Zondag, 5 Mei 1389.
33ste Jaargang. Ho. 2295.
AANGIFTE VAN VERHUIZING.
SCHUTTER IJ.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHACIEM. Laan, 1>, 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
Tot naricht der belanghebbenden dient:
Het onderwijs slechter en duurder.
SCHAGER
Alicicti
COURANT.
iï- k LilllB
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. By inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
lUGKSZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f 3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÊN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meerfO.li
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
IPlaatsg-ebrek doet ons liet
feuilleton voor dit nummer
achterwege laten.
de Red.
Burgemeester en wethouders van Schagen, brengen voorzoo-
veel noodig, met bet oog op het verzuim, betrekkelijk het doen
van aangifte ter Secretarie, bij verhuizing binnen de gemeente,
den ingezetenen in herinnering de volgende artikelen van het
politie-reglement dezer gemeente als
Art. 11.
Ingeval van verhuizing binnen de gemeente, zal daaarvan, bin
nen acht dagen, bebooren te worden kennis gegeven, ter
Secretarie der gemeente, op den voet als hierna is bepaald, te
weten
Voor een geheel gezin, inwonende dienst- en werkboden daar
onder begrepen, door het hoofd van dit gezin.
Voor afzonderlijk levende personen door henzelven.
Art. 12.
Overtreding van het vorig artikel wordt gestraft met eene boete
van één gulden.
Schagen, 26 April 1889,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secrtaris,
DENIJS.
i Burgemeester en Wethouders van Schagen, roepen mits deze
i op, als zoodanige ingezetenen, die op den 1 Januari 1889, hun
i 25ste jaar van ouderdom zijn ingetreden, benevens de zoo-
danigen, die zich van Buitenlandsch in deze Gemeente gevestigd
hebben, voor zooverre zij nog in een der klassen van de Schut-
terij vallen, om zich tusschen 15 Mei en 1 Juni aanstaande, ter
i. Secretarie dezer Gemeente voor den dienst der Schutterij te doen
inschrijven, zullende tot ontvangst van hun aangifte te dier plaatse
1 speciaaal worden gevaceerd op alle werkdagen des voormiddags
1 "van 9 tot 12 ure.
fat als ingezetenen in deze worden beschouwd, alle Nederlanders,
jo het Rijk hun gewoon verblijf houdende, en alle vreemdelingen,
in het Rijk woonachtig, welke hun voornemen om zich aldaar te
vestigen zullen hebben aan den dag gelegd.
Dat de aangifte tot inschrijving in alle gevallen voor de inge
zetenen van den hierboven bedoelden ouderdom behoeven gedaan
te worden, ook dan zelfs, wanneer de belanghebbenden vermeenen
tot de vrijgestelden of uitgesloteneu tot den schutterlijken dienst
te bebooren; dat zij, die bevonden zullen worden zich niet vóór
den len Juni 1889 te hebben doen inschrijven, door het Plaatse
lijk Bestuur ambtshalve worden ingeschreven, en ter zake van hun
verzuim in een geldboete vervallen, terwijl dezelve daarenboven
zonder loting zullen worden ingelijfd. Eu worden overigens de
1Dgezetenen aangtnaamd om zich tijdig van een geboorte-extract
te voorzien, en zich alzoo van hun juisten oudeidom te ver
zekeren, ten einde de inschrijving behoorlijk geschiede, en zij
alzoo niet komen te vervallen in de strafte bij de Wet bepaald.
Schagen, den 3 Mei 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DENIJS.
^orgemeester en Wethouders der gemeente Schagen
yezien de Dispositiën van Zijne Exeellentie, den heer Commis-
aris des Konings in Noord-Holland van den 16en April 1889
''V3330 en (Provinciaal Blad No. "/ao-)
Helet op onderscheidene bepalingen der Wetten op het recht
a" patent en op de personeele belasting.
