Alimit
ie- Lidboibl.
aonderfltaclitigfluizenfl Mart
L
Ponderdag, 19 September IS 89.
33ste Jaargang- 2STo. 2334.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: ICHAGËI, Laan, 1), 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws
Roman van HERMANN HEIBERG.
SCHAGER
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater-
ag avond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
[ENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
'INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVER.TENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.16
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Het Hooft a/i van het Plaatselijk Bestuur der gemeente Schagen,
irengt bij deze ter kennisse van de ingezeteneu dier gemeente,
at het kohier van het Patentrecht voor het Eerste Kwartaal van
et dienstjaar 18b9/90 op den 12en dezer docr den Heer Provin
ciën Inspecteur in de Provincie Noord-Holland is executoir ver-
laard en op heden aan den Heer Ontvanger der directe belas-
igen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, welke daarbij belang heeft wordt alzoo ver
maand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te
eten, ten einde alle gerechtelijke vervolgingen welke uit nalatig-
ieid zouden voorvloeien, te ontgaan.
Schagen, den 16 September 1889.
Het Hoofd a./i. van het Plaatselijk Bestuur voornoemd,
W. A. HAZEU Weth.
Schagen, 18 September 1889.
Maandag 16 September j.1., werd alhier ten lokale van
n heer C. Kos Pz. gehouden de algemeeue vergadering der
hiderwijzers en Onderwijzeressen in het Arrondissement Helder,
en namen 109 personen, waaronder 22 dames, daaraan deel.
Door het zanggezelschap van Onderwijzers en Onderwijzeressen
rader directie van den Heer Kuijk van den Helder werden
tijdens de vergadering enkele nummers uit den bundel 25
liederen van J. B. Kolkman (uitgave Thieme te Zutphen) ten
leste gegeven.
Door den voorzitter, den heer schoolopziener, Mr. M. Büohner,
W medegedeeld, dat de gewone bijdrage van het rijk voor
Merhoud en aan ruiling der Arrondissements-bibliotheek is
ratvangen.
Tot lid van het bestunr werd bij acclamatie herbenoemd, de
leer R. V isscher van Wieriugerwaard.
hagen werd aangewezen als de plaats, waar in 1890 de
vergadering weder zal worden gehouden.
Door den heer W. Westendorp van Helder werd ingeleid
ie bespreking van: „Het aanschouwingsonderwijs in de lagere
«hooi." Spr. betoogde dat aan dat onderwijs veel tijd moest
U—
32.)
NEGENDE HOOFDSTUK.
Op denzelfden dag steeg Alexander von Arnim de trap in
e osstraat No. 36 op, teneinde een bezoek af te leggen bij
Ie Brissö's.
r i
°en iuj aanbelde, werd de deur bijna gelijktijdig geopend
mevrouw Brissö, gekleed om uit te gaan, trad hem tegemoet,
ree" ^'kom, beste mijnheer von Arnim! Ik verheug mij
er u te zien, en verzoek u binnen te treden: ik ga met u
"ede terug."
Iü^a.ar -d'exander bedankte voor deze opoffering met vriende-
BJ8 beslistheid. „Neen, ik bid u, mevrouwIk zou u niet
r®e lastig zijn. Of ik herhaal mijn bezoek, of
toch U..£oec^besliste de schoone vrouw. „Maar gij moogt
jen ,®jJn dochter Clothilde niet voorbijgaan." En zich tot
Tfln diende wendende„Dien mijnheer aan, FrederikMijnheer
L rnim 1 Kom toch binnen. Mijn man is natuurlijk op het
NiT' em ,reft gij niet tehuis."
