UIT DE PERS. Hinnenlandsch Nieuws. Gemengd Nieuws. 's jaars, eu wel in Maart en December, moeten worden geveegd en schoongemaakt, Scbagen, 20 December 1889. De Burgemeester voornoemd, C. H. BEELS. De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van de ingezetenen, dat het aanbieden van- en het rondgaan met zoo genaamde „Nieuwjaarswenschen" hetzij gedrukt, hetzij geschreven, langs de huizen niet zal worden toegelaten als mede dat de verschillende armbesturen eene inzameling van vrijwillige giften langs de huizen zullen houden, ten einde uit de opbrengst, bij het einde dezes jaars, eene buitengewone bedeeling van levensmiddelen aan de minvermogenden te kunnen doen. Schagen, 24 December 1889. De Burgemeester voornoemd, C. H. BEELS. Onder de militairen te Amsterdam blijtt de griep (influenza) voortwoeden. Eiken dag worden in de kazerne Oranje-Nassau een dertigtal soldaten aangetast. Bij de mariniers zijn Zondag en Maandag 59 gevalleu. Ook eenige officieren van de landmacht en een paar officieren van gezondheid zijn door de ziekte over vallen. In het hospitaal is ruimte gemaakt door de lichte zieken van anderen aard te vervoeren, deels naar de kazerne zelf, waar een ziekenkamer in gereedheid is gebracht, deels naar het hospitaal te Utrecht. Het Passantenhuis te Amsterdam is nog niet in gebruik genomen. De eerst aangetasten zijn herstellende, maar nog geen hunner kan worden ontslagen uit het hospitaal. Ook op de oorlogschepen te Amsterdam liggende heeft zich de griep vertoond. Onder de burgerij komen gevallen van griep voor bij vol wassenen, niet in die mate echter om de ziekte een epidemisch karakter toe te kennen. Bij het gezelschap van Het Ned. Tooneei zijn nu ook de heeren Bouwmeester en De Jong lijdende aan de ziekte. Eerst genoemde werd er Zondag avond door aangetast op het tooneei, maar speelde zijn rol in Eédora ten einde. De heer Morin riep na het derde bedrijf de toegevendheid van het publiek voor den heer Bouwmeester in. (Hbl.) De stalhouder Van Dijk, in de Pelsterstraat te Groningen, had bemerkt dat in den laatsten tijd een onbekend persoon nachtverblijf hield op eenen hem toebehoorenden hooizolder. Zaterdag nacht omstreeks 12 uur zag een der knechts van Van Dijk iemand, die met geweld de staldeur opende, en gaf hiervan kennis aan zijn patroon. Deze begaf zich daarop, ver gezeld van twee knechts, in den stal, doch vond aldaar niemand, waarop het drietal langs eene ladder opklom naar een boven den stal gelegen hooizolder. Daar vond men in het hooi zekeren Pieter Kuipers, een land- looper, die, zich ontdekt ziende, ijlings den zolder wilde verlaten, doch door een openstaand luik naar beneden viel en bewusteloos bleef liggen. Overgebracht naar het bureau van politie, gaf K. aldaar spoedig den geest. Eene hevige hersenschudding gepaard met schedelbreuk had den een einde aan zijn leven gemaakt. Donderdag morgen om ongeveer half 1 werd de vracht schuit van schipper C. Igesz te Opmeer op het Noord-Hollandsch- katiaal door een stoomboot aangevaren, dat de schuit bijna onmiddelijk zonk. De schipper wist zich te redden door op de boot over te springen, terwijl zijn knecht zich in het kanaal wierp en zwemmende den oever bereikte. De lading, bestaande uit lijnkoeken en rogge, acht men verloren. Zware mist was de oorzaak van het ongeval. - Influenza. Niet minder dan 40 militairen zijn Zaterdag in het militaire hospitaal te Amsterdam opgenomen. 