Urengen door deze ter kennis van de Ingezeten dezer Gemeente
do "'tveiking van de Beschrijvingsbiljetten betrekkelijk
belasting op het personeel zal aanvangen op den 6en Mei
aanstaande
bef .^a*> overkomstig 2 van art. 29 der wet op de personeele
asting, benoemd zijn om als tegenscbatters van de zijde der
L as''ngschuldigen te dienen, ingeval van herziening, achtervol-
bejS e* bepaalde bij art 32 2 der wet, van het aangegeven
J"ag der huurwaarde of aantal deuren en vensters of haardsteden,
ua aeeren
t. ARIK MEIJER.
2. PIETËlt BBO\fl J Bi.
L?' I)at de uitgifte van do verklaringen van aangifta voor het
teet Van patent zal aanvangen op den 6 Mei aanstaande, en dat
de weder bijoenverzameling dier verklaringen op den 17en
Moi daaraanvolgende zal moeten begonnen zijneen eu ander
intusschen met uitzondering van de patentplicbtigeu, vermeld onder
No. 37 tot 40 van Tabel 14 (Tappers enz.) aan welke de bedoelde
verklaringen, welke binnen drie dagen na de uitreiking zullen worden
opgehaald, afzonderlijk en onverwijld bij den aanvang des dienst-
jaars zullen afgegeven worden.
4. Dat zij die bij de uitreiking of terughaling van verklaringen
betrekkelijk het patentrecht mochten overgeslagen zijn, zich daarop
niet zullen kunnen beroepen, maar integendeel verplicht zijn zorg
te dragen, dat de vereischte en behoorlijk ingevulde verklaringen
door hen worden ingediendhetwelk zal behooren te geschieden,
ten kantore van den Ontvanger van 's Rijks Directe Belastingen
waartoe de Gemeente behoort, onverwijld nadat den uitersten
dag voor de terughaling der verklaringen zal verstreken en das
van de omstandigheid van vergetene uitreiking of wedorophaling
zal gebleken zijn, aan welk kantoor tevens de" vereischte biljetten
kunnen worden verkregen.
5. Dat de dag waarop de patenten voor de patentplichtigen
vermeld inNo. 37 tot 40 van Tabel 14 (Tappers enz.) terafhaliDg
gereed zullen zijn, nader en in tijds zal worden annkondigd, doch
dat deze patenten, ingevolge art. 2 der wet van 24 April 1843
(Staatblad No. 17) niet mogen uitgereikt en de bedoeldo patent
plichtigen (Tappers enz.) deze hunne beroepen niet mogen uit
oefenen alvorens hun verschuldigden aanslag wegens het patent
recht dier beroepen, over het vorig dienstjaar ten volle en dien
over het nieuwe dienstjaar voor de helft te hebben betaald,
waarvan een ieder bij de afhaling van het patentblad, door ver
toon van de vereischte kwitantien zal moeten doen blijken.
Wordende eindelijk een ieder, ten alle overvloede herinnerd, dat de
noodzakelijkste inlichtingen betrekkelijk eene behoorlijke invulling
der bescbrijving-billetten, zoo voor de personeele belasting als het
patentrecht, op die biljetten afgedrukt zijn om door belanghebbenden
te kunnen worden geraadpleegd.
Schagen, den 3en Mei 1889.
Burgemeester Wethouders voornoemd,
G. LANGENBERG.
de Secretaris,
DEiNIJS.
Daar was eens eene moeder, die rustig in hare kamer zat
eenige huiselijke bezigheden te verrichten; haar kleine zag het
glimmende kooltje in de stoof en trachtte zich van de test
meester te maken. De moeder verbood het kind en beduidde
het, dat het begeerde voorwerp pijn kan veroorzaken. De kleine
ging een oogenblikje met iets anders spelen, maar kwam weldra
een nieuwen aanslag op bet aantrekkelijk vuurtje wagen. De
moeder liet hem begaan, maar sloeg met bezorgde blikken alle
bewegingen van den kleine gade. Het kind greep het schitterend
kooltje en was wijzer geworden.
