Sgste Jaargang. Ho. 2292. s tin e uf Donderdag, 25 April 1889. TEEKENEN. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCH-AGFïlf, Laan, BI. 5. Wordt Vervolgd. SCHAGËR ui COURANT. Airatit- LaiiiloBwilai pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater- ifigavOnd. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE- fTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. jriSZONDTSN STUKKEN één dag vroeger. W Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent». ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regel» f 0.75: iedere regel meerfO.li Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Onder de vakken, die voor verschillende toelatings grens niet worden gevraagd en daardoor misschien wel s van minder belang voor de lagere school zijn beschouwd, .hoort het teekenen. De grootste opvoedkundigen hebben erkend en niemand twijfelt het meer, dat zelf zien en zelf doen de grondslagen an het onderwijs moeten zijn en toch, voor hoevelen zijn e woorden slechts woorden, alleen van nut op vergaderingen i examens. Hoe weinigen maken van het teekenonderwijs ibruik als het beste middel om langs geleidelijken weg 8 leerlingen te leeren zien en hun voorstellingsvermogen ontwikkelen. Moet de verwaarloozing misschien ook lieraan worden toegeschreven, dat het teekenen meer als \t- dan als inspanning wordt beschouwd en dus te laag taat voor de school als plaats van voorbereiding voor den rost des levens, of wel hieraan, dat zeer veel onderwijzers d onderwijzeressen zich voorstellen halve kunstschilders n schilderessen te moeten zijn om onderwijs in het teekenen p de lagere school te kunnen geven Wanneer wij bedenken, van hoeveel blijvende waarde et teekenen is voor het leven, zoo zelfs, dat er bijna eene betrekking in de maatschappij is, of zij wordt beter ervuld, naarmate het oog meer geoefend, de hand vaardiger tdan zullen wij den tijd aan dit onderwijs besteed, niet «eer als verloren beschouwen. Versluys zegt in zijne handleiding bij het teekenonderwijs: „Zijn een geoefend oog en een lenige hand algemeen »<fig, niet minder is dit het geval met een ontwikkeld shoonheidsgevoel. Niet alleen fabrikanten en hoofden van Eoman van TDA BOÏ-Ed, 27.) X. Toen von Bentheim Abigail had verlaten, liep zij geruimen 1^ in diep gepeins heen en weder. Zij hoorde er niets van, 'jlet kind tot haar sprak. Het werd den kleinen knaap dan p eindelijk te vervelend. Hij liep naar de vleugelpiano en p op de toetsen los en zong daarbij. kan mooi spelen, niet mama?" Niemand antwoordde hem. Hij keek om. Zijne moeder was meer in het salon. had hem en alles vergeten, slechts die eene, vreeselijke lachte was in haar levendig. Zij was het huis uitgesneld. bemerkte het niet, dat de menschen op straat stil stonden, de vrouw in het witte morgengewaad na te staren. J ging naar Gemmingen. Werktuigelijk schelde zij aan. ina opende en riep ontsteld uit v-laar mevrouw! En zonder wat aan of om?" E's(* Ottilie spreken. Is zij alleen?" vroeg Abig '1 op •Leve God! Kurt is toch geen ongeluk 'overkomen Neen, feest! Dat is anders geworden, dan ik dacht," jammerde alleen herhaalde Abigail. 3nheer de oom is er. Mijnheer Francis is er heden mor- *nj*'eesL d°ch dadelijk weder heengegaan en komt eerst '(]er 'ouper terug. Mijnheer von Gemmingen is met de zi'6? ^gereden, omdat Mary verstrooiing moest hebben ig! - hoofdpijn heette het/ verhaalde Mina. gail Daar ^nnen" Tk moet Ottilie alleen Mie, die spreken," beval |®e' Me met Othmer in kalm gesprek zat, sprong ver- °P, toen Mina met een gewichtig gezicht haar meldde en is mevrouw Mannhardt en wil u alleen spreken. h>Jn i z'i ziet er zoo jammerlijk uit. Daar is iets H dat geloof ik bepaald.» [J®er stond op. ^moet u ter opheldering zeggen," fluisterde Ottilie, „dat Èed ?