't Is nu wel en degelijk uitgemaakt, dat de in de kazerne heerschende ongesteldheid de griep is. Ook schijnt deze ongestelheid onder de artisten van het Nederlandsch Tooneei te heerschen. De opvoeringen van ,/De strijd om het bestaan" zijn tijdelijk gestaakt, omdat de heeren Clous en Schultze zijn aangetast door een ongesteldheid, welke veel overeenkomst heeft met den griep. Het kind van den veldwachter B. te Zandvoort, dat den 26sten November jl. door eenen dollen hond werd gebeten en onder behandeling is geweest van den heer Pasteur te Parijs, is, na aldaar ruim drie weken verpleegd te zijn, genezen terug gekomen. Te Amsterdam heeft eergisteren avond op den Dam een militair op een meisje een pistoolschot gelost en daarna op zich zeiven. De militair werd doodelijk getroffen de hoofdwacht bin nengebracht, het meisje verwond naar het gasthuis vervoerd. De influenza is, naar wij vernemen, ook uitgebroken onder de bevolking der Kweekschool voor zeevaart te Leiden. Meer dan 1/i der jongens zijn er door aangetast. De ziekte heeft echter tot nog toe een goedaardig verloop. Ook onder de pontonniers, te Dordrecht hebben zich verscheidene gevallen van influenza voorgedaan. Met het oog op de geringe ruimte in het garnizoen-hospitaal, is een der groote zalen in de kazerne gereed gemaakt tot opname van lijders. Ook aan boord van Zr. Ms. monitor Matador, liggende op den Biesbosch aldaar, moeten thans eenige gevallen van influenza onder de bemanning voorkomen. Mede verneemt de D. C., dat op eene fabriek aldaar zich Maandag ochtend 11 van de 30 werklieden hebben ziek gemeld. Pleiten voor een jury. Een handig advocaat kan door een enkele handige opmerking dikwijls veel succes behalen. De beroemde Engelsche advocaat Wilkens verdedigde eens een zaak n verband met een verbroken trouwbelofte. De advocaat zijner tegenpartij had een roerend tafereel opgehangen van het onrec i dat aan zijn cliente gepleegd was, eu had zijn pleidooi geëindig met de woorden z/En bedenk dat zij een wees is! urV De uitwerking daarvan was zoo, dat de meeste juryleden blijk baar reeds geneigd waren om den zoogenaamd ontrouwen min naar een zware geldboete op te leggen, toen Wilkens optrad, plechtig over zijn onberispelijk gewaad en zijn dikken buik streek en zijn deftige dupliek begon met de woorden „Mijn- heeren van de jury, ook ik ben een wees 1" Het effect was onwederstaanbaar, de leden lachten en hij won zijn proces. Een aardige tak van nijverheid. De blikken doosjes en busjes van ingelegde waren, die te Parijs elke maand bij dui zenden weggeworpen worden, leveren de grondstof voor een tak van nijverheid, die groote afmetingen heeft gekregen en waarbij al de jeugd van het land belang heeft. Dat weggeworpen blik wordt verzameld en door daarvoor geschikte machines tot blikken soldaten gestempeld, bij heele regimenten en legers, die zoo goedkoop verkocht worden, dat zij voor de armste kinderen te bekomen zijn. De fabrikant heeft er echter een aardig voor deel van, wat hij niet zou hebben, als hij nieuw materiaal gebruikte. Het zwijgen opgelegd. De bekende generaal Lee van 't Noord—Amerikaansche leger hield er veel van zijne bezoekers te plagen, zonder echter de kunst te bezitten, zijne scherts zoo in te kleeden, dat ze niet beleedigde. Op zekeren dag zit een oude Schotsche overste bij hem aan tafel, en toen na een goed gebruik van den beker de hoofden wat warm werden, zeide generaal