Daar was eene andere moederook deze was rustig bezig eenig
naaiwerk te verrichten, met een kooltje in de stoof; ook haar
kleine zag het glimmend vuur en poogde de test uit de stoof
te halen. De moeder verbood het kind en trachtte het te
beduiden, dat het kooltje pijn kon veroorzaken. De kleine hield
zich wezenlijk eenige minuten met iets anders bezig, maar
waagde spoedig een nieuwen aanslag. Nu nam de moeder het
kooltje weg, dat zij voor het kind gevaarlijk achtte. Aan het
janken en dwingen kwam geen einde. Het kind was niet wijzer,
wel ontevredener geworden.
Bij de opvoeding van de groote massa komt men ook onge
twijfeld het verst, door te handelen als bij de opvoeding van
kinderen; het voorbeeld van de eerste moeder te volgen is
dikwijls gebiedend noodzakelijk. Halve maatregelen zijn hoogst
gevaarlijkze maken wel ontevredener, niet wijzer.
De liberalen hebben jaren lang de staatsrechterlijke gelijkheid
van de openbare en bijzondere school betwist. Ongelukkig hebben
zij in hunne verwaandheid de politieke opvoeding van den
minderen man verwaarloosd. Toen Schaepman en Kuijper c.s.
reeds lang rond gingen om hunne denkbeelden onder 't volk
te zaaien, toen de kerkelijk getinte blaadjes den volkstoon
aansloegen, waren onze liberale kamerleden hoogstens te bewegen
om in een //onderonsje" hunne politieke denkbeelden bloot te
leggen, waren de liberale lokale blaadjes griezelig neutraal en
ademden de groote liberale bladen zooveel aristocratie, dat hun
taal voor 't volk onverstaanbaar was. Zoo is in de Tweede
Kamer eene meerderheid verkregen door de vijanden der open
bare school. Zou het nu verstandig wezen, zoo de Eerste Kamer
haar veto ging uitspreken over de gewijzigde onderwijs-wet
De meerderheid van het kiezende volk toont de staatsrechte
lijke gelijkheid der openbare en bijzondere school voor te staan
goed, maar geef dan ook staatsrechtelijke gelijkheid,
duldt dan niet, dat de gemeentekassen voor het bijzonder
onderwijs gesloten ilijveu. Halve maatregelen maken niet wijzer,
doen wel aan bet onrecht gewennen. Hoe is het mogelijk
dat het ministerie, heilig overtuigd natuurlijk van de vstaats
rechtelijke gelijkheid" met zulke gematigde eischen voor den
dag durft komen Een van twee, men heeft recht of onrecht.
Wie recht heeft, komt met zijn vollen eisch voor den dag en
stelt zich eerst met minder tevreden als alle pogingen om meer
te krijgen mislukt zijn. Geen liberaal noch in de Tweede, noch
in de Eerste Kamer, mag, dunkt mij, aan deze wet gelijk zij
daar ligt zijne stem geven en wel in de eerste plaats, omdat
;/de vrede" door deze wet volstrekt niet wordt verkregen en in
de tweede plaats omdat het onderwijs ia 't algemeen er door
wordt benadeeld. Het is of men slecht openbaar en slecht bij
zonder onderwijs wil. Opmerkelijk is, dat steeds wordt geklaagd
over de finantieele nooden der gemeenten en dat juist deze
wet den druk voor de gemeenten nog grooter maakt. Laat
ieder in zijne omgeving maar eens eene berekening maken en
hij zal tot de overtuiging komen, dat de druk grooter, het
onderwijs niet beter wordt.
Gaan we eens na, in hoeverre door deze wet het onderwijs
slechter zal worden.
Denken we ons eene dorpsschool met 364 leerlingen. Yoor
de eerste 90 leerlingen geeft de wet één hnlponderwijzer, behalve
't Hoofd der school en voor de volgende 55 leerlingen één onder
wijzer, dus 5 onderwijzers behalve 't Hoofd der school. Nu is
het duidelijk, dat het Hoofd eener school met 364 leerlingen,
zal hij werkelijk 't Hoofd der school zijn, de gelegenheid moet
hebben dagelijks in de verschillende klassen het onderwijs na
te gaan. Hoe zal hij dat, wanneer hij zelf eene groote klasse
voor zijne rekening heeft Of is het niet noodig, is 't voldoende
als de 18- of 19-jarige hulponderwijzer aan zijne klasse met
70 leerlingen overgelaten wordt? Ziet het ^Christelijk bewust
zijn" daar geen kwaad in De kerlijken zeggen: 't kan gemak
kelijk zoonatuurlijk niet omdat zij geen hart hebben voor 't
volksonderwijs, 0, neen, zij verlangen zelfs goed onderwijs,
maar 't moet een godsdienstig karakter drageD. Geloove het,
wie wil
Laten we echter onze cijfers nog eens wat nader beschouwen.
