UIT DE PERS.
Gemengd J\iewvi.
haaldelijk zijn hooge ingenomenheid lucht door een daverend en
vleiend applaus. t p«m
In het door den heer Tibbe gegeven bis-nummer »LaUm-
panella van Liszt" kwam o.i. vooral zijn meesterschap op technisch
«ebied, zoowel als zijne vertolkingskracht tot haar volle recht.
Ook het bis-nummer van den heer Werner, Nocturne van
Chopin-Sarasate" was heerlijk schoon.
Mede over de toneelvoorstelling, gisterenavond door het gezel
schap van Lier gegeven, valt niets dan goeds mede te deelen.
De Trompettermajoor is een goed, geestig, vroolijk, opwekkend
en aangenaam stuk, hetwelk door de uitstekende wijze waarop
het werd uitgevoerd, allen, die het bijwoonden, in alle opzichten
voldeed.
Het gezelschap van Lier kan deze uitvoering als een spreken/ie
aanbeveling beschouwen en wij wiilen hopen, dat bij een volgend
maal haar een evengroot succes raag ten deel vallen.
Onze plaatsgenoot, de heer Joh. II. Borstlap, heeft no.
twee gestaan op de voordracht van vijf personen, in a"»mer"
king komende voor de betrekking van Kapelmeester bij het
op te richten muziekkorps der dienstdoende Schutterij te En -
huizen. In het geheel hadden zich voor deze betrekking IJ
kandidaten aangegeven. Het examen daartoe is verleden Woensdag
te Amsterdam gehouden. Benoemd is r.o. 1 van de voordracht,
de heer Carl J. Th. Franke, directeur van de Orkestvereniging
te Amsterdam.
-o- Men schrijft ons uit Haringkarspel, dato 5 Februari
Het bericht omtrent den vijftien-jarigen A. v. Z., knecht bij
den Heer K., blijft in zooverre onjuist, dat niet een ander hem,
maar dat daarentegen hij zich zelf aangerand heeft, 't Ventje,
dat nog al veel van uitgaan en pretmaken houdt, heelt zich
op de bekende, slimme wijze willen verantwoorden omtrent zeker
bedrag, f 5., dat, naar men verhaalt, moest dienen, tot 't aan-
koopen van kleeren, doch dat hij reeds op andere wijze had be
steed of nog wenschte te besteden. In ernstig verhoor genomen,
is hij evenwel spoedig door de ben gevallen. Jammer, dat hij
de politie reeds vrij wat drukte had veroorzaakt en bij zijne
ouders niet geringe ontsteltenis heeft verwekt.
Den 30 Jan. is bij den landman K. Boon Jz. teBoven-
karspel, terwijl niemand thuis was, ingebroken; na vergeefs
getracht te hebben de deur te openen, is men door een raam
binnen gekomen. Uit een kast is eene som van f 400 gestolen
de gouden hoofdsieraden liet men leggen. Verscheidene meubelen
zijn vernield. Van den dader of daders is nog geen spoor
ontdekt.
Een buitenkansje had een der reizigers, die den brand
in Café Suisse, te Amsterdam, daar logeerde, en o. a. zijn
gouden horloge niet gouden ketting, ter waarde van f 200,
verloor. Gisteren middag bij het opruimen van bet puin is het
horloge met den ketting teruggevonden. Beiden voorwerpen
waren volkomen onbeschadigd en hadden noch door de vlammen,
noch door het puin iets geleden.
Een Maandag te Amsterdam wegens diefstal van vier
paar dameslaarsjes gearresteerde letterzetter verklaarde op het
politiebureau, dat hij zich vergiftigd had. Hij werd daarop per
raderbaar naar het binnengasthuis gebracht, waar de patiënt
verklaarde voor tien centen arsenicum gekocht en daarvan een
gedeelte ingenomen te hebben. Het ingenomene werd in het
gasthuis door braking uit het lichaam verwijderd, zoodat er geen
gevaar meer bestaat. De dienstdoende arts kon echter nog niet
verzekeren dat het ingenomene werkelijk arsenicum was geweest.
Als de man werkelijk iets ingenomen heeft om zich te ver
giftigen, dan is hij ook al geen held geweest.