-Tn °r mÜn. man in zijn toorn het hois werd zmJJ °mt. 011 getwijfeld nu mijn bemiddeling inroepen, ik u f'r lng m haar wezen en onbegrijpelijk. Vergeef mij, ged"ld' ook maar hf liet(lei"r, n:!ar de ^tzaal. Othmer ping onmiddel- 'eze,, L l donker vertrek bemerkte hij tot zijn ganl Zr 'J if V" fD, WaS tC luiWpren' Mur naar door welke hij dacht te vertrekken, w« gesloten werkplaatsen moeten smaakvolle vormen kunnen onder scheiden van leelijke, maar ieder handwerksman moet daartoe in staat zijn. Door dit uit het oog te verliezen is onze geheele kunstnjjverheid vervallen. Toch is er een tijd geweest, dat die bloeide, dat bijna geen voorwerp de werk plaats verliet, of het was een kunstwerk geworden. In de „kunstbode" wordt gezegd. „Al onze meubels van 1550-1650 overtreffen met glans en glorie alle gelijksoor tige scheppingen van elders in kunstwaarde" Maar lang zamerhand is de smaak ingesluimerd en men heeft niet meer aan den vorm gedacht. Dit betreft niet alleen meu bels en huizen, maar honderd andere zaken. En thans staan we in dat opzicht verre beneden natiën, met wie we vroeger minstens op één lijn stonden. Zoo iets nu moet en kan weer anders worden. Maar daartoe moet de smaak van alle handwerkslieden verbeterd wor den en bovendien moeten de koopers in staat gesteld worden, om het sierlijke te onderscheiden van het smake- looze. Het helpt den arbeider niet of hij al meer zorg en meer tijd ten koste legt aan zijnen arbeid, als de kooper niet genegen is voor de meerdere schoonheid een hoogeren prijs te besteden. Geen beter middel om dat doel te bereiken, dan een algemeen teekenonderwijs. Geldt dus een en ander den man, van niet minder be lang is het voor de vrouw. Geen meisje, of het zal hand werken leeren en hierbij is al dadelijk een geoefend oog en een vaardige hand een eerste vereischte. Alle vormen- kennis, die het meisje op de lagere school verkrijgt, komt later ten goede aan de beschaafde vrouw in 't algemeen, aan de huismoeder in 't bijzonder. Is het te betreuren, dat aan het teekenonderwijs in ons Ottilie zag Abigail's binnentreden met diep bewogen hart te gemoet. De heftige woorden, die Diefrich gisteren avond tot zijn zuster had gesproken, kwamen haar nu weder in den geest en schenen haar nu even zoo bard toe, als zij haar gis teren rechtmatig hadden voorgekomen. Geen toorn, maar alleen medelijden woonde er in Ottillie's ziel, en dat medelijden werd nog sterkef, toen zij het marmerbleeke en ontstelde gelaat der jonge vrouw zag. „Mijn lieve Abigail/' riep zij uit en breidde de armen uit, „ik dank u, dat gij komt. Mary richt het hoofdje weder op en baar lachje zal Dietrich's toorn overmeesteren, evenals het mij reeds verzoend heeft." Abigail schudde het hoofd. Zij kwam daarover niet. Zij wilde spreken, maar Ottilie door hare zonderlinge houding verschrikt, vatte hare hand. „Mijn God," zeide zij angstig, „het is iets anders Ik zie het u aan een ongeluk Welk Spreek Ik bezweer het n „Ik ben verloren," stamelde Abigail. „Wat is er geschied Uw echtgenoot Uw kind Uw ver mogen Ottilie stiet dat alles kort nit en op angstig vragenden toon en Abigail, die als een stompzinnige tegen den deurpost leunde, schudde nog altijd heftig met het hoofd. Het bonsde zoo in hare slapen, en ach, die hoofdpijnAbi gail drukte zich de handen tegen het voorhoofd. Zoo pijnlijk moest de waanzin in de herzenen woelen. „Erbarm u toch over mijn angst," smeekte Ottilie. „Gij ziet, de onzekerheid foltert mij vreeselijk. Spreek toch." Zij stond vlak voor de sprakelooze, wanhopige vrouw en wrong de handen. Maar Abigail zeide nog altijd niets. Weder om verzocht Ottilie, met een stem, waarin reeds een begin van toorn was te bespeuren, erop aan te dringen, dat Abigail dan toch zou spreken „Bentheim," stamelde deze. Ottilie ontstelde nu zoo hevig, dat zij zich aan de leuning Van een stoel moest vasthouden. „Hij heeft tienduizend gulden noodig," fluisterde Abigail. Ottilie keek haar aan. Lang, zeer lang. „Dus tochzeide zij zacht. Dat was niet de toorn van een veroordeelend rechter, het was de jammerklacht eener moeder, die haar verloren kind beweent. En dit zachte, hopelooze, treurige „dus toch" drong tot in Abigail's hart door, als bazuingeschal. Ook voor hem bezweken de muren de muren der vertwijfeling. Abigail viel neder aan de voeten harer schoonzuster en omklemde hare knieën. Zij weende. Ottilie liet haar weenen. En eindelijk vroeg zij i „Dus gij bemint hem - bemint hem nog Dan is tenminste dit ongeluk door waarheid geadeld ^nV'Se'zij dof, „ik weet niet, of het vertwijfeling of verveling was. Ik bemin hem met. land zoo bitter weinig wordt gedaan, dubbel jammer is het, dat daar, waar men