Hiciefiiiis-
Airatit- L
bi.
gonflerfltacliligflnizBRil Mart
Zondag, 1 December 1839.
33ste Jaargang. ITo. 2355.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHAGER, Laan, D, 4.
Binnenlandsch Nieuws
WORDT VERVOLGD-
SCHAGER
COURANT.
pit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
1EUTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
j^GjEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.76; iedere regel meer f 0.16
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Sc hagen, 30 November 1889.
De afdeeling „Schagen" der Hollandsche Maatschappij
fan Landbouw, hield heden in het koffiehuis „de Posthoorn",
hare vergadering.
Van de ingekomen stukken werd het eerst in behandeling
gebracht de mededeeling van het Hoofdbestuur dat de aldeeling
Schagen dit jaar weder het recht heeft op een voordracht door
een bevoegd landbouwkundige.
Na inlichtingen van het Bestuur is besloten te verzoeken
Jat de bedoelde lezing zal worden gehouden door Dr. Mulder
van 's Hage, over het onderwerp„De toestand van den
landbouw in Nederland, vergeleken met dien van andere rijken."
üp voorstel van de heeren Jb. Denijs Jz. en P. Buis Jz.,
werd bepaald dat die lezing toegankelijk zal zijn voor allen,
die lid zijn der Holl. Maatschappij van Landbouw, terwijl elk
lid tevens het recht zal hebben een niet-lid te introduceeren.
Daarna werd door den heer P. Buis Jz. een verslag gelezen
imtrent den toestand der Vereeniging tot wering van knoeierijen
in den boterhandel.
Door den heer Jb. Denijs Jz. werd nu verslag uitgebracht
over de algemeene vergadering der Maatschappij, waarvoor ZEd.
i dank der vergadering ten deel viel.
Bij de rondvraag wees de heer P. Buis Jz. op de wenschelijk-
heid ter verkrijging eener betere regeling in het brievenvervoer
buiten de kom der gemeente Schagen.
Werd door de vergadering aan het Bestuur volmacht gegeven,
Roman van HEBMAHN HEIBERG.
53.) TWINTIGSTE HOOPDSTUK.
De lijkdienst in de Kapel was gehouden, ook Mendel had daar
binnen weten te dringen en Frida had gezien hoe hij haar niet
uit bet oog had verloren.
Hu verliet men de kapel, en het was Frida alsof zij ineen
zinken zou.
De laatste plechtigheid bij het graf had plaats gehad. Bijna zinne
loos had Frida er bjj gestaan, want vóór haar, met brandende,
begeerige, onafgebroken op haar gerichte blikken zag zij
Mendel! Hij was nu niet meer zoo zorgvuldig gekleed, als vroeger,
maar hij zag er toch gezond uit. Zijn blonde baard was goed
onderhouden en hij droeg een licht pak, naar de laatste mode
gesneden. De jonge vrouw had slechts een enkelen blik van hem
opgevangen, maar die was voldoende om haar bet bloed in de
aderen te doen stollen. „Gij zjjt het! Tracht u niet te verbergen
Ik berken u Herinner u, dat gij de mijne zijtHoed u, wanneer
gij mij tracht te ontvluchten
Frida durfde nu ook niet naast Alexander voort te gaan. Zij
'oegde zich bij Klara, en Ignis liep bij het verlaten van het
kerkhof naast Alexander. Toen zij weder buiten het kerkhot waren
gekomen en in de rijtuigen wilden stijgen, trad Ignis nog eenmaal
op Klara toe, en) daar hij zich bij het afscheid nemen ook wendde
tot Anna, Bols en Alexander, stond Frida voor een oogenblik
•Heen. Yan deze gelegenheid maakte Mendel gebruik om zich te
benden tot Frida. Beleerd voor haar buigende en schijnbaar met
ten eerbiedig gelaat, begaf hjj zich tot haar en fluisterde
r toe: „Ik verwacht u over een uur in de HoorostraatKom,
to al is het ook de laatste maal. Het gaat mij zeor slecht. Wau-
leer gij mij ooit hebt lief gehad, verwacht ik u."
En daarna lichtte hij den hoed op, riep een wagen aan en
Frida zag het beval den koetsier achter den rouwstoet aan
i rijden.
Alexander bad opgemerkt, wat er was voorgevallen, en een
•nelle, bijna wilde beweging gemaakt, Frida nader te treden.