■jfj n°8 eenige woorden van verontschuldiging over haar
Cs^an' reikte zij Alexander de hand^ verzocht hem, ook
Vb8 f,Ton(is een bezoek te komen brengen, boog vriendelijk
Ale°° i n Terwij(ierde zich.
jijt; ij,* ,er stond verbaasd van den rijkdom in de kamers van
!#f°stbU'S i ':uni''e fdrissö ten toon gespreid. Alles was rijk en
Aa ar' 1 volstrekt niet pronkerig. Overal verried zich een
'r!e «maak. 5
p°genblikken wachlens verscheen Clothilde in de
$chanlr ^r'e 8roote, slechts door gordijnen gescheiden ge-
ïieeenh a']riers en snelde met rassche schreden en zonder eenige
Ar b,.i ei, aan cien dag te leggen, op Alexander toe, die
•Ik H groette-
^itn!"6 U Wac^ten. Verontschuldig mij, mijnheer von
keljji^ S'°?r u misschienVergeef mij 1" antwoordde Alexander
l^ eiiii!" g Z'c^ over ^an<^ van jon8e meisje,
fftk „esge 00genblikken later zaten zij tegenover elkander in
Ptek. Een concert, hetwelk beiden bezocht hadden,
worden besteed, omdat het bewaarschoolonderwijs op vele plaatsen
nog ontbreekt en elders zoo veel, ja, alles te wenschen overlaat.
Aan het debat werd door weinigen deelgenomen, daar er blijk
baar weinig verschil van opinie bestond.
Na de pauze spreekt de Heer J. G. van Eden van Moerbeek
over de „Overdrijving op het gebied van 't onderwijs." De
Hter van Eden deelt een en ander mede omtrent overdrijving
bij 't bouwen van scholen, de inrichting van normaalscholen
enz. Nieuws vond de vergadering in dit een en ander niet.
Van zekere zijde is juist zoo dikwijls op die overdrijving gewezen,
dat 't hoogst moeielijk was er meer van te zeggen.
Punt 8 van de agenda werd ingeleid door den Heer A. Blad
van Haringcarspel, over de „Lichamelijke straffen." De Heer
Blad verklaarde zich beslist tegen lichamelijke straf, hij noemde
het een kwakzalversmiddel, dat van den geneesheer (hier den
onderwijzer) noch takt noch overieg eischttoch wil hij er de
onderwijzers van vroeger, die met onnatuurlijke groote klassen
zaten opgescheept, geen verwijt van maken, dat ze liever regeerde
met plak en knoet, den wanorde te dulden. Met slaan op kindereu
gaat het als met het slaan op een zak meel, men slaat er 't
beste uit en houdt het minste over.
Algemeen scheen men het met den Heer Blad eens, wiens
redt» zeer werd toegejuicht.
Na omvraag en gezang werd de vergadering door den voor
zitter gesloten.
Aan den hoogst eeuvoudigen maaltijd werd na afloop door
ruim 60 onderwijzers en onderwijzeressen deelgenomen.
Toen het Bestuur der Schager Harddraverij-Vereeniging
„West—Priesland" in Augustus II. ten behoeve der Turnfeesten
hare in Aug. vastgestelde harddraverij verdaagde tot 17 Sept.
was er menige voorbarige mond onder het publiek, die dezen in
het algemeen belang genomen maatregel durfde laken. Men sprak
van ongunstig jaargetijde, concurrentie met tentoonstelling te
Haarlem en de kermissen te Haringhuizen en Schagerbrug, en
wat al niet meer.
Al die kwade voorspelliugen zijn gisteren schitterend gelogen
straft.
De beide harddraverijen en het vuurwerk werden door het
heerlijkste weder begunstigd en zoowel over dag als op den
avond is er een verbazend groot getal bezoekers in Schagen
was het eerste onderwerp van het gesprek.
„Het is onbegrijpelijk", zeide Alexander, „dat men zekere
lastige onhebbelijkheden niet afschaft! De geheele wereld zucht
onder de te lange concerten, en niemand wacht zich voor over
lading. Zelfs Richard Wagner, die in alle dingen eene meester
was en zoo groote natuurlijke hervormingen invoerde, bezon
digde zich in dit punt het meest. Wanneer wij eerlijk willen
zijn, bezitten wij slechts gedurende een uur volle ontvankelijk
heid voor datgene, wat ten gehoore wordt gebracht. De menschen,
die ons meer toedichten, vergeten, dat dan of slechts nog een
werktuigelijk luisteren intreedt, of een volslagen volgt."
