. enz. heel wat meer kost dan een aan staand onderwijzer? Waarom dan juist in de eerste en voornaamste plaats aangedrongen op het bekrimpen en bezui nigen op de opleiding van onderwijzers Het antwoord ligt voor de hand. Er moeten weinig onderwijzers zijn, die weinige moeten zoo slecht opgeleid zijn als mogelijk is en de toekomst van den onderwijzer moet zóó gemaakt worden, dat de ouders alleen die kinderen tot onderwijzer laten opleiden, waar ze anders geen weg mee weten, dus vooral niet de vlugsten. In wiens belang al dat geknoei dan toch mag zijn? Aan den Heer Donner, anti-revolutionair kamerlidafge vaardigde voor Neerland's Atheen, de eer daarop een antwoord te hebben gegeven. Eenige dagen geleden sprak hij in de Tweede kamer deze merkwaardige woorden„Weet gij dan niet, dat bij vermeerdering van kennis en wetenschap de behoeften toenemen, behoeften, die niet vervuld kunnen worden of zult gij hen dan in de gelegenheid stellen om te verkrijgen, wat gij geniet? „Moet er geen rekening gehouden worden met de maat schappelijke toestanden T' We weten dus nu, de heer Donner zelf verzekert het ons, dat dom houden van 't volk schijnbaar is in 't belang van 't volk, maar inderdaad in 't belang der rijken. De heer Donner begrijpt dat het den rijken minder goed moet gaan, als het den armen beter gaat. De Amsterdammereen blad dat anders de kerkelyke partijen nogal ontziet, omschrijft deze woorden van den heer Donner op deze eigenaardige, kranige wijze: „Wij zijn niet van plan ons voor de armen uit tekle9- den, dus blijve wat is." En eenige regels verder zegt het blad„Dit zoo zijnde, zullen wij hen dom laten, want wij kweeken door het onderwijs den lust bij hen aan om te genieten, gelijk wij genieten.* De stelling, dat het den rijken minder goed moet gaan als het den armen beter gaat, schijnt wel een axioma en toch geloof ik dat het niets dan den schijn daarvan heeft. Maar aangenomen, dat de stelling niets dan zuivere waarheid bevat. Dan vragen wij den heer Donner, die van de waarheid dezer stelling overtuigd is en haar openlijk in de Tweede kamer verkondigd heeft, waarom waart gij niet even oprecht bij de stembus? Waarom toén ook niet Wordt Vervolgd. SCHAGER j^bïad verschijnt tweemaal per weekWoenadag- 4 Zater- Tond. BiJ inzending tot 'a middags 12 ure, worden ADVEB- Tltlf 'n het eerrttdtkomend nummer geplaatst. OEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. COURAIU Prijs per jaar f3.Franco per post f3.0O. Afzonderlijke nummert 5 Cent». ADVERTENTrfJN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.16 öroote letters worden naar plaatsruimte berekend. PATENTfci;. Schagen, den 29en Maart 1889. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. Burgemeester en Wethouders van Schagen gelet op art. 265 der Gemeentewet, brengen ter kennis van belanghebben, dat het door Heeren gedeputeerde Staten op den 27en Maart 1889 goedgekeurd chier van den hoofdelijken omslag dezer gemeente cn dat voor belasting op de honden, dienst 1889, gedurende vijf maanden Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is ne- lergelegd. i Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maanden na den fog der uitreiking van het aanslagbiljet, bij den Kaad, op onge deeld papier, worden ingebracht. Schagen, den 2en April 1889. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris. DENIJS. Roman van I D A BOY-Ed. Ij, 21.) VII. Gemmingen en Brands bevochtigden Ottilie's slapen met lijn. En zij, die niet bewusteloos, maar slechts machteloos was gen! geweest, poogde een weinig te drinken uit het glas, hetwelk twee Francis haar aan de lippen bracht. Het koude zweet brak haar gen over het geheele lichaam uit, zij hoorde een gonzend geluid, voort! «Laat het maar. Het heeft niets te beduiden/ sta- t p melde zij. werkt *Gij moet u oogenblikkelijk ter ruste begeven/ zeide en ti: Gemmingen. lette Nog eenmaal zegevierde haar ijzeren wil over haar krachten, dei «Neen/ zeide zij met vaste stem, «Francis moei eerstalles met 1»Hij heeft alles gezegd/ antwoordde Gemmingen ontevreden, •tij heeft den naam van dien vervloekten koningsmoordenaar "tgenoemd.* m'"'! »^ijn aanslag bleef zonder gevolg en hij beroofde zich zeiven oüof4 5an leven," riep Francis uit. ff «~at iaet aan de daad niet# af." »Dus om zijn misdaad moet zijn onschuldig, braaf kind nog ttrdoemd blijven «Neen," zeide Gemmigen iets gematigder, „zulk eene hard- Cl Z1j verre van mij. Alleen de ambtenaar, die zijn vorst o trouw dient, kan niet de dochter huwen van den man, 6 R--St vorst 11 aar zijn leven stond." 'p 'J. Tergoet, Dietrich, dat ik niet uw koning dien, maar I# r JJ* iP |Één al p hetzelfde," zeide Gemmingen, «üuitschland is en ambtenaar moet hoogverraad zoo beoordeelen ^verafschuwen, als was het niet tegen een naburigen vorst, al«M ^eD ^6er van z'in e'gen land gepleegd Uw eer Waa? '-naar van een duitschen staat verbiedt u dit huwelijk wilj eeü onalhankelijk man, dan kondt gij doen wat gij dene 1 wanneer ë'j dan tenminste ook niet werd tegengehou- Ik °°r re^en'n8 te houden met mijne betrekking." ander *lst zeide Francis zeer heftig, «dat onze eer een meid 5 'S' die van elk vrij man. Wat ik als beambte ver- altijd' Z°p im^ a's burger geoorloofd zijn. De wet van eer is dezelfi'6 if1- waar^orgf aan hooggeplaatste menschen altijd burger n^e^' onverschillig of zij krijgsman, ambtenaar of *^*t klinkt als de zelfverblinding van den Engelschman. DOM HOUDEN. Wanneer men den staat dient, verliest men in zekere mate het recht zijner eigen persoonlijkheid.* »Nu dan,* riep Francis uit in hevigen toorn, «dan wil ik liever den dienst verlaten van een land, in hetwelk ik beperkt word in mijne rechten van vrij mensch. Maar gij dwaalt in uwe angstvallige begrippen, daarvan ben ik zeker. Wanneer ik mij met Sabine aan de voeten van uw koning wierp en tot hem zeide: zie hier het kind van dien moordenaar! Hij zou groot moedig zijn, even als hij het in geheel zijn leven is geweest; hij zou Sabine opheffen en haar in mijne armen voeren.* «Zonder twijfel. Maar ook alleen de koning kan zoo hande len. Betreed dien weg. Trek de oogen van geheel Duitschland op u en ons. En beproef dan, hoe veel licht er overblijft voor uwe maatschappelijke betrekking en uw ambtenaars-loopbaan, wanneer de meteoor van het koninklijk genadig woorde is voorbijgegaan," zeide Gemmingen verbitterd. Ottilie werd door elk woord getroffen, alsof het jongste gericht over haar werd uitgesproken. Zij zocht naar woorden, om door een vraag deel te nemen in den woordenstrijd der beide mannen. En nu, terwijl zij Gemmingen's arm omvatte, vroeg zij «Maar Francis, hoe leerdet gij haar kennen «Ach, dat is hier toch bijzaak," zeide haar echtgenoot bijDa ruw. Hij wenschte dezen woordenstrijd geëindigd te zien. Maar Francis greep gretig de gelegenheid aan, om van zijne liefde en zijne beminde te kunnen sprekeu. «Op zekeren dag het zal ongeveer vier weken geleden zijn trok een jong, slank meisje mijn aandacht door zekere overeenkomst in gang, figuur ja, ik weet zelf niet wat. En ik haastte mij om haar voorbij te komen, om haar gelaat te zien, want ik liep achter haar. En juist toen ik haar voor bijging, wendde zij het gelaat naar dezelfde zijde, om de uit stalling van een magazijn te beschouwen. Toen ik de donkere oogen zag, het smalle bleek gelaat en de schoone wenkbrauwen, kwam haar uiterlijk mij nog meer bekend voor. Het meisje droeg een schilderdoos en was net, doch bescheiden gekleed. Ik zag haar het gebouw der koninklijke kunstacademie ingaan, met hare bejaarde gezellin. Na een kwartier dacht ik er niet meer aan. Maar den volgenden dag, op dezelfde plaats ongeveer, ontmoette ik haar weder; het was mijn gewone wandeluur en blijkbaar haar studietijd En toen zij mij zoo •op de straat tegenkwam, wist ik op eens, op wie zij geleek zij deed mij denken aan Ottilie!