Haar de ontmoeting tusschen de vrouw en haren man ging zoo
Hel in zijn werk, dat hij niet meer in de gelegenheid was tusschen
taiden te treden.
Een uur later belde Frida aan het huis, door Mendel bewoond
en vloog den man, die haar onmiddellijk de deur opende, met
Hn kreet om den hals.
Frida kwam op den dag, opwelken zjj Mendel in de Hoornstraat
krocht bad, eerst laat 's avonds naar huis terug. Zij zoud Klara
Hn boodschap en liet zeggen, dat zij geruimen tijd zou uitblijven
H verklaarde bare afwezigheid door dringende omstandigheden,
"•deie bijzonderheden zou zij haar mondeling mededeelen.
«Zeg, waar zijt gij toch eigenlijk al dien tijd geweest vroeg
«endel mot slecht onderdrukte ontevredenheid, maar ook met de
pootste nieuwsgierigheid, nadat hij zich uit hare omhelzing bad
'°8gewerkt. „Ede had u gisteren met een student in de Nieuwe-
Urger8traat gezin. Doch, dat doet niets ter zake; ga zitten en
•ertel.»
Frida keek alles eens rond. Slechts nog in een der vroeger
00 rÜk gemeubileerde kamers waren meubelen, en het zag er
voorbereidende stappen te doen ter verkrijging der zoo dringend
noodige verbetering ten deze.
Uit Winkel is een adres, voorzien van 153 bandteekeningen
naar de Eerste Kamer gezonden, waarin volkomen instemming
betuigd wordt met het bekende adres der Heeren Mr. E. van
Lier, c.s., strekkende tot verwerping van de gewijzigde Wet op
het Lager Onderwijs.
Jongstleden Woensdagmiddag werd door den Heer W. B.
te West-Grafdijk een drenkeling opgemerkt in de „haven"
aldaar. Nadat men bem met niet weinig moeite gered had,
bleek nader, dat de ongelukkige, S. de H. genaamd zich door
verdrinken getracht had van het leven te berooven. Slechts met
moeite werden de bijna geweken levensgeesten weer opgewekt.
De aanleiding tot de treurige daad is onbekend.
Woensdag 1.1. ontstond er brand in de Machinale Garen
spinnerij van de Heeren Van Leijen en Co. te Krommenie.
Door het krachtig optreden der brandweer en de doeltreffende
middelen tot blussching, door de hekelaars W. G. en R. de H.
aangewend, was men den brand spoedig meester. Genoemde
hekelaars liepen echter verscheidene brandwonden op, zoodat
ze niet konden arbeiden. Hun toestand is echter vrij wel.
Te Terschelling had 27 Nov. nabij de kust een vreeselijk
voorval plaats. Vlak voor den hevigen storm af, kwam tegen
11 uur 's morgens een schoener op de Buitengronden aan en
sloeg er overheen. Wellicht gelukte het den opvarenden een
anker uit te brengen, en is het schip in eene hevige bui op
zeer kaal en verarmd uit. Een ladetafel, een waschtafel, een bed,
een tafel en een paar stoelen waren de eenige voorwerpen en
alles zag er onzindelijk en verwaarloosd uit.
„Ja, ja, kijk den boel maar eens rood. Zij hebben alies weg
gehaald. Toen ik met Bethanië terugkwam, boden zij mij uwe
schuldbekentenissen aan. Geld bad ik niet meer, slechts een paar
honderd gulden. Maar zeg nu Wat moet ik van u denken
Gij zijt bij vreemde mensehen en doet, alsof ik volstrekt niet meer
op de wereld bon.
Frida schudde langzaam het hoofd, als iemand die geen ant
woord wist te geven. Eindelijk hief zij haar hoofd op en haar
gelaat bezat een plechtige uitdrukking. Zij verhaaldo nu alles
wat er geschied was.
Zij verzweeg niets. Zij sprak van hare gevangenschap op den
pakhuiszolder, hoe zij door Klara Sfeidel bevrijd was geworden
en verscheidene dagen ernstig ziek was geweest, hoe zij zich had
toovertrouwd aan bare redster en haar gebeden bad, haar bij zich
op te nemen, hoe herhaaldelijk God haar geweten bad wakker
geschud, boe zij telkens aan haren eed werd herinnerd en welken
strijd zij had te bestaan om niet ontrouw te worden aan haar
voornemen.