Lee lachend tot den overste, dat deze zich niet ergeren moest, als hij met zijn „zwak" voor den dag kwam. Dat zwak was namelijk, dat hij, zoodra hij wat veel gedronken had, zich altijd over de Schotten vroolijk maakte. De overste gaf den generaal volle vrijheid; hij allerminst kon daar iets van zeggen, want zelf had hij ook eene eigen aardige gewoonte, dus stonden de partijen wellicht gelijk. „Nu", sprak de generaal, „dan kunneu wij 't elkaar gemak kelijk vergeven. Maar laat eens hooren, wat is die eigenaardigheid van u dan wel?" „Wel," antwoordde de Schot, „zoodra ik over mijn land of volk maar een enkel minder gepast woord hoor, kan ik het niet laten naar mijn stok te grijpen, en dien op de gevoeligste wijze over den rug van den spreker te leggen, net zoo lang als mijn krachten me dit toelaten, en die geven 't niet gauw op 1" Generaal Lee's spotlust scheen het spoediger op te geven, want van stonde aan was hij de beleefdheid zelve, en zijne „eigenaardigheid" uitte zich dien dag niet. Volgens de Köln. Ztg. zal Anton Rubinstein in Mei van het volgende jaar het bestuur van het Conservatorium te Peters burg nederleggen en zich uit het openbaar leven terugtrekken. De reden daarvoor zou zijn, dat Rubinstein zich in eene ver wachting teleurgesteld zag. Hij hoopte nl., dat men hem bij zijn jongste feest door een som van 1,500,000 roebels instaat zou stellen den grooten schouwburg, die hem tot uitbreiding van het conservatorium was afgestaan, te verbouwen. Deze groote som schijnt echter den Czaar te hebben afgeschrikt. Hoewel Rubinstein vast geloofde, dat zijn verzoek zou worden toegestaan, heeft hij, gelijk men weet, bij zijn jubelé niet meer dan 3000 roebels van den Czaar ontvangen. Tegen het hoesten. „Velen mijner collega's", zoo schrijft een onderwijzer in de „Preussische Lehrer-Zeitung, „zal het zeker aangenaam zijn, een specifiek middel tegen de verschillende soorten van hoest te leeren kennen. Niet alleen in mijn gezin maar ook bij mijn leerlingen is het mij gelukt, door een uitertst eenvoudig en goedkoop middel, zelfs den kinkhoest in weinige dagen te genezen. Gewoonlijk heet het bij den kinkhoest: „Hij moet zijn tijd hebben; daarentegen helpen geen geneesmiddelen." Mijn ervaring weerspreekt, intusschen die bewering. Het afdoend middel tegen hoesten is een aftreksel van haver- stroo, dat men zich zelfs in de armste hutten kan verschaffen. Men snijdt het droge en zuivere stroo van de gewone haver (Avena Sativa) tot haksel en kookt dit in een weinig water. Men verkrijgt dan een bruinachtig aftreksel, waarvan de kleur iets lichter is dan die van koffie. Voegt men er wat suiker bij, dan verliest het nat zijn flauwen smaak. De hardnekkigste hoest moet voor dit eenvoudige middeel reeds in 3 a 4 dagen wijken. Dit aftreksel heeft bovendien het voordeel boven andere geneesmiddelen, dat men het op eiken leeftijd gemakkelijk kan verdragen. Zelfs tegen strottenhoofd catarh de kwaal, die zoo dikwijls voorkomt bij de onderwijzers wordt dit middel met goed gevolg aangewend." Naar aanleiding van de opmerkingen, die wij in ons vorig no. maakten over de roestige rust waarin vele toestanden in onze vaderlandsche huishouding worden gelaten ten spot met de dringende eischen des tijds, en waarin wij ons leed wezen niet verheelden over de houding van onzen afgevaar digde, den lieer Mr. W. v. d. Kaay, in zake motie Nieuwenhuis, ontvingen wij onder dagteekening van 