Clothilde was het met Alexander volkomen eens. „Gij spreekt
uit, wat ongetwijfeld de meesten gevoelen," antwoordde zij.
„Het zou een verdienstelijke daad zijn, wanneer iemand eens
opstond en een beroep op het gezond verstand deed. Ik zou
dan ook nog wel iets anders willen voorstellen. Onze gezellig
heid 's avonds behoeft ook dringend eenige hervorming. Door
de leelijke gewoonte om altijd te laat te verschijnen, verkrijgt
ze dikwijls een hoogst onverdragelijk karakter. De menschen
staan verspreid en zelfs de geestigste vergaat van vervelingen
afmatting. Wanneer wij evenals de burgers 's middags vroeg
eten, hebben wij 's avonds natuurlijk honger. Ook maakt de
gewoonte de gezondheid. Te lang wachten bederft de eetlust.
Menigeen kan ook niet tegen een te laat avondeten. Daarom
meen ik nu, dat het een algemeen gebruik moest worden, op
de gedrukte of geschrevene uitnoodigingen er nog bij te voegen:
precies negen uur gaat men aan tafel'. Geen mensch van
opvoeding zal dan te laat komen en niemand" hier lachte
Clothilde°— „zal ook te vroeg verschijnen. Wij moeten toch
de dingen der wereld nemen, zooals zij zijn, niet, zooals wij ze
gaarne zouden hebben! En daarom mogen we niet blind zijn
voor het feit, dat alle menschen met een gezonde maag ver
langen naar het oogenblik, vastgesteld voor het aan tafel gaan,
en dat zij zonder uitzondering veel aardiger en innemender
schepsels worden, wanneer zij gegeten en gedronken hebben.
Mocht ik ooit in de gelegenheid komen een eigen huishouden
op te zetten, dan zou ik deze nieuwigheid bepaald invoeren.
Ik overreed nu reeds mijne ouders, om daarmede een begin te
ma»Gij spreekt van een toekomstige huishouding, als kon daar
omtrent nog twijfel bestaan," zeide Alexander. „Dat klinkt
zonderling uit uwen mond." -
„Uit mijnen mond? Waarom?" vroeg Clothilde met zonder
een zweem van coquetterie.
geweest.
Alles heeft medegewerkt tot het welslagen van dit jaarfeest.
Opnieuw is bewezen dat de geographische ligging van Schagen
eene der uitstekende mag genoemd worden, omgeven door zoo
vele rijk bevolkte gemeenten, wier middenpunt het uitmaakt.
Wij willen hopen dat met betrekking tot Handel en Nijverheid
Schagen van deze gunstige ligging in de naaste toekomst partij
mag trekken.
Aan de harddraverij, gehouden des voormiddags, ten 10 ure,
door paarden welke nooit een prijs of premie hebben gewonnen
en toebehoorende aan H.H. Leden of Donateurs van genoemde
vereenigingen, en ingespannen voor 2-wielige rijtuigen, namen
9 paarden deel.
De prijs, een zeer fraaie barometer, werd gewonnen door
Flevo, bruine merrie, toebehoorende aan den heer M. J. Koelman
te Schagen, pikeur J. de Wit Cz.
De premie een verzilverd Azijnstel, werd behaald door
Mazeppa, bruine kol, van den heer C. Stoop te Oude Niedorp,
pikeur B. Leiding.
Aan de namiddag of „groote" harddraverij, voor paarden
van zessen klaar en toebehoorende aan Nederlanders, werd door
12 paarden deelgeuomen, waaronder zeer fraaie dravers, vooral
de Jonge Tabor II, schimmelheugst, welk dier een prachtig
paard mag genoemd worden.