Haar man hoorde haar aan met afgewenden blik, hij rookte,
sloeg de asch van zijn sigaar afvan tijd tot tijd kwam er op
zijn gelaat een verachtende uitdrukking en toen zij baar verhaal
geëindigd had, zeide hjj opzettelijk: „Nu en wat verder? Wat
zal er nu volgen? Waar zijn de papieren?"
Hij wilde van de dwaze zelf-kastjjding, waaraan trouwens toch
niets te veranderen viel en waarover te spreken derhalve over
bodig was, niet meer hooren; in ieder geval wilde hij de teerge
voeligheid den kop indrukken en hare besluiteloosheid wilde bij
overwinnen, betzij door goedheid, hetzij door bedreigingen.
Toen zij over zijn houding zich nu ten zeerste gegriefd be
toonde, liet hij zich door zijn ware natuur leiden en ging hij
spottend voort: „Dat is alles zeer aardig, wat gij daar verteld
hebt en aangenaam was het toch zeker niet in de gevangenis.
Maar nu moeten wij toch weer leven. Gij hebt u zelve verzorgd 1
Maar wat moet er van mij worden
„Wordt ook een fatsoenlijk mensch, Karei," zeido de vrouw
zachtmoedig. „Dan wil ik later tot u komen."
„Zoo, zool Ei, ei! Dat is een mooi plan" riep Mendel ver
achtend uit en wierp een nijdigen blik op zijne vrouw.
„Gij wilt mij aan mijn lot overlaten en wanneer het u goed
dunkt, dan komt gij maar weer eens kijken. Wanneer gij niet
vrijwillig komt, dan zal ik u door bet gerecht laten opeischen."
Doch nauwelijks had Mendel deze woorden gesproken, of hij
gevoelde terstond en maakte dit ook op uit de besliste uitdruk
king van Frida's gelaat, dat hij juist den verkeerden weg had
ingeslagen.
En werkelijk schudde zij mot uiterst besliste beweging bet
hoofd en antwoordde
„Wat ik gezegd heb, staat vast! En alleen blijven? Gij
hebt toch hauden aan uw lijf om te werken. Ik beb u Diet ge
trouwd, om u te voeden. Trotsdien wil ik het beproeven, wan
neer gij een eerlijk mensch wilt worden. Maar zooals vroeger,
wil ik niet meer."
En daar Mendel scheen te overleggen, ging zij nn op smeekenden
toon voort
„Karei, Karei! Ik bid u, wordt ook een fatsoenlijk mensch I
BegiD een zaak of zoo iets. Gij kunt mooi schrijven, wordt klerk.
Verdien wat of zoek een betrekking. En dan willen wij weder
zijde geslagen en gezonken. Mannen te paard zagen de schip
breukelingen in het want, vóór de zware hagelbui opkwamde
reddingsboot was ook al zoo ver mogelijk in zee, doch toen
bet weder opklaarde, was alles gedaan en zag men slechts de
toppen van de masten. Tegen 2 uur 's middags waren de man
nen te paard reeds terug. Allervreeselijkst moet de toestand der
opvarenden geweest zijn, die ongetwijfeld hunne redders zagen
aankomen met de bootdoch lang kan de doodstrijd in het
ijskoude water niet geweest zijn.
Een vreeselijk moord heeft te Utrecht plaats gehad. Een
gepensionneerd militair, M. genaamd, schrijver aan de maat
schappij tot expl. van staatsspoorwegen, leefde sedert eenigeu
tijd in onmin met zijne vrouw, van wie hij gescheiden leefde.
Reeds meermalen waren door hem pogingen in het werk ge
steld de vrouw tot samenleven te bewegen, die telkens op hare
weigering afstuiten.
Gisteren ochtend beproefde M. weder bij zijne vrouw, op de
Heerenweg woonachtig, in huis te komen, wat hem aanvanke
lijk gelukte. Er schijnt echter oneenigheid gerezen te zijn, want
niet lang daarna verliet M. het huis, en begaf zich door de
Doornboomstraat naar de Singelgracht, waar hij zich in het
water stortte. Bij onderzoek vond men het bloedend lichaam
der vrouw in huis uitgestrekt, in de rechterzijde verwond door
een messteek, haar door haren man toegebracht.