22 Dec. jl. van den heer Mr. W. v. d. Kaay het volgende schrijven: „Met niet geringe verbazing las ik in de Schager Courant van heden het heftig artikel over mijne stem tegen de motie van den heer Domcla Nieuwenhuys, waar de geheele liberale partij tegen stemde behalve zes leden, die meenden niet anders te kunnen doen, omdat zij het vorige jaar een motie van gelijken aard, ofschoon veel beter en duidelijker, hadden voor gesteld, waar toen ook niet meer dan zeven stemmen voor werden uitgebracht, de hunne en die van den heer Nieuwenhuys. Mij ontbreekt de tijd om zelf over dit punt te schrijven; ik mag echter aannemen dat door u genoeg belang in deze zaak wordt gesteld, om de beraadslaging eens na te lezen en daarna u nog eens af te vragen of het oordeel in de Schager Courant billijk is. De schrijver uit het artikel zegt zelf dat hij, wat ik gezegd heb alleen uit de courantenverslagen 'kent Ik zend u daartoe de bladen der Handelin Vooral wijs ik er tevens op dat reeds door v'f liberale partij, de heeren Goeman Borgesius slf? van de Kerdijk en Zaayer, een bepaald voorstel tot bek, f1 is gedaan, zoodat werkelijk de liberale partij ghetv»tWffJ zich aan te sluiten aan den heer Nieuwenhuys n°°di8 kadi klaring af te leggen en een uitspraak te doen °m een «H zelf erkend had heimelijk te hopen dat er nW 1 Waar7an hii' zou worden. "aar geluisterd Ik bedoel het voorstel tot invoering eener inkom en tot afschaffing van den accijns op het zontvan het '^9' en van de opcenten van het recht van registratie - >>atentTedi dracht van onroerend goed. We3«ns 0Ve De heer Borgesius was niet ter vergadering te maar in het vorige jaar heeft hij ook tegen een T°°rd motie van den heer Nieuwenhuys gesproken en &elij W. van d -er K In bedoelde Verhandelingen der Kamers lezen aay» w'j dan: De heer Van der Kaay: Mijnheer de Voorzitt hetgeen de vorige geachte spreker heeft opgemerkt, h weinig te zeggen; maar nu ik mij eenmaal heb latenins 1, wil ik niet geheel van het woord afzien. nJ Wat do geachte afgevaardigde uit Assen gezegd h treilt het karakter eener motie, is voor mij de 0,1 beslissende reden, om mij met de motie van den a afgevaardigde uit Schoterland niet te vereenigen. tea Wanneer wij hebben te beslissen over een bepaald der Regeering of over een amendement, dan zal ik nooit door wien is het voorgesteld? of: van wien is het"^- afkomstig. Dan hebben wij te doen met eene bepaalde z k Daarom heb ik bij voorbeeld mijne stem gegeven as l amendement, voorgesteld door den geachten spreker uit Wt land omtrent het bureau voor statistiek. Doch met eene r is het een geheel ander geval: eene motie is eene politi? daad of, mag zij geen daad heeten, dan althans eene LlifeV manoeuvre; en om gezamenlijk een dergelijken stap te doen moet er althans bestaan tusschen hem die voorstelt en hem dié i volgt eene groote mate van politiek vertrouwen, en dit - J I behoef het niet met redenen uiteen te zetten ontbreekt tier Men moet althans staan op gemeenschappelijkengrondsW; moet één doel, in hoofdzaak althans, kleine verschillen la&t ik i daar, voor oogen hebben. Alleen in zoodanig geval kan ieder i onzer zich opwerpen om leider te zijn, wanneer er eene politiek daad gepleegd moet worden, wanneer het oogenblik is gekomen voor eene politieke manoeuvre, en dan zullen de politieke I geestverwanten en vrienden, wanneer zij in zijn beleid vei- trouwen stellen, hem volgen. Maar tusschen den