Marten Van Gijpie is dood. Deze Marten, eigenlijk
Timmerman geheeten, te Loosdrecht woonachtig, kon met volle
mer, jammer!"
„Nu, wie weet, mijnheer Freihöfer, ten laatste kom ik op
zekeren dag tot u en vraag u, om in uw zaak opgenomen te
worden," zeide Karla, lachende om den ijver van den ouden man.
„Dat zou mij zeer aangenaam zijn Intussehen verzoek ik uwe
toestemming, van uwe uiivinding partij te trekken en het ge
bronsde loof in den handel te mogen invoeren.
„Mijne uitvinding? Dat klinkt wel heel voornaam, mijnheer
Freiböier I"
„Het is toch de waarheid men zou misschien de zaak kun
nen verbeteren, maar het was toch uwe vinding, levend groen op
dezo wijze te gebruiken."
„Nu, dan schenk ik u deze uitvinding."
„Ik ben u daar zeer dankbaar voorSta mij toe, mejuffrouw,
dat ik u mijn naamkaartje overhandig?"
De ontmoeting met mijnheer Freihöfer had den onaangenamen
indruk van het onderhoud met gravin Hoogveld, voor Karla
een weinig uitgewischt. Het verheugde haar, zooveel waardeering
gevonden te hebben bij een in zijn vak blijkbaar zoo ervaren man.
Maar zoodra zij met mejuffrouw Zöllner in het rijtuig zat'
dacht zij wrder uitsluitend aan hetgeen de gravin had gezegd!
Daar een langer verblijf op het tentoonstellingsterrein haar on
aangenaam was, had zij niet willen luisteren naar de opmerking
van mejuffrouw Zöllner, dat zij onder weg wel door een onweder
konden worden overvallen. Werkelijk geschiedde dit laatste ook
en viel de regen in stroomen neder.
„Ongehoord voor dezen tijd van het jaar 1" merkte herhaalde
lijk mejuffrouw Zöllner op, terwijl Karla, geheel in gedachten
verdiept, voor zich uit staarde. „Wanneer het onweder maarniet
mijnheer von Koven op het kerkhof heeft overvallen," zeide me-
juffrouw Zöllccr, toen zij op Daloord' terugkwamen. Karla ging
dadelijk haar oom zoeken. Hij trad baar uit de tuindeur tegemoet
Hij droeg den hoed in de hand, zijn sterk vergrijsd haar hing
hem over de slapen, zijn kleeding droop van het water blijk
baar was hij door het onweder overvallen.
„Mijn Gcd, oom, welk een onvoorzichtigheid!" riep Karla ver
schrikt uit de handen op zijn natte schouders leggende. Waar
zijt gij toch gebleven de regen beett reeds sedert een kwartier
opgehouden gij moet reeds lang van het kerkhof terug zijn?"
„Stil kind de leiboompjes, die mijne vrouw nog zelve geplant
heelt, waren door den storm losgeiukt, ik zag daf in het voorbi
gaan en beb ze nu opgebonden. De regen heelt mij op het kerkhof
overvallen, nat was ik toch eenmaal."
Ka,la bracht hem spoedig in huis en zorgde voor hem zoo
goed zij kon. *uo
Met een droef lachje liet hij haar begaan en trachtte de hui
veringen te verbergen, welke hem nu overvielen.
WORDT VERVOLGD.
recht als een buitengewoon excentriek
Wanneer men hem zag met een zw.ir r wollen pruik
hangen, het hoofd gedekt met een eigengum ell
van buitengewone afmetingen en versierd me
een hanestaart, dan was aanstonds merkbaar, dat die man De
anders was dan ieder ander. En dat was hij.