Dadelijk werden pogingen aangewend om M. te redden, die
echter allen op 's mans onwil afstietten, totdat een militair zich
te water begaf en den reeds bewusleloozen drenkeling aan wal
bracht. Door dr. v. L. werden onmiddellijk pogingen in het
werk gesteld het leven weder op te wekken, waarin hij in
samenwonen en gij zult zien, dat ik u nog altijd evenzeer liefheb
als vroeger."
„Ach, blijf mij toch met die praatjes van het lijf!" stiet de
man boosaardig uit. „Heden ten dage eerlijk gold verdienen! Ik
weet nog wel betere zaken 1 Ik ben met Ede zeer bevriend
wij zullen nu een grooten slag slaan 1" En zich bezinnende
ging bij voort„Maar goed 1 Ik wil u een ander voorstel doen,
Frida 1 Wij verkoopon de papieren nu vraagt er toch geen
mensch meer naar en richten een danslokaal met restauratie
op. Dan ben ik er bij 1 Dan heeft men nog iets aan zijn leven 1"
Ofschoon Mendel met berekening Frida in haar zwakste zjjde
aanviel, schudde z|) toch beslist het hoofd.
„lie papieren beb ik niet meer!" zeide zij beslist. „En al had
ik ze, nu, dan deed ik het ook niet
„Hebt gij de papieren niet meer Waar zijn ze dan Gestolen
riep Mendel uit, biuten zich zeiven van woede.
„Ja, ik heb ze gezonden aan den advokaat van Verrekijker. Ik
wilde het onrechtvaardig verkregen goed niet moer in mijn bezit
houden 1" antwoordde Frida moedig.
Maar nauwelijks had de vrouw deze woorden gesproken, of
Mendel sprong op Frida toe, greep haar met jj/.eren vuist bij den
arm en schudde haar met geweld heen en weer.
„Gij liegt," riep hij woedead uit. „Gjj hebt de papieren 1 Eu
wanneer gij niet dadelijk zegt, waar zij zijn, dan sla ik u ten
pletter wilt gij het zeggen
De vrouw verweerde zich, doch beet de tanden ia de lippen.
Zjj leed vreeselijk, maar niet door lichamelijke smart, dooh door
het vreeseljjke bewustzijn en de overtuiging, dat Mendel niets
om haar persoon gaf, doch dat bij alleen aasde op baar geld.
Zeker 1 Wanneer hij de papieren niet in baar bezit had gewaand,
zou hij geen schrede gedaan hebben, om haar weder aan zich
te boeien. En nu greep hij haar zelfs bij de keel en verworgde
haar bijna.
„Wilt gij het zeggen? Wilt gij het zeggen?" schreeuwde hjj.
Een vreeseljjke uitdrukking trad er op zjjn gelaat. Moord en
doodslag loerden uit zjjn oogen.
„Goed laat los! Het zal zjjn, gelijk gjj wilt!" zeide de
vrouw, bare vastberadenheid hernomen hebbende. Een vreeselijk,
onveranderlijk besluit h3d zjj genomen, en hare houding die zjj
nu aannam, was slechts een masker, om haar plan te verbergen.
Nu liet Mendel haar hals los en week hjj achteruit.
„Ik dacht het wel, dat gjj verstandig zoudt zjjn," riep bjj uit,
en een sigaar opstekende, ging hjj zitten alsof er niets was ge
beurd en vervolgde:
„Wie heeft er wat aan, als gjj de papieren uitlevert. Niemand 1
De schurk Verrekjjker, heeft hot toch alles gestolenOns zooden
ze toch wel op de hielen komen en bjj al die fraaie plannen
zouden wij verhongeren. Wjj willen netjes wonen en leven. Maar
zonder bedrijfkapitaal gaat bet niet. En dan wjj zjjn getrouwd.
Wat wjj hebben, behoort aan ods beiden! Gjj bebt Diet het
recht met de papieren alleen volgens uw goed dunken te han
delen! Nu zeg, waar hebt gij ze? Bij de familie, waar gjjzjjt?"
Frida die langzamerhand bare helderheid van gedachten had
teruggekregen, knikte met bet hoofd. Zjj was besloten, scbjjnbaar
op alles in te gaan, omdat zjj wist, dat zjj alleen zoo haar vast
gesteld plan ten uitvoer kon brengen.