De prijs f 200.werd behaald door Jonge Tabor II, toe
behoorende aan den heer A. de Ridder van den N.-IJpolder,
pikeur A. de Ridder; terwijl de premie f 50.ten deel viel
aan fitesse, bruine ruin, van den heer Schouten Hoogendijk
van Gouderak, pikeur A. de Koning.
Beide harddraverijen liepend uitstekend en vlug van stapel
en waren reeds om half vijf afgeloopen.
De namiddag-harddraverij werd opgeluisterd door de muziek
uitvoering onzer Harmoniekapel, die een voor deze gelegenheid
goed gekozen programma ten beste gaf en daarvoor aanspraak
heeft op een woord van waardeering.
Na afloop der draverij vond het zeer talrijke publiek gele
genheid in de verschillende lokaliteiten zich te ontspannen.
In het Noord-Hollandsch Koffiehuis, alwaar de heer Abr.
de Winter met zijn uitgelezen gezelschap optrad en vooral door
zijn geestigen, fijnen politieken kout zich de gunst van het
Daar zij hem op zulk een wijze antwoordde, vond de student
niet dadelijk een antwoord. Eindelijk zeide hij: „wanneer een
jong meisje van uwsgelijke daaraan den geringsten twijtel ook
maar koesteren moest, wat zou dan
„Jawel! Jawel! En wat verder volgt! Nu zijn wij reeds
weder aan het verboden thema, mijnheer von Arnim," viel
Clothilde hem snel in de rede, blijkbaar niet aangemoedigd
door Alexander's woorden. „Willen wij niet aannemen, dat aile
complimenten tusschen ons verboden zullen zijn? Werkelijk, ik
zou u veel liever mogen, wanneer gij niet volgens den aard
van honderden domooren het gesprek steeds zulk een nietig
karakter verleendet!"
Clothilde zeide dat wederom zoo vrijmoedig, uit hare woorden
scheen Alexander zooveel natuurlijkheid op den voorgrond te
treden, zij verrieden zulk een afkeer van de op de ijdelheid
der vrouwen berekende gesprekken, dat hare waarde in de
oogen van den jongen man des te hooger steeg. Hij gaf zijne
gedachten in woorden lucht, doch nam tegelijkertijd de gelegenheid
waar, om op hare uitingen door te gaan. „Gij zeidet, dat gij
mij in geval van verbetering ik ben werkelijk ernstig er
op bedacht, mij te verbeteren, mejuffrouw Brissö, veel liever
moogt lijden. Dat sluit nu volgens de wetten der logica een
vergelijking in zich, dat gij mij dus een weinig moogt lijden.
Veroorloof mij, dat ik eenmaal het woord verbuig. Het heet
gaarne liever het liefsteHoe moet ik het maken
om in vergelijking te komen Wanneer ik geen complimenten
zeg? Maar, mejuffrouw, is het niet natuurlijk, dat de mond
spreekt van datgene, wat het gemoed in beweging brengt?
Gij denkt dat ik gewone complimentjes afsteek. Inderdaad meen
ik, wat ik zeg, en dat weinige is toch nog slechts een zwakke
weerga van datgene, waartoe mijn hart mij dringt. Zeker, ik
spreek nu zoo ernstig, alsof ik tegenover mijn Schepper sta."
Het meisje was bij deze onverwachte wending van het gespek
een blos op de wangen getreden. Een oogenblik verkeerde zij
ook onder den indruk van het gesprokene, dat zulk op een harte-
lijken en vrijmoedigen toon tot haar kwam. Maar daar zij
vreesde, dat het gesprek eene haar onwelkomene wending zou
kunnen aannemen, sloeg zij spoedig in een luchthartiger toon
over en zeide tamenlijk afwijzend, ofschoon beleefd„Ik zie
nu, dat ik u onrecht deed, mijnheer von Arnim. Gij kondt
werkelijk niet anders, dan vleierijen zeggen. Het is uwe natuur,
en zelfs de sterkste geest strijdt tevergeefs tegen zijn natuur.
Ik beloof u daarom, dat ik uwe fouten voortaan niet meer zal
afkeuren."