Niettegenstaande hij een vrij aanzmnbjke ka^t^ k^amen
hij de laatste tien jaren, als een dier geleefd. Mm
de luiken of ramen zijner woning open of had hij
hulp voor de besturing zijner huishouding en het
zijner kleederen. Verdek bLthij nog een treurige ^"merkende
eigenschap. Hij scheen zich als levenstaak te hebb
op groote schaal proeven te nemen, welke der ster
het men schel ijk lichaam den laiigsten tijd achtereen
^DeTeheele apotheek is hij dan ook rond geweest van ouwe
klare af tot anijs met suiker toe. Nu eens een kan rum pe
dag en dan eene zelfde hoeveelheid dubbele anisette. R
suiker of pons, in welke volgorde kon hem met schelen, maar
gebruikt heeft hij het. Eu wanneer hij dan in een toestand
verkeerde, die volgt op het gebruik van sterken drank met
maten, dan gevoelde hij zich gedrongen, zijn hart in een go s-
dienstig lied uit storten, een gebrul zoo hevig, dat men het,
geaccompagneerd door het gehuil zijner honden, zelfs op eemgen
afstand van zijn woning hooren kou.
Alweder is te Hilversum ingebroken, ditmaal in de consisto
riekamer der herv. kerk. De dieven schenen erg op hun gemak te
zijn, althans zij hadden er het licht bij aangestoken. Van eene pook
en den sleutel der kachel word een soort hefboom gemaakt en
daarmee de kast van het orgel opengebroken, die slechts muziek
bleek te bevatten. Wat zij vonden, scheen niet het gewilde te
zijnalthans zij gingen heen, zonder iets mee te nemen. U.-D.
In het R. K. Gasthuis te Breda werden verpleegd de
tweelingszusters F. de Hoon—Van Unniken M. Pobart—Van Unnik,
geboren 30 Maart 1801. Laatstgenoemde is Zaterdag in die
inrichting overleden.
Eene vrouw Van de V. te Oenkerk (Fr.) ging turf halen
uit het tuifhok, toen zij aldaar iets schitterends op den grond
zag liggen. Zij raapte het op en het blinkende bleek een gouden
rijder te zijn (waarde f 14). De inmiddels geroepen huisgenooten
gingen nu met de vrouw aan het zoeken in de tnrfbergplaats
en vonden 30 zilveren muntstukken, 3 heele en een halve
gouden rijder.
Bij onderzoek bleek, dat deze munten, waarvan enkele het
jaartal 1610 voerden, in een balk van den zolder verborgen
geweest waren. Het afsluithoutje was vergaan en daardoor de
schat neergevallen.
Te Reuver (Limburg) is door de zusters van het gesticht
Voorschoten, te Voorburg, een terrein aangekocht, waarop een
klooster met bewaarschool zal gebouwd worden.
Bezitters van honden te Utrecht moeten elk jaar een
nieuwe penning voor f 4 zich aanschaffen, wat voor sommige
personen wel wat bezwarend is. Iemand, die dit bedrag niet
betalen kon, liet zijn hondje vrij uitloopen zonder penning, maar
met een halsbandje, waaraan een stukje papier was bevestigd,
dat de woorden bevatte
Koop voor mij maar een medailje,
'k Weet het zeker, ik beval je.
De voorbereidende klassen, die nog in Drente ten be
hoeve der rijksnormaalscholen beslaan, zullen met primo April
worden opgeheven. Te Hoogeveen en Meppel zullen de onder
wijzers der normaallessen gratis voorbereidend onderwijs blijven
geven, wijl zij het voor den goeden gang van het normaalschool-
onderwijs noodzakelijk achten. De ambitie, om voor onderwij
zer opgeleid te worden, is in Drente zoo goed als verdwenen.
Elk ander baantje, zelfs dat van veldwachter of politieagent,
is tegenwoordig voordeeliger. Eene bezoldiging f 400 of 425
'sjaars is ook geene belooning voor iemand, die na jaren lan^e
vlijtige studie, in de maatschappij treedt, om als onderwijzer der
jeugd werkzaam te zijn en zich opnieuw inspannen, boeken aan
schaffen en les nemen moet voor de hoofdakte.
Naar De Standaard en het Hangsche Dagblad vernemen
heeft de heer Keuchenius den Koning zijn ontslag gevraagd
als minister van Koloniën.
Dat verzoek is in handen gesteld van den ministerraad, om
trent wiens advies op dit oogenblik nog niets kan wórden
medegedeeld.
Het Falka-Schandaal. In Rotterdam
werd dezer dagen opgevoerd het stuk „Falka" en daarin kwam
o. a. vooreen dronken monnik.