geachten afgevaardigde en mij, en ik geloof te kunnen zeggen tusschen hem en de geheele liberale j partij, bestaat een dergelijk gemeenschappelijk uitgangspuntA of gemeenschappelijk streven niet; tusschen ons bestaat geenj politiek vertrouwen. Integendeel, op politiek terrein, de geachte 1 afgevaardigde zal de laatste wezen om het te ontkennen, heerseht tusschen ons mistrouwenhij mistrouwt ons, en in i onze politieke beweegredenen en inzichten, onze politieke hl doelingen mistrouwt, kunnen ook wij geen vertrouwen stellei Hij kan in geen enkel opzicht ooit onze leider zijn en en! voorgaan; wij kunnen hem nooit volgen. Wat nu deze motie in 't bijzonder betreft, zij is in 't alg meen eene afkeuring; maar de heer Van der Feltz ha er reeds op gedoeld welk nut heeft het, zich te bepak- tot eene eenvoudige afkeuring, tot het uitspreken van de in klaring: dit of dat wenschen wij niet, wanneer althans niet ia worden nagegaan, wat dan door de personen, die zich tot die afkeuring vereenigen, wel wordt gewenscht? In dit geval t onze wenschen terstond uiteenloopen. Wanneer ik voor de stemde, zou de band tusschen den voorsteller en mij zoolang duren als er tijd noodig is om het woord „voor' te spreken; dadelijk daarna zou het blijken, dat wij wed eengingen. Waartoe zou zoo iets kunnen dienen Zou h strekken tot misleiding van ons zeiven en anderen?Mij de geachte afgevaardigde uit Schoterland kan het niet wen schen wij zouden beiden bedrogen uitkomen, wij zonden ons een oogenblik vereenigen in eene gemeenschappelijke afkeuring, maar dadelijk zou het blijken dat wij toch eigenlijk ge ee iets anders bedoelen en willen. Waartoe zou die vertooning, dienen ,A Op één punt, als voorbeeld, wil ik wijzen. De geac..tea°n. vaardigde heeft gezegdwat mij betreft, ik verheug mij «g lijk in het niets doen van den Minister, want daardoor de ontevredenheid gekweekt, en die wensch ik te zien joen opdat die groote storm nadere, waarvan ik alleen hei voor het vaderland. Welnu, wanneer ik voor die inotieSffeven zou ik wenschen dat de Minister De voorsteller wenscht alleen, met zoovele woord®'1 het gezegd, dat behoorlijk uitkome dat hij heeft gavaa^m zal maar hij hoopt heimelijk dat de Minister niet naar hooren. Welnu, wanneer ik mijne stem voor <hfl bracht, zou juist het tegenovergestelde het geval zol ook waarschuwen, maar in de hoop dat de Mmiste hooren en dat de ontevredenheid zou verminderen- Ziedaar tusschen ons een afgrond zóó groot, 13 voor aan kan denken dien te overschrijden om mijne^nn motie uit te brengen. Willen wij oprecht blij wen, wij geen oogenblik samengaan. 0vet Dit meende ik, althans wat mij persoonlijk e ^jen stem, die ik over de motie zal uitbrengen, in he moeten brengen. De Heer v. Routen zeide o. m.kans Zoolang nu die meerderheid bestaat, zie.jk j verandere" de richting van het beleid van onze financiën ,atjef een1? zelfs heb ik voor dezen Minister van Financien ^ug hart, want ik heb hem liever dan iemand van den heer Bahlmann. te„en den Indien nu eene motie wordt gericht enikez»n gebe nister van Financiën, en niet tegen het ha 11 gameilWer zal het gevolg wezen dat, indien misschien aan de 0 van de liberale partij met eenige van de iee jjiDist®r zijde gezeten, de motie werd aangenomen, 1 ^j^jng van worden vervangen, maar door iemand m partij/ eU meerderheid van de tegenwoordige minis er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1889 | | pagina 2