Zondag, 14 April 1889.
33ste Jaargang. No. 2289.
KN LBMBN?
0 N D E R W IJ S.
JACHT EN VISSCHERIJ.
KERMIS.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: liaan, D, 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws.
Wordt Vervolgd.
SCHAGER
Algemeen
COURANT.
A
pit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
igavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
EJïTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
fa GEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.—. Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEB.TENTIÉN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meerfO.H
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis
an de ingezetenen
le. dat het toelaten van nieuwe leerlingen, op de openbare
gere school aldaar zal geschieden op den Eersten Mei
s. en als dan kunnen worden toegelaten de kinderen
eboren in hot jaar 1 883;
2e. dat de ouders der betalende scholieren welke dezen wen-
ihen toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der School, den
eer Kloeke, kennis moeten geven, vóór den 2 5 dezer, met
Terlegging van geboorte- en vaccinebewijten der nieuwe leer-
ngen;
3, dat verzoeken om kosteloos onderwijs voor de nieuwe leer-
ugen alléén moeten worden gedaan ter Gemeentesecretarie
óór den 20 dezer.
Schagen, den 9 April 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter kennis van
e ingezetenen, dat de aanvragen ter bekoming van jacht en
ischucten en van kostelooze vergunningen tot uitoefening der
isscherij voor het saizoen 1889j90 ter Secretarie voor de belang-
lebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks, Zon- en
'eestóagen uitgezonderd, des voormiddags van 9 tot 12 ure.
Schagen, 10 April 1889.
De Burgemeester voornoemd,
G. LANGENBERG.
Roman van IDA BOY-Ed.
Q
Zij
ar
U') IX.
Sabine kwam nu in haar morgenkleed uit hare slaapkamer
DJorschijn.
»Een brief? Zeker bericht van Francis over den uitslag van
onderhoud."
Dam het couvert en scheurde het ongeduldig op, doch
uiterlijk verried angst noch vreugde. Zij had het van
Jeugd af aan geleerd, hare zaken voor zich te houden.
moet u eenige oogenblikken alleen laten," zeide zij tot
rcouw Böttcher.
Duijnheer de baron beneden?"
e®n< Een dame, die ik ken en die van mijne aanwezigheid
dis eeft gekregen. Francis zou eerst om half negen komen."'
iDe zeide dat alles zeer kalm en bedaard. Maar toen de
ac ter haar in het slot was gevallen, toen vlogen hare
'over den grond en in hare zenuwachtige gejaagdheid,
y tot tweemalen de deur voorbij van mijnheer Othmer's
oo was het gekomen, dat hare moeder wist, dat zij hier
u hoe kwam het, dat hare moeder zich in deze stad be
ten
oer.
is
"t h Z'J haar gezien, toen de oude mevrouw Böttcher
ar de museum's en het theater bezocht, gelijk Francis
j,- a' "ad bevolen, om zich gedurende zijne afwezigheid een
vKJ 111 filC/tl gCUUiCUUü Jjljll rtlTT CfiJgUv/lU vvll
r e Verstrooien Was deze stad misschien de woonplaats
e oioeder Dan kende zij misschien ook Francis' farni-
>bin ZUS^er Mannhardt en zijn broeder Gemmingen.
e(]ae, *as geheel verward. Éindelijk kwam zij toch op
te om aan een kellner te vragen, waar zij moest zijn.
ii V,C !l r naar Othmer's kamer.
J Klopte aan.
ÖIDnen,0
nep een mannestem. Een mannestem Wat
kp«,i i een mannestem. Een e
>u ,at r Schuw opende zij de deur.
pende'0!"^aar stond zij; de geliefde, dierbare moeder
e lare armen voor het jubelende kind: Sabine om-
J 'are moeder. J
in^j pffi^aa' h°e homt gij hier?"
óattiareis zon(ier mijne toestemming, Sabine
chtige za^ u a"es zeggen. Vergeef mij. Maar een
'oer liBf^C ?.Ur*en's - gij zult het eerst vernemen,
k Weet *0'*°Doen zekerheid is."»
liamia.eS'* i6^e Ottilie pijnlijk lachend, „de man, die
mijn tviuu) H i® Francis, de jonge stiefbroeder
tweeden echtgenoot.» 1
egreep er niets van.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter alge-
meene kennis, dat de Raad heeft besloten, dat de kermis, in deze
gemeente zal plaats hebben en invallen op Zondag, den 16en
Juni a. s. des namiddags ten 4 ure, om te eindigen op Zondag,
den 23 daaraanvolgende.