O, gruwel, in de oogen der Rotterd. roomschenMet mijn
heer Willemse (oud-zouaaf) aan het hoofd, besloten dezen
tegen de opvoering van dat stuk te protesteeren. Men riep de
autoriteiten te hulp, doch er bleken geen termen aanwezig
voor dezen, om tusschen beiden te treden. Nu besloten de
Roomschen om de uitvoering te doen mislukken door het maken
van schandaal. Dat gaf natuurlijk in de Roomsche pers aanleiding
tot allerlei beschouwingen en de Tijd o. a., die toch zeker
wel met van onroomschheid verdacht zal worden, schreef daar
over op vrij gematigden toon:
//In plaats van te luisteren naar den raad van bezadigden
w?erW8 ?-en f rd,e le Protesteere>b door schouwburgen!
ïlwf °ïew rgellJke uitvoeringen dulden, eenvoudig te
boycotten, hebben eemge heetbloedigen verkeerdelijk gemeend
dat het protest van meer daadwerkelijken aard moest zijn".
De Maasbodezich beter Roomsch wanende, keurt de
houding van de lyi af en verzekert dat de RÓtteiïïmsche
in we£ i 6n *Van Water en melk" en een inzender
dat blad verzekert, dat het bloed van den heer Willemse
c s «nog niet zoo stroopachtig is, als het elders blijkt te zijn."
Men heeft," zoo schrijft de Maasbode verder, „ons, Katho-
lieken, beschuldigd van inconsequentie. Zeer dikwijls worden
in opera en andere toneelvoorstellingen de katholieke kerk en
en de priester of kloosterling door de schandelijkste tooneelen
gehoond en bespot. Dat heeft men geduld; tegen Falka heeft
men geprotesteerd.
,De verklaring ligt in ons groot geduld, in onzen eerbied
voor het gezag, in onze liefde voor de orde
Maar daar komt een tijd, dat men niet langer zijn wettig
protest terughouden mag, on deze was gekomen toen de N. R. ct.
in een lang artikel het gemeene stuk ontleedde en aan geheel
Rotterdam liet lezen wat in den schouwburg zou vertoond
worden Toen geschiedde het schandelijk feit niet meer in den
schouwburg maar voor het oog der geheele wereld
.Doch dit verwijt van inconsequentie kan ons, katholieken,
een les zijn. Als men van ons geduld insonsequontie maakt,
dan zal het noodig zijn te protesteeren tegen eiken aanslag, die
tegen onzen godsdienst op de planken geschiedt, en zullen de
katholieken van Rotterdam zich moeten afvragen welke wettige
middelen er kunnen gebruikt worden, om die schandalen voor
goed van het tooneel te weren.
„Wil de Loge, dat wij consequent zijn, welnu dan zouden
haar de tranen wel eens over de oogen kunnen loopen."
„Deze bedreiging van de Maasbode voert, dunkt ons", zoo
merkt nu de Amsterdammer op, „de Rotterdamsche katholieken
nog verder in een verkeerd spoor. In ons land met een
gemengde bevolking, waarvan de meerderheid protestantsch is,
zal er niet alleen op de planken, maar in allerlei soort van
vergaderingslokalen, en vooral in de kerken, heel wat te wreken
zijn, wanneer de Rotterdamsche katholieken op de wijze van
de(n) Maasbode de consequentie gaan betrachten.
De inzender in de Maasbode zegt, dat de katholieken de
operettes niet bijwonen, maar alleen nu naar Falka zijn gegaan,
om hun liefde jegens de kerk te bewijzen; welnu, op zeer
vele plaatsen voor het publiek toegankelijk, terwijl de dagbladen
verslagen van het gesprokene geven, worden heel wat ernstiger
aanvallen op het katholicisme gedaan dan op de 'planken, en
als nu door den heer Willemse c.s. over die geheele linie slay
zal worden geleverd, zouden niet alleen der Loge, maar ooi
den heetgebakerden vrienden van de(n) Maasbode //de tranen wl
eens over den oogen kunnen loopen".