Yoor 364 leerlingen 6 onderwijzers ('t Hoofd der school mee
gerekend), dat is dus, zoo zegt een onkundige, 60 leerlingen
voor één onderwijzer en dat kan wel. Ongelukkig leert
de ervaring dat het niet kan en bovendien is de redeneering
onjuist. Een school namelijk is geen stuk laken, dat men zoo
maar in 6 gelijke deelen kan snijden. Integendeel, de laagsto
klassen zijn uit den aard der zaak het meest bezet; daar zijn
immers telken jare leerlingen, die om gebrek aan aanleg of
schoolverzuim op hunne klasse ten achter geraken en dus niet
over kunnen in de volgende klasse. Wij krijgen dus laagste
klassen van 70 kinderen; splitst men die en neemt men
daar twee onderwijzers voor, dan komt men onderwijzers voor
de hoogere klassen te kort of men moet daar de leerlingen van
verschillende vorderingen tot een tachtigtal samen pakken en
toevertrouwen aan één onderwijzer zonder toezicht. Ook nog op
andere wijze zal men onder de gewijzigde wet tot veel te groote
klassen kunnen komen. Zooals ik boven heb aangeduid, wordt
wel het cijfer 55 genoemd voor één onderwijzer, maar aangezien
het laatste 55-tal geheel vol moet zijn, zal men op gemiddeld
60 kinderen moeten rekenen. Stel nu, dat in eene gemeente
de aanvoer van nieuwe leerlingen gemiddeld 40 is, dat gemid
deld 5 leerlingen in de eerste klasse blijven zitten, dan zal
men dus aanvangsklassen hebben van 45 leerlingen. Het
Hoofd der school moet nu één klasse aan een onderwijzer toe
vertrouwen of twee klassen. Geeft hij één klasse, dan komt hij
voor de hoogere klassen personeel te kort, geeft hij er twee,
dan heeft de onderwijzer 2 X 4,5 leerlingen, wat natuurlijk
veel te veel is. Eene combinatie van T eerste leerjaar met de
helft van het tweede en van het derde met de andere helft
van }t tweede zal zeker wel geen onderwijzer in 't belang van
het onderwijs achteD. Welke vorderingen de kindereu moeten
maken als in de aanvangsklasse 70 leerlingen toevertrouwd zijn
aan eenen onderwijzer, kan men wel nagaan. Stel b. v. eens,
dat ieder kind 2 minuten leest, dan is daarvoor, als alles
meeloopt en geen tijd verloren gaat, minstens twee uur noodig.
Twee uren opletten is voor een kind onmogelijk, er moei dus
in dien tijd door een deel der kinderen schriftelijk werk ge
maakt worden. Dat werk moet opgegeven, verklaard, nagezien
worden en dat alles eischt tijd. Te groote klassen veroorzaken
bij de onderwijzers dikwijls de grofste onverschilligheid of het
ruwste despotisme en wat daarvan de gevolgen zijn voor het
karakter der aan hen toevertrouwde kleinen, is licht te denken.
Onder 't ministerie Heemskerk is 't gebeurd, dat de kinderen
boven de 12 jaren in sommige gemeenten van de school werden
verwijderd. Gedeputeerde kunnen nu althans bet wegzenden
verhinderen, maar wat baat het al, of zij, die de 6de klassen
hebben doorloopen, blijven mogen Zoo ze geen nieuwe klasse
kunnen vormen met een onderwijzer, zullen ze bitter weinig
profiteeren en 't onderwijs der leerlingen van 't zesde jaar
benadeelen. Hoe 't Hoofd der school het onder deze on-