Schagen, 12 April 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG,
de Secretaris,
DENIJS.
Schagen, 13 April 1889.
De dames-zangvereeniging „Caecilia" alhier, hield Donder
dagavond jl. in het lokaal van den heer W. Roggeveen, hare
gewone jaarlijksche openbare uitvoering, ter bijwoning waarvoor
zij verscheidene uitnoodigingen had gedaan.
Omtrent deze uitvoering mag Caecilia volkomen tevreden
zijn. De wijze waarop de verschillende zangnummers werden
gegeven, getuigde duidelijk dat de nog jeugdige vereeniging in
het afgeloopen jaar flink vooruit is gegaan, ten opzichte waarvan
in de eerste plaats een woord van lof toekomt aan den heer
Borstlap, den directeur dezer vereeniging.
Van de verschillende nummers voldeed bovenal „'s Heeren
Huis" van Derx, hetwelk een lief quartet was, waarin de
dames A. Roggeveen, Atema, Wilde en Klerk, hare respec
tievelijke partijen met veel succes weergaven.
Behalve door de „Kleine kapel" die dit concert opluisterde
met de uitvoering van eenige muzieknummers, werd door den
heer Rieu zeer verdienstelijk voorgedragen de clarinet-solo
„Elegie" van Kiel, terwijl de serenade voor Clarinet en Hoorn,
„Gij," stamelde zij, „gij gij
„Kom, mijn kind, laat mij u alles medeelen."
Ottilie geleidde nu haar dochter tot Othmer.
„Omhelst dezen man," zeide zij hartelijk, „het is de broeder
van uw vader en uw eenige bloedverwant ter wereld."
Sabine zag hem droomend aan. En Othmer gevoelde zich
wonderlijk aangedaan. Dat gelaat droeg duidelijk de gelijkenis
van zijn rampzaligen broeder.
„Sabine!" riep hij.
Hij omarmde haar.
„Gij zult mijn dochter zijn, voortaan zult gij bij mij een
tehuis hebben," zeide hij ontroerd.
Zij schudde het hoofd. Een geheimzinnig gelukkig lachje
gleed over haar gelaat.
„Dat heb ik reeds," zeide zij en keek hem blijde aan.
„Arm kind, was dat maar zeker."
„O, nu is het bepaald zoo, want ik zal daar ook mijn moeder
aantreffen," riep zij vol vreugde uit.
„Laten wij u alles mededeelen fluisterde Ottilie.
„Ja, mama. Spoedig alles."
Zij nam op een laag stoeltje plaats aan de voeten harer moe
der en leunde met hare armen op Ottilie's kniën.
Othmer sloeg haar gade met een van vreugde stralend gelaat.
En als Ottilie nu alles verhaalde, van den druk, die het
geheim gehouden feit op haar uitoefende, van Gemmingen's
tegenstand, Ottmar's dochter als familie-lid te begroeten en
hoe dit verzet tegelijk eene veroordeeling voor haar zelve was,
week de glans van geluk toch geen oogenblik van Sabine's
lliti V
„Gij ziet," zoo eindigde Ottilie moedeloos, „uw geluk is nu
een vraagstuk geworden, het mijne is geheel verloren, wanneer
mijn echtgenoot van mijn eerste huwelijk verneemt."
Sabine schudde het hoofd. Hare zekerheid scheen onver
stoorbaar.
Mama gij zegt, dat uw echtgenoot u lief heeft, nu, dan
kan juist uw persoon hem toch bewijzen, dat vrouw of dochter
van een ongelukkige, een afgedwaalde, niet met hein eens zijn. Hij
was ellendig gij zïjt goed. Misschien acht mijnheer von
Gemmingen mij dan nog wel tot iets goeds in staat."
Othmer glimlachte. De jonge dochter beviel hem.
„De naam de naam," mompelde Ottilie.
Sabine keek Othmer aan en knikte hem hoopvol toe.
„Oom die zijn naam in het Engelsch heeft omgezet, kan
mii als 'dochter aannemen. Gij zult toch moeten toegeven,
mama, dat Ottmar en Othmer, op zijn Engelsch uitgesproken,
zoo verschillend klinken, dat zelfs mijnheer von Gemmingen
blijkbaar er niet door op de gedachte is gekomen om eenige
vergelijking te maken, niettegenstaande mijnheer Othmer hem
toch' sprak van een broeder, die zich maatschappelijk misdragen
had Hoe zullen dus vreemde menschep op die gedachte komen
De waarheid kan voor ons een familiegeheim blijven.
van Titl, door de heeren Rieu en Borstlap terecht daverende
toejuiching verwierf. Wij vonden dit duo uitstekend en met
veel voordracht weergegeven.