* Ottilie die begeerig naar zijne woorden luisterde, sloot voor eenige oogenblikken de oogen. «Den volgenden dag trachtte ik opzettelijk haar te ontmoe ten. En voorzichtig het meisje volgende, kwam ik hare woning te weten en vernam van den portier, dat zij eene juffrouw was, die inwoonde bij den kantonrechter Böttcher, om schil- deres in Berlijn te worden; doch hij wist haar naam niet. De bejaarde dame, die altijd met haar ging, was de kantonrech- tersvrouw. Niet waar dat klonk alles zeer deftig en tegelijk aanmoedigend. Maar hoe zou ik een middel vinden om toege laten te worden in een burger-familie. Alleen in de groote wereld en in de halve-wereld kan men gemakkelijk doordrin gen maar de kleine burgerij leeft afgezonderdin hun huis is evenals in het slakkehuis alleen plaats voor den bewoner, terwijl in de elegante oesterschaal nog ruimte overblijft voor paarlen of slijk. «In mijn hart ontwaakte genegenheid voor Sabine. Zij had mij ook opgemerkt en bloosde telkenmale als zij mij voorbij ging. Op zekeren dag keerde zij niet met de bejaarde dame terug, maar ging zij een anderen weg. Ik volgde natuurlijk. Wij kwamen bij Gurlett. Ik trad juist binnen, toen Sabine den kunsthandelaar het aquarel overhandigde. Hetzelfde, Ottilie, dat nu het uwe is. Oogenblikkelijk trad ik naderbij en riep ik beken, voor ik goed gezien had, want het duizelde mij voor de oogen «welk een verrukkelijk beeld." Sabine bloosde. De handelaar lachte en gaf mij gelijk, ziju blik was ook dade lijk geboeid geworden. Ik zeide, dat ik het schilderstukje wilde koopen, wanneer het te koop was. «Natuurlijk," verklaarde de bejaarde dame, «om het te verkoopen. wilden wij bier juist om een uitstallingsplaatsje vragen." De prijs De kunsthandelaar geraakte nu in verlegenheid, de juffrouw had nog geen prijs genoemd en hij zag de jonge kunstenares voor de eerste maal bij zich. Sabine fluisterde iets, zij was geheel verward. De kunsthandelaar nam haar nu ter zijde. Hij verklaarde, dat de prijs, dien zij genoemd had, te gering was en dat hij in dit bijzondere geval geen provisie wilde hebben. «Sabine wilde niets hooren van het wegvallen der provisie en liet het prijsbepalen aan den handelaar over. Nadat ik betaald had, werd Sabine naar haar naam en adres gevraagd. Een gesprek over de kunst hield ons nog een tien minuten ver- eenigd, daarop ging ik heen. Natuurlijk begaf ik mij regel recht naar mijnheer Böttcher. Deze brave man, die gekleed was in slaaprok, was doodelijk er mede verlegen, mij voor een gedekte koffietafel te moeten ontvangen. De man verontschuldigde zich hiermede, dat zijne vrouw niet te huis was. Haar lang uitblijven had hem ook geërgerd t hij kon niet nalaten dien aangaande zijne opmerking te maken. Ik zeide hem, dat ik het wist en rooeven een schilderstukje van Sabine Ottmar had gekocht en dat de dames wel spoedig thuis zouden komen. Vooraf echter wilde ik hem bekennen, dat ik Sabine beminde. Ik was die en die, hij kon bij het buitenlandsch ministerie, alwaar ik geplaatst was, en bij het eugelsche gezantschap on derzoek naar mij doen. En ik verzocht hem mij toe te staan in eer en deugd te dingen naar Sabine's genegenheid.*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1889 | | pagina 5