er nog iets aan doet, de methode dikwijls zooveel, ja, somtijds zelfs alles te wenschen over laat. Op sommige scholen bestond of bestaat nog de gewoonte om in een zoogenaamd „verloren uurtje" zwarte teeken blaadjes rond te geven en te laten teekenen, tot groot gemak van den onderwijzer en tot vermaak der jeugd. Dat zulke beuzelarij geen teekenonderwijs mag wor den genoemd is ieder duidelijk. Op andere verbond men het teekenonderwijs aan dat "in aardrijkskunde. Dat ook dit voor het teekenen geene waarde heeft, spreekt wel van zelf. In de verschillende vormen van landen en zeeën, rivieren en vaarten is geen syste matische opklimming van teekenvoorbeelden te vinden. Elders was men oogenschijnlijk beter toegerust. Er werden daar eenige verzamelingen systematisch geordende teeken voorbeelden aangeschaft. De onderwijzer plaatst zich achter een tafel en begint de voorbeelden te doorbladeren, terwijl de leerlingen, die aan een nieuw voorbeeld toe zijn, zich om hem heen hebben geschaard. „Jan, jij moest deze eens probeeren", zegt de meester en legt aan onzen toekomsti- gen portretschilder een blaadje voor met een viertal neuzen van verschillende vormen. Jan heeft bezwaar; zijn kame raad Piet is laatst met zoo'n prachtige „kop" tehuis gekomen, dat hij het op de neuzen niet gemunt heeft en minstens den kop van een flink gebaard heer of van een sierlijk met krullen getooide dame wil kopieeren. De minder brutale Hein, die wel wat tegenpruttelt, maar toch niet zoo beslist durft weigeren, wordt met de neuzen afge scheept en vangt na een kwartiertje mopperens met tegenzin den arbeid aan. Jan is nu minder op zijn gemak, „Ottilie sloot de oogen. „Oh," zuchtte zij. Dat zeide der ongelukkige meer dan duizend woorden hadden kunnen zeggen. „Wat zal er nu van worden," vroeg Ottilie na een vrij lange pauze. „Hoe denkt gij met hem af te rekenen Door eenige pistoolschoten, die uw echtgenoot of een uwer broeders met hem zullen wisselen Ik vrees, dat hij uw broeder als tegenstander niet waardig genoeg zal worden geacht Abigail richtte zich op, streek met haar zakdoek rechts en links zich de haren uit de slapen en zeide langzaam „Gelijk men met schurken afrekent rpet geld." „Maar hoe wilt gij aan zulk een groote som komen, zonder, zonder stotterde Ottilie. „Zonder Mannhardt's hulp? Dooru!„ zeide de jonge vrouw en vouwde de handen. Hare oogen waren met waanzinnige angst op Ottilie gericht, die ontzet achteruit deinsde. „Door mij," riep zij uit, terwijl een smartelijke lach om hare lippen speelde, „door mij die sedert zoo vele jaren als een opgejaagde slaaf arbeidt, om te verdienen, wat ik noo dig heb?" „Maar gij hebt dat geld niet noodig voor u," bezwoer Abigail haar, driftig sprekende, „niet voor n. En ook niet alles hebt gij noodig voor de bloedverwante, die gij onderhoudt. Ik weet, dat gij voor Mary spaart. Geeft mij, wat gij hebt. Red mijn leven. Gij weet, ik kan u alles teruggeven maar niet vandaag, niet in dit uur." Ottilie beefde. Het met moeite verworven geld het uitzet harer dochter wegwerpen aan deze vrouw en waarvoor Zij strekte beide handen afwerend uit, met zulk een gebaar van onoverwinnelijken afschuw, dat Abigail er door ontstelde. „Red mijred mijNiet voor den dood, niet voor de wereld. Maar voor Dietrich's vonnissenden blik," jammerde zij en wierp zich aan Ottilie's borst. Ja, de steenworpen der geheele wereld wilde zij verdragen, maar door haren broeder veracht te worden dat was haar onverdragelijk! Ottilie hield haar troostend omarmd. Hare gedachten voerden een zwaren strijd. En bij den grooten weerzin, om het voor Mary bespaarde geld af te geven, kwam nog de bedenking, dat maar de helft van het verlangde aanwezig was. Daar hoorde zij eensklaps in het aangrenzend vertrek geruis, gelijk aan dat, wanneer iemand opzettelijk eeu stoel heen en weer schuift. Zij schrikte eerst, doch in het volgende oogenblik helderde haar gelaat op. „Herstel u, lieve ongelukkige," fluisterde zij, „ik weet een redder voor ons." Zij geleidde Abigail naar een stoel, waar deze bewusteloos op neder viel. Daarop spoedde Ottilie zich naar het aangrenzende vertrek, waar Othmer steeds vertoefde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1889 | | pagina 1