O O
Donderdagavond j. 1. bracht de Harmoniekapel alhier,
eene serenade aan den heer Ph. de Heer, bij gelegenheid van
diens herdenken van den dag, waarop hij voor 25 jaar benoemd
werd tot ontvanger onzer gemeente.
De Stierenkeuring van wegen de Afdeeling „Barsingerhorn"
der HollaDdsche Maatschappij van Landbouw zal Woensdag
den 17den April a. s. plaats hebben des morgens ten tien ure
in den stal van den Heer W. Groen te Barsingerhorn.
Hoe schipper D. Rijmer, uit Pannerden, op 's Rijks
kosten Amsterdam bezocht
Hij lag Donderdag van de vorige week met zijn schip Cato*
te Utrecht, en ging vandaar per spoor en stoomtram naar Koten
om te onderzoeken hoeveel ladingeD grint hij moest leveren.
In de herberg van de gebroeders Werkhoven aldaar, nam hij
een potje bier en zat gezellig te babbelen.
Doch, o weedaar komt een diender de gelagkamer binnen,
en ziet aan den rooden ringbaard van den schipper, dat bij
niemand anders kon zijn dan de valsche munter, wiens aan
houding verzocht werd.
„Je bent mijn arrestant," duwt bij den schipper toe. „Pak
je zakken uit."
Natuurlijk stond onze varensgezel erg verbluft te kijken,
toen hem zoo onverwachts die woorden weiden toegevoegd, en
was hij niet heel haastig om met de uitpakkerij te beginnen.
Het gevolg was, dat de schipper in hechtenis werd genomen.
Yan Koten werd hij naar Wijk-bij-Duurstede getransporteerd
en daar in verzekerde bewaring gezet.
Den volgenden morgen werd hij onder geleide der politie
weder naar Koten en van daar naar Amsterdam gevoerd.
„Gij zijt een meisje naar mijn hart'" zeide hij vergenoegd.
„En dat gij mij tot vader wilt hebben, is verstandig van u.
Ik zal niet dulden dat men in een familie weigert mijne doch
ter te ontvangen."
Sabine stond op en schudde hem de hand.
„Wat zal Francis groote oogen opzetten," zeide zij lachend.
„Gij moogt Francis geen woord van ons familiegeheim ver
raden," zeide Ottilie angstig.
En met de haar eigen zelfstandigheid zeide Sabine onmid
dellijk
„Voor Francis iets verbergen Neen, ik wil voor hem geen
geheimen hebben."
Terstond viel het haar in, dat deze woorden voor Ottilie
kwetsend moesten zijn.
„Vergeef mij, mama ik bedoelde er niets kwaads mee.'
Ottilie kuste haar.
„Nu," meende Othmer, „in het belang van uw beider geluk,
zwijg dan tenminste tot morgen."
„Mijn man heeft Francis ten strengste verboden, heden van
uwe liefde te spreken," zeide Ottilie.
„Oh," riep Sabine spijtig uit, „dan ben ik weder den gehee-
len dag gedoemd om met mevrouw Böttcher en haar bruin zij den
statiekleed overal heen te rijden, waar het zonder Francis toch
dor is."
„Bemint gij hem zoo zeer?" vroeg Ottilie ontroerd.
„Ja," zeide Sabine eenvoudig, doch met een van vreugde
gloeiend gelaat.
Zij was in dit oogenblik schoon. Ottilie voelde een zonder
ling besluit in haar opkomen. Neen, liever het leven opofferen
dan dit edele kind ellende berokkenen.
Sabine scheen door een nieuw denkbeeld beheerscht te
worden.
„Mama,„ riep zij uit, „heb ik zusters en broeders?"
Ottilie schoten de tranen in de oogen. Zij omarmde hare
dochter.
„Ja," zeide zij, ,„een zuster en uwe harten zijn uit het
zelfde goud gesmeed. En een broeder, die even braaf en op
geruimd van hart is, als Francis."
Sabine was hierover zeer verheugd. Zij omhelsde Othmer
en hare moeder.
„Hoe gelukkig zullen wij zijn," riep zij uit met een gevoel
van dankbaarheid.
„Dus tot morgen," zeide zij.
De pendule sloeg half negen.
„Hij komt dit is zijn tijd. Adieu mama adieu oom
papa. Tot morgen morgen."
Ottilie had nauwelijks den tijd haar nog toe te roepen, dat
zij morgen vroeg haar hier weder wilde ontmoeten. En voort
was Sabine.