Het is waar, de Maasbode heeft „een groot geduld," die>en
„eerbied voor het gezag" en „liefde voor de orde." Het uit
bakkeleien gaan in een schouwburg waar men anders niet
komt; de verzekering: „Wij wagen er een paar blauweögen,
zelfs als het moet een vechtpartij met de politie aan," doen
nu juist niet denken aan lieden, die gewoon zijn den inker-
wang toe te keeren, als zij op den rechter geslagen /orden,
en wettigt het vermoeden, dat de heer Willemse c. f. toch
nog meer van „de Orden" dan van „de orde" houdt
Wanneer de sociaal democraten eens zich op de daasbode
beriepen, om aan hun beginselen, „een paar blauwe oogen en
een kloppartij met de politie" te wagen, zouden de katholie
ken, dat ongetwijfeld zeer onaangenaam vinden. Eu indien een
blad, deze woorden gesproken door een soeiaal-demcraat, wiens
„bloed nog niet stroopachtig is" als flinke taal tyuicht, zou
de Redactie van de Maasbode misschien wel bloze van veront
waardiging en zeer tevreden zijn als de politie zo'n redacteur
bij den keel greep, om hem wat hardhandig te verwijderen.
Een Katholiek blad, dat een zijner inzenders drvrijheid geeft,
in de kolommen zijn geloofsgenooten te vernanenals de
politie u iets verbiedt, wat gij ter eere van de Kerk wenscht
te verrichten, stoort u dan daaraan niet, waagt er maar een
paar blauwe oogen aanslaat er desnoods op, zie, dat is
wel het nieuwste, wat in langen tijd in de Persis voorgekomen.
De geheimzinnig kogel. De Engelscie bisschop D.
was onlangs met zijn vrouw op de terugreis van de Yereenigde
Staten naar Londen. Het was een zoele nacht en de hitte belette
mevrouw te slapen. De bisschop ook een bisschop buigt
zich voor den vrouwelijken wil voldeed aan het bevel zijner
ega en opende een luikje; van tijd tot tijd doorkliefde een
bliksemstraal de lucht en de bisschoppelijke familie zag door
het luikje, hoe vurige slangen langs den hemel kronkelden.
Buiten het geopende venster hing een houten kogel aan eeu
koord. Waarvoor dat voorwerp moest dienen, begreep de bisschop
methij trok aan het koord, haalde den kogel naar binnen en
hing hem op aan een spijker aan den wand zijner kajuit.
liet schip schommelde en danste en de houten kogel scheen
op zich genomen te hebben, tegen den wand de maat te slaan.
Het eentoonige getik werd op den duur vervelend mevrouw
zelt werd er zenuwachtig van. Zij gaf haar echtgenoot een duw
in de lendenen en de arme bisschop strompelde weer zijn bed
uit, om den onruststoker het zwijgen op te leggen. Om voor
goed rust te genieten, trok hij nog eens aan het koord, tot
hij den kogel zoover de kajuit in kon trekken, dat hij hem
onder zijn hoofdkussen kon verstoppen.
Man en vrouw sliepen thans rustig.
Den volgenden morgen aan het ontbijt, verhaalde de bisschop
den kapitein van liet avontuur mot den ogel. De kapitein I
lachte en de bisschop lachte, want hij dacht, dat hij een zeer f;
vermakelijke geschiedenis had verhaald waarom zou anders
de kapitein zoo lachen Hoe schrikte hij echter, toen de kapitein
hem vertelde, dat de kogel, dien hij ouder zijn kussen had
gestopt het einde was van... eeu bliksemafleider.
De bisschop moest erkennen, dat een vrouw iemand toch tot i;
dwaze dingen kan verleiden en den volgenden dag liet hij, hoe
zijn ega ook klaagde over de hitte, de luiken gesloten.
Het lachen.-Een opmerker beweert, dat menschen die in I
a. lachen open, loyaal van karakter zijn, vroolijk van aard, be-|
weeg ij soms echter ook wankelmoedig en veranderlijk vanl
Humeur; het lachen in e. is een eigenschap van phlegmatieke ent
melancholische personen, kinderen cn naieve, dienstvaardige, vrees-1
acntige en onbesliste wezens lachen in i.in o. lachen is het ken-;
nier van edelmoedigheid en koenen geest: het lachen in u. is "e
eigenaardigheid van menschenhaters.